CUBRA

Goijaart van Dijk

Herinneringen aan de verhalen van zijn vader


 

Bernard van Dijk, verhalenverteller

 

Mijn vader, de Tilburgse journalist Bernard van Dijk, is nu al weer drie jaar geleden overleden. Hij mocht graag verhalen vertellen en hij deed dat dan ook met veel plezier, zowel professioneel als privé, meestal onder het genot van een of meerdere glazen wijn. De meeste privéverhalen gingen over hoe het vroeger was en zij stonden bol van persoonlijke herinneringen. Sommige daarvan zijn te lezen op de Cubra-website.

 

Ik mis mijn vader niet. Hij was een nogal op zichzelf gerichte persoon die moeite had om op een persoonlijke, emotionele basis met zijn naasten om te gaan. Zijn alcoholisme heeft daar zeker niet bij geholpen. In de laatste jaren van zijn leven was hij zondermeer een onaangenaam persoon, lijdend aan een combinatie van Alzheimer en Korsakoff. Hij was boos op alles, vloekte en sloeg, maar hij kon nog steeds zo nu en dan prachtige verhalen vertellen. Wat ik wel mis zijn die verhalen.

 

Als je met mijn vader op pad was, dan wist hij altijd wel iets interessants te vertellen. Was het geen direct aan de locatie gerelateerde anekdote, dan was het wel een losse herinnering die bij hem opkwam of een taalkundige opmerking over de naam van de locatie of een persoon. Heel vaak praatte hij ook over de bomen, planten en bloemen die we tegenkwamen, meestal compleet met de Latijnse naam. Mijn vader had tuinderij gestudeerd aan de landbouwschool en hij had als bloemist gewerkt. Zijn eigen tuintje zag er altijd piekfijn uit. Zijn expertise beschouwde ik als vanzelfsprekend. Enkele maanden voor zijn dood biechtte hij op dat hij die Latijnse namen vaak zelf verzon, omdat er toch maar weinig mensen waren die hem tegen zouden kunnen spreken.

 

In dat licht wil ik graag een paar stapjes in de voetsporen van mijn vader zetten door u enkele verhalen voor te schotelen waarin mijn vader zelf een rol speelde. Als journalist bij achtereenvolgens ‘De krant van Arts’, Het Nieuwsblad van het Zuiden, Het Nieuwsblad en het Brabants Dagblad was hij vaak niet meer dan de objectieve observant; hij speelde geen rol in de gebeurtenissen waarvan hij verslag deed. Maar soms had hij wel degelijk invloed op wat er gebeurde. De ene keer was dat omdat hij als journalist een zekere macht had in de beeldvorming over een bepaald onderwerp, de andere keer omdat hij er bewust voor koos actie te ondernemen in een kwestie. Met de Latijnse bloemennamen in mijn achterhoofd, laat ik het waarheidsgehalte van deze verhalen in het midden.

 

Blaakboerderij

Toen in de zeventiger jaren in de gemeenteraad van Tilburg gepraat werd over het ontwikkelen van het gebied ‘De Blaak’ tot luxe woonwijk, deed mijn vader voor de krant verslag van de raadsvergaderingen. Zoals de gewoonte is bij dit soort dingen, zit de journalist gewoon op de publieke tribune te luisteren naar wat er gezegd wordt. Achteraf is er dan altijd een wat meer informele bijeenkomst, waar raadsleden wat verder praten over de vergadering en waar journalisten vragen kunnen stellen.

 

Het was mijn vader opgevallen dat er over De Blaak gesproken werd alsof er niets anders was dan leeg landbouwgebied en een enkel bosje. Na afloop van de raadsvergadering sprak hij dan ook de verantwoordelijke wethouder aan: “Weten jullie dat er een prachtige boerderij in De Blaak staat?” De wethouder reageerde verbaasd. “Het is een pand uit het begin van deze eeuw, dat uniek is in Brabant, vanwege de gekozen vakwerkarchitectuur.” De wethouder wist van niks en riep enkele raadsleden en ambtenaren erbij voor de zekerheid. Niemand wist van het bestaan van de Blaakboerderij. “Ik zal hem jullie wel aanwijzen”, zei mijn vader. Zo gebeurde het dat enkele dagen later een delegatie van wethouders, raadsleden en ambtenaren op de fiets naar de Blaak ging, om vervolgens door mijn vader bestookt te worden met feitjes over de boerderij en met de urgentie van het behoud van de boerderij. Verontwaardigd dat niemand iets wist over zo’n fraai stuk erfgoed, besloot de gemeenteraad om de plannen aan te laten passen. Tegenwoordig is de ‘Hofstede De Blaak’ een unieke horecalocatie, die er, volgens mijn vader althans, zonder hem niet meer geweest zou zijn.

 

Norbertijnenpoortje

Iets soortgelijks gebeurde toen mijn vader weer eens een wandeling maakte door het door hem zo geliefde Goirke. Hij was opgegroeid in de aanpalende wijk Theresia, maar zijn vader had een drankenwinkel en een enorme tuin op het Goirke, pal tegenover de kerk. Naast de pastorie ligt het zogenaamde Norbertijnenpoortje, een overblijfsel van de eerdere pastorie uit 1718, die wat verder naar achteren lag. Dit poortje stond er in 1984 in erbarmelijke staat bij. Mijn vader trok zich dit erg aan. Als fanatiek doe-het-zelver leek het hem een fluitje van een cent om het gebouwtje te restaureren. Hoe moeilijk kon het zijn om wat geld bij elkaar te verzamelen en aan het werk te gaan?

 

Toch leek het hem verstandiger om alleen over het poortje te schrijven, in plaats van er zelf mee aan de slag te gaan. “Journalisten moeten op de achtergrond blijven”, zei hij. Hij benaderde dan ook een aantal mensen in zijn netwerk om het lobbywerk te gaan doen, onder andere Miet van Puijenbroek. Er werd een stichting opgericht die het uiteindelijk voor elkaar kreeg het poortgebouwtje te laten restaureren. Mijn vader maakte er geen deel van uit, maar bemoeide zich wel met alles wat de Stichting deed. Ik kan me nog herinneren hoe gestresst mijn vader was rondom de financiële problemen die deze stichting doormaakte, met name rondom de bronzen legpenning (ontworpen door Niel Steenbergen) die meer kostte dan hij opleverde. Decennia later was hij nog steeds lichtjes verbolgen dat zijn naam nooit in verband met het poortje genoemd werd, maar ik denk dat hij destijds blij was dat hij er niet direct bij betrokken was.

 

Spijt

Mijn vader had meer dingen die hem speetten of waar hij met licht wrok op terugkeek omdat hij vond dat hij niet gewaardeerd werd voor zijn bijdragen. Hij zei dat hij mede het initiatief genomen had voor de tentoonstelling ‘Hart van Brabant’ in 1959, in het Leijpark, ter gelegenheid van het 150-jarige bestaan van de stad. Dat er voor die tentoonstelling een tijdelijke voetgangersbrug moest komen over de Ringbaan Zuid was geheel zijn idee, zei hij, omdat er anders ongelukken zouden gebeuren met oversteken.

 

Het ‘Grôot Dikteej van de Tilburgse Taol’ was naar zijn zeggen ook zijn oorspronkelijke idee. Hij zou ook dicteeteksten geschreven hebben en voorgelezen. Hij was erg kritisch op hoe er door de Stichting Tilburgse Taol met het Tilburgs werd omgegaan. Dikwijls was hij het niet eens met de gebruikte spellingswijze of uitspraak van bepaalde woorden. Zijn vriendschap met voormalig collega en mede Tilburg-schrijver Paul Spapens kwam hierdoor onder druk te staan.

 

Mijn vader ontwikkelde enkele rubrieken in de krant, die tegenwoordig in een licht veranderde vorm, nog steeds bestaan. De rubriek Weerzien bijvoorbeeld, waarin de lezers om inlichtingen over oude foto’s gevraagd wordt, was zijn geesteskind onder de naam ‘Blik in het verleden’. Hij schreef maandenlang hele pagina’s vol over Peerke Donders’ zaligverklaring, vanuit Paramaribo en Rome. Zonder mijn vader’s enthousiasme destijds, was Peerke nooit zo’n goed uithangbord voor Tilburg geworden als dat hij nu is, zo claimde hij.

 

De meeste spijt had mijn vader echter over zijn destijds erg populaire rubriek ‘De Stadswandelaar’. In deze korte columns, beschreef mijn vader niet alleen de wandeling die hij deed, maar ook alle trivia die hij wist over willekeurig wat hij tegenkwam onderweg. Deze rubriek was mijn vader ten voeten uit: wandelen door en vertellen over zijn geliefde Tilburg. Hij was goed en wel een paar weken bezig met die rubriek toen hij last kreeg van een slijmbeursontsteking in zijn heup, waardoor hij niet meer kon lopen. Ik ben nog een aantal keren, heel voorzichtig rijdend, met hem op pad geweest in de auto, zodat hij toch nog aan zijn rubriek kon werken. Maar het publiek begon het te merken, zei hij, dat hij niet niet meer kon wandelen en toen is hij met zijn rubriek gestopt.

 

Hij is na enkele maanden ziek thuis geweest te zijn, vervroegd met pensioen gegaan op zijn 60e. De negentien jaar daarna heeft hij, vanuit de hoek van de bank waar hij altijd zat met een krant of een boek en een kop koffie of een glas wijn, nog eindeloos verhalen verteld vanuit zijn geheugen, tot dit hem in de steek begon te laten en hij telkens alleen nog maar dezelfde verhalen kon vertellen. Op 6 mei 2014 overleed Bernard van Dijk, in de leeftijd van 79 jaar.