Dienstbaarheid in vroeger tijden

Cees Prinsen

 

Begrippen als: gehechtheid aan de zaak; verantwoordelijkheidsgevoel en een goed ontwikkeld arbeidsethos worden tegenwoordig anders gewaardeerd en ingevuld dan vroeger. Het lijkt ver terug te gaan als ik denk aan de jaren ’40 / ‘50 toen er bij ons thuis op de boerderij een ‘meske’ werkte. Veertien jaar was Dina toen ze op ‘half mért’ 1944 ingehuurd werd als meid voor dag en nacht met kost en inwoning. Want inderdaad; hoewel ze maar 3 kilometertjes van thuis af was; ze bleef slapen. Slapen op een ander werd dat genoemd. Een vreemde uitdrukking.

En denk nou niet mensen, dat ze werd ingehuurd voor het grote geld. Big money was andere koek. Haar jaarhuur (van half maart 1944 tot en met half maart 1945) was zegge en schrijven F 50.- ! (Meiden en knechten werden hier per half maart ingehuurd). Toch had dit bedrag niks te maken met slavernij, knechting of onderdrukking; begrippen die rooie rakkers zo graag naar voren brengen alsof in elk dienstverband afgeknepen werd. Bedenk wel, dat onze boerderij een gemiddelde Midden-Brabantse was. Dus een gemengd bedrijf met koeien, varkens, kippen, een Gelderse vos en wat jongvee. Nog niet eens zó verschillend van de boerderij bij Dina thuis. Die jaarhuur van 50 harde guldens werd in twee termijnen door Dina thuis braaf afgegeven. Op die manier kwamen veel kleine Brabantse kleinere boeren tot een zekere welstand, omdat hun arbeidspotentieel elders te gelde werd gemaakt. Op 15 augustus, Maria ten Hemel Opneming, werd aan Dina al gevraagd of ze het volgende jaar wilde verder dienen. Als ze dan "ja" zegde, kreeg ze als arbeidscontract, als symbolische zekerheid, de huurpenning; een rijksdaalder. "Een fèftiger’ zoals ons oma zei. Vreemd eigenlijk. Die zogenaamde godspenning, die driepenning, die meepenning, werd bij een van de eerste arbeidswetten in 1908 al afgeschaft. Tóch bleef deze traditie van het geven van de huurpenning hier tot in de jaren ’50 nog bestaan. Men stond er op. Al waren de meiden die voor kost en inwoning nog gingen dienen, te tellen. En Dina had recht van spreken, want tot haar 28ste jaar bleef ze trouw en met toewijding ons huishouden dienen. Veertien jaren lang. In haar laatste dienstjaar, 1958, beurde ze F 575.-. Nog geen topsalaris, maar Dina was er tevreden mee. Sterker nog: ze "was blij dat ze unne goeie post ha gevonden." Inderdaad, dat was véél belangrijker dan een paar tientjes méér verdienen in de grote stad met al zijn onbekendheden. "Grote stad, grote gevaren" werd gezegd en volgens sommigen lagen daar ontucht,zedeloosheid en verval op de loer! Let wel: toen Dina werd ingehuurd was het nog oorlog. Hoe lang zou die nog kunnen duren? Er leek geen eind aan te komen. Nee, dan liever dicht bij moederke.

Vooral met ‘ons moeder’ kon ze reusachtig opschieten. Tegenwoordig zouden we spreken van een ‘gouden team’, al heb ik die term thuis nooit opgevangen. Ze werd nagenoeg als een eigen dochter behandeld. Maar laten we elkaar geen mietje noemen; er moest keihard gewerkt worden met de seizoenen mee.

Toen Dina als jong meidje kwam, was het gezinnetje nog klein: onze pa, ons moeder, Ceesje en Dina. Maar: De kinderen kwamen van God en papa en mama mochten een beetje meehelpen. (Zo lezen we in oude boekjes). Oók bij ons hebben papa en mama een beetje meegeholpen kan ik wel zeggen. Uiteindelijk kwamen er 8 kinderen zodat Dina heel wat werk te verstouwen kreeg. Maar nooit en te nimmer heb ik haar horen klagen. Never gepikeerd of driftig. Die eigenschap kreeg ze zeker van mijn moeder aangeleerd. Mijn moeder werd zelf in de jaren ’30 intensief voorbereid op haar toekomst. Op de Landbouwhuishoudschool in Lierop. Daar op de ‘Boerinnenkostschool’ werd haar degelijk onderricht gegeven voor later als vrouw en boerin; als moeder van een huisgezin. Mijn moeder was haar tijd vooruit en gaf zelf het goede voorbeeld. Neem van mij aan dat ze Dina goed instrueerde. Want het mag duidelijk wezen dat Dina bij aanvang nog een meisje was dat alles nog moest leren. Al wist een jong ding toen, méér van aanpakken in het gezin dan de Madonnatypjes van nu. Uitzonderingen daargelaten.

Dina volgde op onze kosten cursussen voor het praktische leven.

Alles voor later, LATER.

Titels als:

De slacht op de boerderij;

Tegen de Zedenverwildering ten Plattelande;

Naaien en verstellen;

Rooms-Katholiek leven thuis;

De moestuin en het wecken der groenten;

Het boek voor verloofden en jonggehuwden;

Moeder worden als de tijd daar is,

zeggen genoeg.

Wel valt op, dat de cursussen steeds nuttig zijn. Geen flauwekul zoals: pergamano, Japanse filosofie, theezakjes vouwen of bloemschikken. Dina kon die ‘dahliassen" zó wel in de vaas krijgen!

 

Alles diende één thema als opgang naar één allesomvattend levensdoel:

Meisje, vrouw en moeder worden.

 

 

Cees A.M. Prinsen

"Op ’t Loo"

Groot Loo 1

5081 BK Hilvarenbeek

013.505.6480

www.meidenkist.nl

prinsenvd@tiscali.nl