INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

De Spiritusdrinkers

 

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - dinsdag 26 juli 1927

 

 

Spiritusmannen

 

Dat de zware jeneveraccijns het spiritusdrinken bevordert, kan men in Tilburg ontwaren aan de Leij en elders. Er zijn "spiritusmannen" bij publiek en jeugd aldus bekend en aan ons schoon "rivierke" is een keet waar het spiritusdrinken tot de huiselijke gewoonte behoort. De liefhebbers dezer delicatesse zetten de flesch met het moordend vocht in de zon om het van de kleur te ontdoen en verkwikken zich dan naar hartelust. Oorspronkelijk werd de spiritus in roggebrood gekookt om den minder frischen bijsmaak te doen verdwijnen. Daarbij verdween echter ook de alcohol. Men kwam toen tot de bijvoeging van elixer, maar dat werd te duur. Thans is men geoefend in den spiritus sec.

 

Niet echter Tilburg alleen kent de spiritusvergiftiging. In de Prov. Bossche Courant stond een bericht over de "Nomaden- en Spiritusplaag" in de mijnstreek. Het luidt als volgt en spreekt voor zichzelf.

"De mijnstreek mag zich 'verheugen' in de aanwezigheid van rondreizend volk, dat de allures aanneemt van het Nomadenras bij uitstek: de rasechte Zigeuners. Het is of dat volkje Zuid-Limburg beschouwt als het landje van melk en honing. Wie er woont, weet beter. Het is er allesbehalve een dorado, al wordt er een behoorlijke eenigszins gemeubileerde boterham door het gros der massa verdiend.

Om tot het landloopersvolk terug te keeren: De menschen bivakkeeren in de openlucht, bedelen overdag en koken "ins Blauen hinein" hun potje. Zoo gebeurde het dat een groepje dezer menschen, nadat ze hun boven het kampvuur bereid diner hadden weggewerkt, een likeurtje gebruikten, bestaande uit spiritus, vermengd met lauw suikerwater. Twee der 'geheelonthouders' geraakten al spoedig in een hoera- en daarna in een delirium-tremens-stemming. Zij waren het mikpunt van den spot en het vermaak hunner nog bij hun positieven zijnde kameraden, die de 'pret' voltooiden door hun makkers met schoencrème te polychromeeren. Een passeerend persoon maakte aan het jammerlijke bal masqué een einde, en laadde hen op zijn wagen en deponeerde de heeren op het politiebureau."

 

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - woensdag 27 juli 1927

 

 

Ergerlijke toestanden onder de rook van Tilburg

 

Gedegenereerde typen

 

Over de Spiritusmannen, waarover wij gisteren een en ander mededeelden, schrijft een onzer medewerkers, die in ons bericht aanleiding vond om ter plaatse persoonlijk een onderzoek te gaan instellen, ons nadere bijzonderheden. Onder het ietwat sensationeele, maar niet minder juist de toestanden qualificeerend hoofd schrijft deze medewerker:

Met de Brockway tot aan de Ley op Broekhoven en dan wandelende langs de Ley naar de Hoeven treffen we wel een van de mooiste wandelplekjes aan waaraan Tilburg nu juist niet zoo heel rijk is. Een mooie kronkelende sintelweg, over zijn geheele lengte aan de eene zijde door een moerasachtige uitgestrektheid afgebakend, waaruit slanke canada's opschieten, die zorgvuldig in rechte lijnen geplaatst het menschenwerk karakteriseeren en een voor den stadsbewoner prettig aandoende tegenstelling vormen met het aan hunne voeten in wildernis opschietend rietveld en wat de weeke bodem aan de Flora verder te bieden heeft, slechts schaars afgewisseld door enkele in cultuur gebrachte weidevelden. Aan de andere zijde de frissche Leystroom, snel kabbelend over een door het heldere water - nog niet door het Tilburgsche fabriekswater verontreinigd - zichtbaren geelachtigen bodem, hier en daar een vischje schugtig wegschietend voor den rustverstoorder, die niettemin herwaarts is gekomen om te trachten deze heerlijke landelijke omgeving te bevrijden van mensch-onteerende tooneelen, zooals die zich reeds enkele jaren ter plaatse voordoen en waarvan het ons onbegrijpelijk voorkomt, dat die ongestoord voortgang kunnen vinden tot schande voor de stad binnen welker gebied zoo iets toelaatbaar schijnt, althans door de Politioneele Overheid geduld moet worden. Wij doelen hier op de aanwezigheid van de zg. Spiritusmannen.

Even voor het aan iederen Tilburger vroeger welbekende café De Snoek ligt nog steeds de bekende boom die de beide oevers van het kleine stroompje verbindt en waarover wij als kinderen reeds waaghalzend balanceerden. En dan het oude witte bruggetje, dat den weg tusschen de oude Ververij en Café De Snoek, loopende van den Driehuizendijk naar de Groenstraat, verbindt. Duidelijk hoort men daar nog het geratel der fabrieksmachines der Firma Pieter van Dooren en voor zich uit ontwaart men ver over de vette groene weiden de torens van de Kerken van Broekhoven, Heike en Heuvel en daar tusschenin de hooge fabrieksschoorsteenen der Industrieele ondernemingen uit de buurt van Kanaal en Beekschendijk. Men heeft daar een zeer fraai stadsbeeld en terwijl men geniet van de mooie natuur, de zeldzaam fraaie en hooge wilgen en canada's, de dichte rietvelden op moerassigen bodem, vertoeft men toch in letterlijken zin onder den rook der stadsschoorsteenen. Het is op deze idyllische plek, dat de Spiritusmannen, deze ongelukkige dégénérés, hun tent hebben opgeslagen tegen een houtmijt.

Uit de verte hadden wij reeds bemerkt, dat hier vandalen aan het werk waren geweest. Op een stuk weidegrond, waarop het onkruid welig tiert en de distel en brandnetel een meter hoog is opgeschoten, vlak over het bruggetje, begrensd door de Ley en aan de andere zijde door een blauwloop, een stukje terrein waar vieze afval, van alle mogelijke en onmogelijke ingrediënten, als ketels, potten, blikken, papier, steenpuin, zakken enz. enfin alles wat op een gemeentelijke mestvaalt thuishoort, is gedeponeerd, bevinden zich twee hooge houtmijten van mutserd. Daarvoor een kleinere hoop dennenhout uit de bosschen bijeengegaard. Voor, tegen en onder een der houtmijten is het hol aangebracht, afgedekt door wat bij elkaar gescharrelde rommel, alles bijeen woonplaats biedende aan een bende werkloozen, varieerende in getal van 8 tot 12 personen, allen mannen in de kracht van hun leven, waarvan de oudste wellicht geen 55 is, doch de 80 lijkt te zijn gepasseerd, zooals de jongste, misschien 25 jaar, een veertiger lijkt. Enkele oud-Indischmannen, allen burgers uit Tilburg, vogels van diverse pluimage, waarvan verschillende namen voorkomen in de notulen van den Tilburgschen Voogdijraad en allen dit met elkaar gemeen, dat zij alle beschaving hebben den rug toegekeerd en verslaafd zijn aan den drank.

Kwasie starende in de Ley, mijn vriend en ik, zagen wij een vijftal mannen uit het hol te voorschijn komen. Op handen en voeten komen zij onder een linnenbaal uitgekropen. Wij hadden gelegenheid ze meer van nabij te beschouwen. Gezichten waarop eene min of meer blauw-paarsche schijn, doffe en toch bijzonder glanzende oogen met bloed doorloopen, stemmen schor en gebroken, de gezichten met ruwe stoppelbaarden en dit alles nog slechts de uiterlijke kenteekenen van verwaarloosd drankzuchtige individuen. Terwijl wij daar stonden, kwamen er nog een zestal achterelkaar loopend vanuit de richting der Groenstraat en gezamenlijk passeerden zij ons over het bruggetje en verdwenen zij langzaam in de richting van Broekhoven. Meer van nabij hebben wij toen het hol bezichtigd, echter niet van binnen, want het interieur laat zich raden als men kennis gemaakt heeft met deszelfs menschelijke bewoners, hun leven en hunne kleedij. De andere bewoners, die wij daar konden vermoeden, daarop waren wij eerlijk gezegd niet gesteld. Misschien is de Gemeentelijke Geneeskundige Dienst beter gewapend tegen besmetting, maar wij pasten er voor. Het is een afschuwelijk tooneel, en wij vragen ons af of de overheid geen middelen kan vinden om hieraan paal en perk te stellen.

Veel behoefden wij niet te vragen aan de landbouwers die aan het oogsten waren of aan de kinderen, die daar in de buurt korenbloemen zochten in de tarwevelden, men diende zich vanzelf aan. "Mijnheer," zei ons een landbouwer, "'t is wel raak hè, en het mooiste is, dat ge van de troep nog geen lid kunt worden als ge wilt, want de meesten die zich aanmelden, zijn voor dit slag menschen nog niet laag genoeg gevallen." Wij vroegen of de menschen lastig waren, waarop onze zegsman antwoordde, dat zij niemand kwaad deden, alleen vroegen zij de voorbijgangers nu en dan geld, dat zij aanstonds omzetten in sterken drank. Dat ging dan zoo. Men haalde een liter spiritus voor dertig cent bij een drogist op Broekhoven; die spiritus werd dan vermengd met water en daaruit een soort drank gedistilleerd. Vaak zelfs werd die bewerking niet eens toegepast en gooide men de spiritus in een emmer met water, waaruit men dan met kommetjes de drank leegslurpte.

Een paar kinderen daar in de buurt wonende vroegen ons of de heeren ook reeds naar den Driehuizendijk waren geweest, daar lag namelijk sinds geruimen tijd een lid van de troep, op de moerassige grond, onder wat takken en hooi, een man van vijftig jaar, zooals de jongen zei, reeds geruimen tijd ziek en die geregeld door zijn makkers verpleegd wordt. Een vrouw vertelde ons, dat het hoogst zelden was, dat er ook vrouwvolk aan het hol kwam, doch zij kon natuurlijk niet mededeelen wat er in de nachten op en om die plek grond geschiedde. De vorige week op het veld werkzaam zijnde, had de bende een ganschen dag van den morgen tot den avond op een zelfde plek gelegen aan den berm van den weg en aldoor liggen zingen en drinken, terwijl men luidop ketelmuziek maakte. Allengs in den avond was het geluid verstomd en lagen des morgen alle mannen in de vroegte stomdronken langs de Groenstraat aan den openbaren weg.

"Wat zijn ze nu aan het doen en waar gaan ze heen?" vroegen wij aan een paar maaiers achter De Snoek werkzaam op het veld. "Vermoedelijk zijn ze nu in de buurt aan het bedelen," zei een der maaiers, "want ze eten niets dan brood en gaan dagelijks naar de Trappisten waar hun wat brood wordt overhandigd (1). Verder eten zij niets en leven blijkbaar in een soort droomtoestand voort. Dat duurt nu reeds drie jaar. Bij slecht weer kruipen zij onder de houtmijt en bij mooi weer overnachten zij eenvoudig in het veld of in de in aanbouw zijnde woningen in de omgeving. Als ze niet zingen, hoort men ze niet. Zij praten zelfs niet veel onder elkaar en slenteren wezenloos, heel of half dronken langs 's Heeren weg." "Enfin," zei de man die ons inlichtte, "ik behoef het u niet te zeggen. Ieder kind hier in de buurt noemt hen de 'Spiritusmannen' en kent de mannen met hun vaak typische bijnamen stuk voor stuk."

Des Zondags komen vele wandelaars expresselijk naar de Spiritusmannen afgezakt en er wordt vaak zooveel bijeengebedeld dat gedurende de eerste dagen der week de troep in constante abnormale doezeltoestand verkeert, maar het draait er op uit, vertelde men ons, dat ze indien dit nog jaren blijft duren waanzinnig zullen worden en dan kan men nog allerlei gekke dingen daar verwachten. Diefstal wordt door hen niet gepleegd, althans voor zoover men daar weet en ondervindt. Wel is een der vorige jaren, toen de bende zich nog de moeite getroostte eten te koken, bij een groentenkweeker voor een bedrag van f 60,- aan snijboonen gekaapt. Op bittere wijze deelde ons een vrouw, thuisbehoorende aan den Beekschendijk, mede, dat de Spiritusmannen nog vaak brood werd toegevoerd door mannen, die in ruil daarvoor zichzelf aan het spiritusdrinken overgaven. Toen wij huiswaarts wilden keeren, kwam een als bedelaar gekleed man bij de hout- en mutserdstapel aan. Hij riep een wachtwoord om te hooren of er in het hol menschelijke bewoners aanwezig waren en toen zulks niet het geval was, ging hij de troep achterna, blijkbaar wetende waar deze zoude te vinden zijn, doch voor ons onbekend waarheen.

Wij zijn ontsteld huiswaarts gekeerd en kunnen de verzekering geven, dat wij nog veel meer vernomen, gezien en gehoord hebben doch ongeschikt achten om hier ter plaatse te vermelden en al moge het waar zijn, dat de omwonenden, zooals zij het uitdrukken, "niet al te veel last" van deze menschen hebben, vragen wij ons toch nogmaals af of in deze niet de Overheid een taak heeft te vervullen en of het toelaatbaar is, dat deze moreel reeds verloren personen, welke deels van hunne vrouwen gescheiden leven en wier kinderen vermoedelijk hetzij in gestichten zijn opgenomen hetzij onverzorgd in voor hun schadelijke milieus verkeeren, deels nog ver beneden het gewone type van landloopers zijn en welke bezig zijn zichzelf stelselmatig lichamelijk te vergiftigen, niet op de een of andere wijze door de Liefdadigheid moeten worden geholpen en gereclasseerd. Moge schrijver dezes door bovenstaande regelen aan het publiek toe te vertrouwen daartoe den eersten stoot hebben gegeven.

 

1. Dit is sinds eenigen tijd, naar wij vernamen, niet meer het geval. (Red.)

 

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - maandag 1 augustus 1927

 

 

De Spiritusmannen uit hun hol verdreven

 

De beschrijving door een onzer medewerkers jl. Woensdag in ons blad gegeven van het leven en gedrag van een dozijn mannen aan den rand van het riviertje de Ley, nabij het café De Snoek, is niet zonder uitwerking gebleven. Bedoelde medewerker schrijft ons nl.:

 

Het verhaal in uw blad van jl. Woensdag is door verschillende bladen in Nederland weergegeven soms met een voor Tilburg weinig eervol commentaar. Donderdagavond trokken honderden nieuwsgierigen langs Broekhoven en Hoevenscheweg naar het geheimzinnige oord en op een gegeven oogenblik zagen wij een file van 12 auto's tegenover het zg. hol der Spiritusmannen gestationeerd. Er was geen doorkomen aan en terwijl enkele der ongelukkige mannen, de meeste zeer bekenden der Justitie en allen van Tilburgsche families, voordrachten hielden, liedjes zongen en de meest onzinnige voorstellingen gaven, o.a. de nabootsing van een Kantongerechtszitting waarbij de gestrafte als straf zijn beurt om met de spiritusflesch kennis te maken moest laten voorbijgaan, werd door anderen betrekkelijk veel gecollecteerd met het gevolg dat aankoop van de vergiftige dranken weer voor de volgende dagen was verzekerd.

Want bij al de ellende die deze beklagenswaardige wezens hebben te onderstaan, is nog meer te betreuren, dat door misplaatste liefdadigheid en niet juist begrepen medelijdensgevoel verschillenden zich lieten verleiden het kwaad door gaven te sanctioneeren. Men begreep blijkbaar niet, dat ons geschrijf op de eerste plaats beoogde aan den ongewenschten toestand een eind te maken terwille van de beklagenswaardige individuen zelf en al is vleiend wellicht te zien dat onze uitgebreide Tilburgsche lezerskring en de invloed van ons blad oorzaak waren dat in enkele dagen tijd duizenden naar het hol van de Spiritusmannen zijn gaan kijken, allerminst lag in de bedoeling daardoor eene ondersteuning en bestendiging van den toestand in het leven te roepen. Intusschen hebben wij met ons schrijven reeds dit daadwerkelijke goede resultaat verkregen, dat de bende jl. Zaterdag is verdreven en zeer goede kans bestaat, dat de oprichting van een nieuw hol door eene combinatie van mannen uit hun gezin vertrokken en ronddolend in voortdurende toestand van beneveling zoo al niet tot de onmogelijkheden zal gaan behooren, dan toch niet meer bestendigd zal worden.

Vrijdagavond was het er nog zeer druk en ook Zaterdagmiddag en gisteren maakten zeer velen zich op om naar de plek te gaan waar vorige week nog sedert jaren de bende 'n vaste verblijfplaats had, doch die sedert Zaterdagnamiddag is opgeruimd. Toen heeft nl. de eigenaar van den grond verblijf ontzegd en is met behulp der politie het hol afgebroken. Zij die daarna kwamen kijken, zagen niets dan op den grond ter plaatse waar het hol zich bevond een hoop rommel liggen, bestaande uit wat lompen, stukken van loopers en tapijten en op den grond het hooi waarop de mannen hun nachtrust doorbrachten of hun roes uitsliepen. Een misselijken stank hield de nog talrijke nieuwsgierigen op een afstand. Eenmaal verdreven hebben de Spiritusmannen hun wijk genomen in de richting van het Groenewoud, doch een vaste verblijfplaats ontbreekt hun thans.

Wij kunnen mededeelen, dat de politie machteloos stond tegen de gewraakte toestanden. Geen enkele wetsbepaling toch verbiedt te doen wat deze menschen deden. Aan landlooperij maakte men zich niet schuldig en eene verordening die de politie kon te hulp roepen bestaat niet en zal er ook moeilijk in kunnen voorzien. De zich noemende "vader der Spiritusmannen", een 50-jarige versleten grijsaard die voortdurend een Maleisch wartaaltje spreekt en daardoor zijn verblijf in Indië verraadt, moge al verzekeren, dat men zijn "kinderen" niet kan storen, thans nu de bende een dreigende houding gaat aannemen, zullen zij spoedig aan het kortste eind trekken, hetgeen reeds een der mannen ondervond die wegens een overtreding achter slot en grendel is gezet, eene betere plaats in elk geval dan onder de lompen en het ongedierte van het hol met den aankleve van dien.

 

Van andere zijde meldt men ons nog:

De Spiritusmannen hebben hun tenten elders opgeslagen. Naar aanleiding onzer berichten van vorige week trokken talrijke nieuwsgierigen den kant van de Ley op. Dat dit de Spiritusmannen niet onaangenaam was, laat zich begrijpen en eveneens dat dit gevolgen had, die met de strekking onzer berichten al zeer weinig strookten. Het bleek immers al spoedig, dat de toestand er, van den kant der Spiritusmannen bezien, te beter op werd. Zij trachtten grapjes te maken en collecteerden er lustig op los.

Zaterdagmorgen evenwel kregen zij bezoek van den Commissaris van Politie, die zich persoonlijk van den toestand op de hoogte kwam stellen. Deze visite kwam hun waarschijnlijk van wat te officieele zijde en het gevolg was, dat de Spiritusmannen den kant van de Beeksche bergen optrokken. Doch hier verbleven zij slechts kort. De belangstelling die hier de politie voor hen aan den dag legde werd hun spoedig te lastig. Voor het loopen over verboden terrein maakte de politie tegen een tiental van hen, dus tegen ongeveer allen, proces-verbaal op en verder nog tegen één hunner proces-verbaal wegens schennis der openbare eerbaarheid. Kort daarop hebben zij de Beeksche bergen verlaten en Tilburgsch grondgebied den rug toekeerend, zijn zij naar de gemeente Goirle afgezakt.