CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 23 november 1929

 

 

Van vroeger dagen 141: Van vrijen en trouwen 1

 

"Van vrijen en trouwen op 't boerenland". Zoo is de sprekende titel van een pasverschenen folkloristisch, keurig verzorgd boekwerk van den bekenden wetenschappelijk onderlegden Nederlandschen folklorist D.J. van der Ven. Daarin heeft hij zich tot taak gesteld "door enkele gebruiken in hun geografische verbreiding na te gaan en in hun folkloristische beteekenis te verklaren, de oogen van velen te openen en te richten op dit rijke studieveld, dat in Nederland nog vrijwel braak ligt". Dat hij in dit circa 200 blz. tellend boek op geen stukken na volledig is en dit ook niet tracht te zijn, verklaart hij zelf door te zeggen, dat in een aanvullend werk een afzonderlijke folkloristische behandeling verdienen "de wijze waarop de huwbare dochters en de verliefde jongelingen tot elkaar werden en worden gebracht in het Zuid-Limburgsche 'Meiliefste-kiezen', op de Drentsche najaarsmarkten en de Texelsche schapenmarkt, op den Middelburgschen Anneliesjesdag en de Lochemsche Maartekeur, het geheele verloop van ouderwetsche Twentsche 'brulfte', de rol van den Meitak en van Sinterklaas in het boersche liefdeleven, de beteekenis van kermis en schuttersfeest voor het vrijen en trouwen, de plechtige viering ten slotte van gouden en diamanten bruiloften als echte algemeene buurt-, dorps- en volksfeesten".

Daarmede zijn we het volkomen eens, want ook te Tilburg hebben bij het vrijen en trouwen in 't verleden eigenaardige gebruiken gegolden; men was ook hier verzot op spotliedjes op verliefden; men hoort ook hier die uitdrukkingen, welke geen direct gunstig oordeel over de mannen geven, als daar zijn:

     Zoolang ze vrijen zijn 't minnebroeders,

     Maar getrouwd zijn 't kruisheeren!

of:

     Is het bruidje in de schuit,

     Lief schipperke, dan is 't vrijen uit!

en:

     Zit de vogel maar in de kooi,

     Dan fluit de vogelaar minder mooi!

Zouden er zoo nou ook geen spreekwijzen zijn, die onze vrouwen in 't zonnetje zetten? Of leefden we hier voorheen in 't uitverkoren land? Dat de meisjes er gewild waren heeft de praktijk bewezen.

Een oud rijmpje beweert:

     Een Vlaminck, hoe ouder hoe loser.

     Een Zeelander, hoe ouder hoe boser.

     Een Hollander, hoe ouder hoe botter.

     Een Brabanter, hoe ouder hoe sotter.

 

't Was echter wel een eigenaardige manier om "bij de auwers over herd" te komen. De "hij" en de "zij" hadden mekaar natuurlijk reeds meerdere malen op verstolen plekjes en ongedachte momentjes gesproken, zoodat de "direct-belanghebbenden" voldoende op de hoogte waren. Maar daar kwam dan op een goeien avond "zunne vrèmde snööter eens aansteken", of bij 't boerenvolk "kwam hij eens naar 't pèrd kijken". Dat "komen aansteken" bestond in het brengen van een bezoek met een niet brandende pijp of sigaar in den mond, dat de aanleiding was om wat vuur te verzoeken. De uitverkorene wist wel, hoe laat het was, en schoof vrij of verlegen (al naar gelang aanleg en omgeving) een stoel bij, middelerwijl ietwat bevend het vlammetje overreikend. Zoodoende was de eerste stap vergemakkelijkt.

In het vrijen-verband werd onder het boerenvolk vroeger hier ook gesproken van "fatsoen betalen". Wie kan mij uitleggen, wat daaronder verstaan werd? De "Mei-boom planten" geschiedde vroeger ook wel 'n enkele maal. Hoe ging dat in z'n werk? Nog tegenwoordig wordt ieder jaar op Mei-avond te Valkenburg door de verliefde jongens een flinke Mei-boom op de stevige schouders rondgedragen, terwijl de meisjes in lachenden overmoed en dartele jonkheid den groenen top met vlaggetjes en linten sierden. In zoo'n gebruiken wil men een voorchristelijk vruchtbaarheidssymbool gesignaleerd zien.

Was de vrijtijd achter den rug en kwam het trouwen aan de beurt, dan kwam de buurtschap in actie. Er werd wat uitgelegd om kruit te koopen, en op den avond van den ondertrouw werden saluutschoten gelost met pistool of geweer, zoowel als op den trouwdag. Hiervoor moest het bruidspaar, meer speciaal de bruid, als bewijs van waardeering voor zoo'n hulde, tracteeren op sterken drank of bier. Dat zoo iets in z'n nawerking niet steeds verheffende tooneelen bood, is begrijpelijk. En even begrijpelijk is 't dat de bekende pastoor van der Lee, z.g., aan zoo'n misbruik een einde trachtte te maken. Hij ging daar tegen in, doch diegenen, welke het eerst zijn raad volgden en de tractatie achterwege lieten, moesten er toch wel wat onaangenaamheden door verduren. Dat bijv. de deuren en vensters met faecaliën of andere meststoffen besmeurd werden, was regel. Bij eenzaam gelegen boerenhuizingen zag men vaak bij zoo'n gelegenheid in den donkeren avond plots de omgeving door hellen vuurgloed verlicht, alsof alles in lichterlaaie stond. Dan was men "aan 't uitstoken": 'n hoop stroo, hooi, takken en wat verder lichtbrandbaar was, hadden buurtgenooten in groote stilte bijeengebracht en ontstoken. Zij, die binnen waren en de vlammen moesten gaan blusschen om erger te voorkomen (menigmaal waren rieten daken of hooimijt in de nabijheid), wisten dan wel, hoe laat het was. De volgende dagen werden zij er schuin op aangekeken en 't was zooiets als een smet, die daardoor op de jonggehuwden ging kleven; beslist onaangenaam in 't kleine wereldje, dat Heikant, Hasselt of Loven heette.

 

Op een Heikantschen wever is eens het volgend spotliedje gezongen:

     Ik weet, waar Han Verschuren om treurt.

     Zij heeft een huis met Tieste gehuurd.

     En nu mint hij een ander vriendin,

     Die beter is naar zijnen zin.

     En toen is Han naar Tieste gegaan.

     "Ach, Tiest, wat heb ik jou misdaan?

     Dat gij een ander mint tot den trouw.

     Ik meende te worden uw huisvrouw."

     Maar Tiest, die dacht: "Gij lochte pop!"

     En Hanneke schepte courage daarop.

     "Gij krijgt mij nooit voor uwe man.

     Ik geef er fijn de weergaai van!"

 

Op een vrijziek meisje, dat aan de Lange Pad woonde, zong men:

     Een neus als eenen dot, (bis)

     Gelijkt zij de poot van een ijzeren pot.

     Ja, ja, de poot van een ijzeren pot!

     Haar halsje leliewit, (bis)

     Gelijkt ze de kolen van den smid.

     Ja, ja, de kolen van den smid!

Zoo ging dit nog een groot aantal coupletten door. 't Is echter niet van dien aard, dat we het geheel willen weergeven.

Evenmin als van dat meiske, dat wel zeer geliefd scheen: althans zij had op een gegeven moment niet minder dan een en twintig vrijers op haar naam. Zooiets scheen de rijmlust voedsel te geven, want men hoorde op zekeren dag zingen:

     De eerste vrijer was een lange,

     Die kwam praten naar Antjes verlangen.

     De tweede was een weversklantje,

     Die droeg zijn tuitjes al in een mandje.

     De derde was een timmerman,

     Die zoo goed planken schaven kan.

     Enz.

Niet steeds bleek alzoo de liefde van duur. 't Is dan ook een sprong van het vrijen in den trouw! Zoodanig dat men dien tocht ooit volgenderwijs heeft aangeduid: De huwelijksweg loopt langs Bloemendaal en Lekkerkerk naar Kampen, Krimpen en Leiden, om in Susteren te belanden.

 

We hadden het hiervoor even over "uitstoken". Een ander gebruik, dat voor de betrokkenen evenmin aangenaam was, is nog het zg. "tafelen". Blijkens het hierboven aangeduide boekwerk zou het "zetten van de pop" in "de haai" rond Tilburg bij het tafelen ook nog steeds in zwang zijn. Zoo'n ouderwetsche tafelpartij zou als regel op Zaterdagavond gebeuren. 't Is een geloei op lampeglazen als inzet en teeken voor de boerenjongens om te komen aansjouwen met karren, wagens, kachelpijpen, emmers, hekken en palen, die in 'n minimum van tijd het huis van de(n) betafelde barricadeeren. Dan vangt een helsch spectakel aan, doordat geslagen wordt op potdeksels, emmers enz. en er worden allerlei grappen uitgehaald met potsierlijk opgetuigde poppen die als caricaturen der op deze wijze gestraften fungeeren.

Want dit gebruik is te beschouwen als uitvloeisel der oude rechtsopvattingen, waarbij de openbare meening getroffen is door 'n ongelijk dat aangedaan werd, doordat tijdens den ondertrouw een huwelijk nog afspringt. Men zou het een dorpsjustitieele tuchtiging kunnen noemen. Gelukkig is dit "tafelen" minder erg in z'n gevolgen, dan bijv. de volksgerichten, zooals die nog heden ten dage in Drenthe worden aangericht.

 

De liefde is in de folklore rijk vertegenwoordigd. Hoe kan het ook anders, waar immers de liefde 't al verwint, naar Vondel's kernspreuk. Wie mij dienaangaande iets kan mededeelen, helpt verzamelen, wat anders uit onze streek dreigt verloren en vergeten te raken. Denk bijv. eens aan goede en slechte voorteekens betrekkelijk het huwelijk; aan spreekwoorden en zegswijzen over de liefde; aan middelen, die men aanwendt om te weten, of men al dan niet bemind wordt (bloemenorakels, enz.); aan oude prentjes, die er betrekking op hebben; bijgeloof hieromtrent; samenkomsten of markten, die er mede in verband staan.

 

A.J.A.C. VAN DELFT

Tilburg, November 1929