INHOUD BERRY VAN OUDHEUSDEN
HOME
 BEELDENDE KUNST
FOTOGRAFIE
AUTEURS
SPECIAAL

Berry van Oudheusden

'De hel.

 

We hangen al een paar dagen rond het zwembad van het huisje in Spanje, af en toe nemen we een plons maar voor de rest vervelen Marcel en ik ons stierlijk. Het plaatsje waar we zijn is in geen enkel opzicht een toeristenoord; geen kroegen of discotheken, geen feesten en geen lekkere wijven. Na een week of wat hebben we het dus eigenlijk wel gezien daar aan de Costa Blanca, en ook Marcel’s ouders kunnen niets meer bedenken om het ons naar de zin te maken.

‘Waar hebben jullie dan zin in’, vraagt Marcel’s vader met een nogal geïrriteerde klank in zijn stem. Wij komen niet verder dan het loom ophalen van onze schouders, waarbij ik zeker weet dat ook mijn vriend het idee van de feesten en de lekkere wijven niet durft uit te spreken. Dus besluiten we maar weer om door het dorp te wandelen, afgestroopte slangenhuiden te zoeken en stenen in de zee te keilen. Voor mij is het helemaal een en al ellende want Marcel kant het alleen maar over zijn vriendinnetje hebben die hij in Nederland moest achterlaten. We besluiten daarom daar op het strand om in plaats van na drie weken weer na twee weken met de trein terug naar Nederland te gaan.

Op een ochtend komt Marcel’s moeder met een lumineus voorstel. Enkele kilometers verderop is een familiecamping (met dochters?) en daar organiseren ze dagelijks activiteiten, zoals tafeltenniswedstrijden, strandspelen en speurtochten. We zijn niet meer te houden en zitten binnen no time achter in de auto. Maar de dag is nog vroeg, dus stelt pa voor om eerst te gaan lunchen in het nabijgelegen restaurant. Ook dat vinden wij een goed idee, in de wetenschap dat er dan sangria en garnalen op tafel komen en dat het de enige tent in de omgeving is waar ook lekkere muziek wordt gedraaid.

De lunch is een waar feest omdat Marcel’s ouders ons ook toestaan om een cerveza te drinken en we mogen zelfs een sigaret opsteken. Pablo’s muziek lijkt op deze middag nog vrolijker dan voorheen, en daar aan tafel zingen we zelfs mee met Julio Iglesias. En Pablo ondersteunt onze pret om de volumeknop nog eens flink open te draaien en het tweede biertje voor zijn rekening te nemen. Ondertussen fantaseren we hardop over de camping waar we zo meteen naar toe gaan.

Maar zo tegen het einde van de lunch stopt de muziek plotsklaps, sterker nog het is ineens muisstil in het restaurant. Als we richting de bar kijken, zien we Pablo met gebogen hoofd over de toog hangen, terwijl een man met een fototoestel om zijn nek een voor ons onverstaanbaar verhaal ophangt. Dat verhaal is in elk geval van dien aard dat Pablo een stoel pakt en daar moedeloos op neerploft. De man met het fototoestel merkt nu onze verbaasde blikken op, komt naar onze tafel en begint in gebroken Engels te vertellen.

‘Wat er precies aan de hand is weet ik niet, maar een uur of wat geleden is er een enorme brand uitgebroken op de camping en er zijn een paar honderd doden. Ze zeggen dat een tankauto van de weg is afgereden en dat daar de zaak ontploft is’. Hij vertelt ook dat hij van de plaatselijke krant is maar dat hij door de politie op enkele kilometers van de camping werd tegengehouden. Hij gaat nu weer een poging wagen en beent het restaurant uit.

De stilte aan onze tafel is oorverdovend. Ik zie ons allemaal denken: een uur of wat geleden? Marcel merkt dan helemaal overbodig op dat wij daar dus tussen hadden gezeten als we niet eerst iets waren gaan eten. Waarbij zijn moeder onmiddellijk in een hevig snikken uitbarst. We gaan terug naar het huisje.

De lokale krant is de volgende dag nog vaag, maar twee dagen later overduidelijk: tankwagen vol met benzine is op onverklaarbare wijze van de weg geraakt, de camping opgereden en daar ontploft. In een kettingreactie zijn alle gasflessen bij de caravans en tenten ontploft en moet er een vuurzee van meer dan duizend graden zijn ontstaan. Zelfs de mensen die de zee in waren gevlucht konden niet aan de hel ontkomen. Er zijn ruim tweehonderd doden, waarvan de meeste niet meer geïdentificeerd konden worden.

In 1978 was, behalve de telefoon en het telegram, luchtpost de snelste manier om een teken van leven te geven. Die brief vond ik een tijdje geleden terug toen ik een verhuisdoos aan het legen was. De brief is gericht aan mijn moeder, en ik vertel daarin op een wat luchtige toon dat ze zich geen zorgen hoeft te maken en dat de campingbrand op een grote afstand van ons heeft plaatsgevonden. Dat we het erg naar ons zin hebben, elke dag in zee zwemmen en al veel vrienden hebben gemaakt. Het is hier een paradijsje. Wat ik natuurlijk had verzwegen was dat de reistijd tussen hemel en hel maar zo’n anderhalf uur bedraagt.

 


De ravage na de ontploffing op camping Los Alfaques aan de Costa Dorada op 11 juli 1978.