INHOUD BERRY VAN OUDHEUSDEN
HOME
 BEELDENDE KUNST
FOTOGRAFIE
AUTEURS
SPECIAAL

 

Berry van Oudheusden

'Rampjaar 1980.

 

We zijn allemaal zo’n 15 of 16 jaar maar Marcel is de enige jongen uit de klas die zich al moet scheren. Soms doet ie dat expres niet, want hij weet maar al te goed dat alle meisjes dan een keer over zijn stoppelbaard willen wrijven. Maar dat maakt eigenlijk geen moer uit want anders willen ze wel over zijn gitzwarte haren aaien of aan zijn gulp voelen. Marcel is zo’n jongen waar de meisjes niet van af kunnen blijven, en het liefst zouden ze allemaal verkering met hem willen. Als Marcel in de buurt is maken de andere jongens geen schijn van kans. Marcel is nummer één!
Ik ben zijn beste vriend, en omdat alle meisjes toch al rond hem heen hangen, ben ik qua verkeringen ook vaak nummer twee. Als er geen meisjes in de buurt zijn dan geldt die ranglijst niet zo. Dan is het zijn Tomos tegen mijn Kreidler en als die vijfbak van mij het niet laat afweten, ben ik meestal nummer één op ons Bredaseweg-circuit van de watertoren tot aan het kerkhof.
In de klas is hij weer wel nummer één als het gaat om rijke ouders. Dat is niet vreemd, want mijn vader is invalide, en de andere vaders zijn allemaal boeren, vrachtwagenchauffeurs of iets anders onbeduidends. Marcel en ik zijn als straf voor ons onaangepaste gedrag halverwege het jaar overgeplaatst naar een zo geheten ‘buitenklas’, met jongens en meisjes uit Riel, Middelbeers en Lage Mierde. Ik ben de enige uit Tilburg en Marcel woont in Oisterwijk. Kinderen uit Oisterwijk zijn allemaal nummer één, want hun ouders hebben kasten van huizen en nog een huis in Spanje of Frankrijk.
Marcel’s platencollectie staat ook op nummer één want hij heeft zowat alles van Santana, Pink Floyd, Deep Purple en The Doors. Ik blijf vaak bij hem logeren en dan zingen we keihard mee met ‘She’s not there’ en ‘Light my fire’. En ik moet het eerlijk bekennen; Marcel zingt beter dan ik. Alleen ‘Child in time’ gaat mij qua hoogte iets beter af.
Hij is ook de eerste die hasj van de oudere jongens durft uit te proberen, en bij het kiezen van de hockeyteams wordt hij altijd als eerste gekozen. Marcel is dan ook de enige uit onze buitenklas die op hockey zit, de rest op voetbal. Maar voetbal is niet populair bij de gymleraren op Odulphus, en als het geen hockey is dan wordt het vaak volleybal. Dat kunnen we geen van allen.
Marcel is de eerste die met echte westernlaarzen en een echte Afghaanse jas naar school komt. Ook dat is niet vreemd want hij heeft verkering met het meisje van de oosterse kledingwinkel, het mooiste meisje van onze school.
Gek genoeg is Marcel nooit echt vrolijk. Zijn ogen staan altijd een beetje naar binnen gericht en lachen is bij hem nooit meer dan het breed optrekken van zijn volle lippen tot aan die kuiltjes in zijn stoppelwangen. Het is alsof die platencollectie, die meisjes en de winst die hij maakt bij het toepen of zwikken hem nauwelijks interesseren. Hij haalt gewoonweg zijn schouders op, want het overkomt hem, omdat het leven hem toelacht, en harder lachen dan het leven zelf is onmogelijk.
Het lijken zo wat filosofische bespiegelingen, maar ik heb echt, toen al, zo naar hem gekeken. Als ik bij hem achter op de Tomos zat omdat mijn Kreidler het liet afweten, dan dacht ik dit soort dingen, door de koude nacht van de disco in Retie naar huis, of van La Cabane richting de Spoel. Ik was jaloers. Maar ik weet niet precies waarop. Want wat ik als geluk zag was voor hem schijnbaar zoiets als de zon. Die schijnt nu eenmaal en that’s it! Bovendien liet ie mij in zijn zon delen. Ik mocht mee naar het vakantiehuis in Spanje, ik mocht de verhalen aanhoren van zijn vrijpartijen en ik was erbij toen hij de nieuwste elpee van Pink Floyd kocht.
Toch zou ik Marcel een beetje uit het oog verliezen, al tijdens de laatste jaren op Odulphus. Hij en ik kregen andere vrienden, ik had zelf al een aardige platencollectie en bovendien zaten er ook al wat haartjes op mijn kin. De meisjes waren geen probleem meer want ik kreeg verkering en zoiets duurde toen minstens een half jaar. De jaloezie verdween, zoals de jaren verdwenen.
Op een dag in 1980 staan we met een clubje in café Extase en Marcel zou ook komen, maar hij komt niet opdagen. Zoiets gebeurt wel vaker, want het is nog de tijd dat ‘afspraak’ niet zo streng klinkt. ‘Ach, hij zal wel bij La Cabane zijn blijven hangen’. ‘Nee, die smeerlap heeft weer een wijf aan de haak geslagen’. Maar John heeft het hoogste woord: ‘Volgens mij is ie met Ivo en Gerard naar Antwerpen, want daar hebben ze geilere tenten dan de Blue Note.
Op de dag daarna in 1980, sta ik toevallig voor het raam van het eerste huis waar ik op kamers woon. In de verte komt een grijs groepje aanlopen, en ik herken Peter, Gerard en Ivo, de nieuwe vrienden van Marcel. Als ze dichterbij komen zien ze mij ook voor het raam staan, en op dat zelfde moment buigen ze het hoofd, alsof het afgesproken is. De wallen onder hun ogen raken hun schoenen. Het is vreemd, maar op dat moment weet ik al genoeg.
Een week later staan we in het huis van Marcel’s ouders en zijn vader komt ons de hand schudden, met de vraag wie de kist wil dragen. Ik haak onmiddellijk af want ik ben nu eenmaal niet zo sterk in dat soort dingen. Maar er zijn genoeg vrijwilligers, met zelfs degene die hem vermoord heeft. Tja, dat dacht ik toen. Want wie gaat er nou met zijn zatte kop achter het stuur zitten om van Antwerpen naar Tilburg te rijden, om te eindigen tegen een boom, waarbij Marcel uit de auto werd geslingerd?
Onlangs stond ik nog bij zijn graf. Ik dacht, tja jongen, ook wat dit betreft ben jij nummer één. En vervolgens gleed mijn blik over de steen, met zijn naam, het geboortejaar 1960, en het rampjaar 1980.