CuBra

INHOUD VAN DELFT
HOME

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Nieuwe Tilburgsche Courant - dinsdag 3 december 1940

 

 

Van vroeger dagen: Loonen en prijzen 2

 

De loon- en prijsbedragen, in het vorige artikel vermeld, kunnen nog aangevuld worden met een aanhaling uit het jaar 1791, toen men te Tilburg in plaats van de toen "zijnde bedelvoogden en schutter, tot dienste van de Gemeente tot assistentie van de criminele Justitie en tot het weren van Landloopers, Bedelaars en Vagebonden" dorpsdienaren binnen de Heerlijkheid Tilborg wilde aanstellen. De gemelde dienaren zullen "ieder genieten een jaarlijksch tractement van honderd gulden. Daar en boven alle twee jaren een nieuw montour bestaande in een Rokcamisool, twee broeken, een hoed, twee paar kousen en twee paar schoenen. Iedere montering gerekend op f 65 - dus jaarlijks een tractement van f 132,50.

In andere landen was het al even schraal. Zoo kregen de handwevers in Bolton in 1800 een weekloon van 25 shillings, dat in 1810 teruggeloopen was tot 19 shilling 6 pence, 9 shillings in 1820 en 5 shillings 6 pence in 1830. Tegen zulke loonsverlagingen was verzet hopeloos. Blijkbaar kon de handenarbeid niet tegen den machine-arbeid concurreeren. Vaardigheid noch vlijt of volharding kon de handenarbeiders in staat stellen om op dezelfde wijze als voorheen in hun levensonderhoud te voorzien. Toch voerde een geheele generatie van handenarbeiders, vooral de handwevers, een langen, harden, wanhopigen strijd, hun inkomen aanvullend door het uitoefenen van eenigen landbouw en kleinveeteelt.

Het loonvraagstuk is niet van vandaag of gister. Belangstelling voor deze materie is allerwege telkensweer getoond. Daarom poogden we uit het verleden eens enkele loongegevens te verzamelen. Het kunstzinnige vak der typografen bijv. verschafte in 1854 aan een drukker f 5,50 per week bij een werkdag, die destijds te Goes was: des winters van 's morgens acht uur tot gemiddeld twee uur des nachts; des zomers van 's morgens vier uur tot doorgaans tien uur 's avonds, zonder betaling van overwerkloon. Rond 1900 was het drukkersweekloon f 10 tot f 11 per week bij 9½-urigen werkdag. Machinezetters, die 6000 letters per uur konden maken, zouden f 13 ontvangen. Overwerk werd 's avonds van 7 tot 10 uur betaald.

Ziehier de loonen van een volslagen drukkersgezel per uur (in centen) aangegeven over verscheidene jaren. De loonen in de middelmatige en grootere gemeenten varieerden tusschen de hierna voor de kleinere plaatsen en de hoofdstad aangegeven minima:

 

 

 Hoe een arbeider hiermede rond moest scharrelen, kan men eenigszins afleiden uit een vergelijking met de kosten van het noodzakelijk levensonderhoud uit die dagen. Die zijn echter moeilijk te verschaffen. Van een drukker, Klaas Ris, publiceerde ik vorig maal hoe hij rond 1870 een huishoudstaatje van zijn gezin, dat bestond uit man, vrouw en drie kinderen van 7 tot 10 jaar oud, had samengesteld. Ris verdiende zes gulden per week plus vrije woning en vrij brandstof. (Deze gegevens zijn ontleend aan "De oudste vakbond van ons land" door F. v.d. Wal.)

Hoe de prijzen der levensmiddelen sedert varieerden, is eenigermate op te maken uit een advertentie, die de Tilburgsche bekende kruideniers- en grutterswarenhandel S.B. Dames per 11 Juni 1914 in de plaatselijke pers stelde. Daaruit diepte ik op:

   - Koffie per pond 44 tot 64 cent, al naar de kwaliteit.

   - Thee 12 tot 20 cent per ons.

   - Suiker 23 tot 28 cent per pond.

   - Meel 7 tot 10 cent per pond.

   - Grutten 9 tot 12 cent per pond.

   - Bloem 7 tot 10 cent per pond, roggebloem 6 cent.

   - Rijst 5½ tot 9 cent per pond.

   - Gort 6 tot 12 cent per pond.

   - Havermout 9 cent per pond.

   - Vermicelli 12 tot 16 cent per pond.

Bij beschikking van den minister van Landbouw, Nijverheid en Handel, werd met ingang van 1 Aug. 1918 de prijs van een pakje lucifers vastgesteld op 26 cent en 3 ct. per doosje.

Ik wil mij niet aan een vergelijking met het oogenblik wagen, want al mag officieel van prijsopdrijving geen sprake zijn, de huisvrouwen jammeren, dat de kosten van het levensonderhoud met den dag stijgen! Wel is het interessant na te speuren, hoe de loonen zich tegenover die kosten in 1914 verhielden. Welnu, toen in 1914 voor de uitvoering der nood-steunregeling Treub te Tilburg een norm voor uitkeering bij werkloosheid moest worden vastgesteld, werd als normaal loon voor de wevers f 12 per week aangenomen en voor de andere textielarbeiders f 10,50.

In overleg met deskundigen werd toen eveneens voor de voornaamste hier voorkomende bedrijven een normaal aantal weekuren vastgesteld, en wel: voor de textielarbeiders 69 uren, voor de handlederbewerkers 52 uren, voor de machinale lederbewerkers 60 uren, voor de metaalbewerkers 66 uren, voor de timmerlieden en metselaars 63 uren, voor de tabaksbewerkers 60 uren en voor de typografen 57 uren.

Of er in korten tijd veel veranderen kan, nietwaar? Dat is nu goed vijf en twintig jaar geleden, en in dien tijd heeft men niet alleen de 48-urige werkweek als regel gekend en er mee vertrouwd geweest, doch we hoorden alreeds den 6-urigen werkdag bepleiten. Toen dachten we, dat dra luilekkerland daar zou zijn, en we op den rug liggend de gebraden kapuinen zouden genieten. We waanden ons op den weg naar den heilstaat van het volkomen geluk? Jammer, dat we nu weer eenerzijds werkweken van 60, 70 en nog veel meer uren hooren maken, terwijl anderen nog maar amper 24 uren betaalde arbeid verrichten kunnen... En van een welgeordend loonpeil is daarbij soms ook al geen sprake meer. Dit is sociale achterultgang.

 

A.J.A.C. VAN DELFT