INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 19 juni 1953

 

 

Gezel vond een lelijk beeldje

 

Wie Den Bosch zegt, denkt meteen aan de St. Jan en aan de Zoete Moeder, de Lieve Vrouw van Brabant. Van 5 tot 12 Juli a.s. komt de Brabantse hoofdstad dan ook in verband hiermede in het middelpunt van de belangstelling te staan. Dan immers wordt er het Groot Diocesaan Maria-Congres gehouden, waarvan Z. Em. J. Kardinaal van Roey, Aartsbisschop van Mechelen, en Z.H. Exc. Mgr. W. Mutsaerts, Bisschop van 's-Hertogenbosch, het beschermheerschap aanvaard hebben. Het is dit jaar honderd jaren geleden, dat het Wonderbeeld van de Zoete Moeder weer op haar oude plaats terugkwam, in de Kathedraal, de St. Jan. En in verband daarmee willen wij iets verhalen van de geschiedenis van dat beeld, waarover de oude kronieken nog verhalen en wat in het Congresboekje staat opgetekend.

 

Rond de in aanbouw zijnde Kathedraal van Den Bosch wilde een gezel op een koude Januaridag in 1380 in een bouwloods een vuurtje aanleggen. Hij zocht naar houtafval en ontdekte tussen de rommel een lelijk en beschimmeld eikenhouten beeld. De gezel vermoedde niet, dat het voorwerp een Mariabeeld was en bovendien ontbrak het Jezuskind. Op het moment, dat de man het beeld met een bijl aan stukken wilde slaan, kwam de bouwmeester de loods binnen. De meester vroeg de gezel of deze wel wist, dat hij aanstalten maakte om een Mariabeeld te verwoesten. De man schrok en betoonde zijn spijt voor zijn onnadenkendheid. Om eerherstel te geven bracht de gezel het verguisde beeld enige tijd later binnen de St. Jan, waar men druk doende was met de versiering van het H. Graf voor Witte Donderdag. Niettegenstaande de vele protesten zette de gezel het beeld tussen de bloemen neer. Toen op Goede Vrijdag de versiering werd weggehaald, bekommerde zich niemand om dit oude en lelijke beeld. Het bleef staan waar het door de gezel was neergezet, totdat iemand, die door de kroniekschrijver met broeder Wouter wordt aangeduid, zich over het vergeten beeld ontfermde. Hij gaf het een plaatsje in een der zijkapellen achter het hoogaltaar, vanwaar het beeld verschillende malen door nagenoeg de hele kerk verhuisde. Inmiddels had broeder Wouter het Jezuskindje gevonden en op de linkerarm van Maria bevestigd.

 

Verschijningen

In de zomer van 1381 achtte de Zoete Moeder het ogenblik gekomen om Haar bedoelingen kenbaar te maken. Zij verscheen 's nachts aan een vrouw, die met Haar beeld had gespot. In de herfst van genoemd jaar geschiedde het eerste wonder. Van toen af kreeg het beeld een plaats in het doophuis, de huidige Mariakapel, welke in 1268 was gebouwd en tot 1446 nog als doopkapel werd gebruikt. Hier geschiedden zoveel wonderbare gebedsverhoringen, dat de Zoete Moeder duizenden pelgrims tot zich trok. In een mirakelboek, waarvan een handschrift nog bewaard wordt, staan 480 van deze wonderbare gebedsverhoringen opgetekend, welke tussen 1382 en 1387 geschiedden.

Tot aan de inname van de stad 's-Hertogenbosch op 14 September 1629 door de Stedendwinger Prins Frederik Hendrik trokken duizenden onder wie vorstelijke en andere vooraanstaande personen vol vertrouwen naar de Zoete Moeder. Hoe groot het vertrouwen van de Bosschenaars was in de Zoete Moeder blijkt onder meer hieruit, dat de documenten, waarop de privilegiën stonden vermeld, en de handvesten van de stad in de Mariakapel werden bewaard als erkenning van de Zoete Moeder als Patrones en Beschermvrouwe van de stad.

 

Met beeld op reis

Toen de soldaten van de Stedendwinger hun vernielzucht in de St. Jan gingen botvieren, heeft een tweetal Bosschenaars het Wonderbeeld bij bisschop Ophovius in veiligheid gebracht. De bisschop stuurde het beeld door naar juffrouw Anna van Hambroek, die destijds aan de Oude Dieze woonde. Ook hier was het beeld niet veilig en met toestemming van de bisschop reisde juffrouw Hambroek met het beeld in een kist verborgen naar Antwerpen. Op verzoek van de Landvoogdes Isabella werd het Wonderbeeld naar Brussel gebracht, waar het tot 1853 verbleef in de St. Jacobskerk op Koudenberg. Na een bezoek aan 's-Hertogenbosch schonk keizer Napoleon in 1810 de St. Jan terug aan de katholieke eredienst en van toen af stelde men pogingen in het werk het Wonderbeeld terug te krijgen. Het is aan de vasthoudendheid van mgr. J. Zwijsen te danken, dat in 1853 op de feestdag van St. Jan het beeld naar de kathedrale basiliek kon terugkeren - in het jaar van het herstel der bisschoppelijke hiërarchie in Nederland.