INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 16 augustus 1956

 

 

Toen onze stad nog dorps was

 

Het gildeleven in Tilburg 1

 

Vroeger kwam men enthousiaster en vaker "los" dan tegenwoordig

 

 

Een optocht, die de aandacht boeide

In 't verleden kwamen die in onze goede stad heel wat vaker en enthousiaster voor dan tegenwoordig. En toch was 't niet alleen een vrolijk maar ook interessant gezicht dat bonte gildeleven in zijn verschillende aspecten te zien en mee te leven. We zullen er weer eens een in 't geheugen terugroepen, dat Tilburg 36 jaar geleden 'n paar dagen fleur en kleur gaf.

In juni 1920 vierde het gilde van St. Dionysius feest en bij die gelegenheid zag men hier de Brabantse gilden in edele wedijver elkaar bekampen in vreedzame strijd. De pijlen van de hand- en voetboog flitsten hoog de lucht in naar de kleine vogels op de lange schietmasten en de floberts en geweren knetterden met onafgebroken slag. Voor hen, die vergeten zijn, dat in de landelijke eenvoud zoveel poëtisch schoon verborgen ligt, zullen die gildefeesten een openbaring geweest zijn. Er was de tweede dag een optocht der gilden en dat defilé der aloude schutterijen met hun vendels en standaarden, hun zilverbehangen schutterskoningen en -keizers, de slaande trommen en historische schiettuigen, boeide 't oog en verwarmde 't hart. 't Was een schone schets van Brabants volksleven, een filmbeeld uit vervlogen jaren vol bonte opsmuk en ongekunstelde zwier van 't gemoedelijke platteland, dat de voortijd herleven deed in een onafzienbare stoet van standaardrijders, kolveniers en boogschutters.

De hoogbejaarde, nog levende dr. G. Kusters was de voorzitter van het ijverige feestcomité, dat op deze manier opnieuw aan de stadsmensen liet zien, hoe schoon dit alles was. De jury voor de optocht bestond uit de heren jhr. mr. Sasse van Ysselt, dr. P.C. de Brouwer, J.J.J. van Oudenhoven, H. van Dooren, J. van Rijzewijk, Aug. van Os en Jan van Delft. De twee laatsten als kunstschilders om geen bont allerlei doch een kunstzinnige toets aan het geheel te schenken. Zij waren met hun helpers dagenlang in touw geweest om alles op te sporen, wat er nog aan eigendommelijke Brabantse cultuur op dit terrein was overgebleven. Emiel Hullebroek had 't ze al voorgezongen: "De gilde viert, de gilde juicht!" Hier werd dit schitterend uitgebeeld.

 

De folkloristische optocht

Het Piusplein zag met het geglinster van koperen muziekinstrumenten al die bonte wemeling met belangstelling aan - hier werd de feeststoet opgesteld. Banieren met verzilverde spitsen glansden in de blakerende zon, gedragen door gildebroeders in schilderachtige dracht. Echte Rembrandt-typen met breed bepluimde mutsen en hoeden. Feestkarren en -wagens reden aan totdat rond twaalf uur de stoet optrok, voorafgegaan door marechaussees. Het muziekcorps van het tweede regiment huzaren bracht er de stemming in.

Een bord met het opschrift: "Brabant kennen is Brabant liefhebben" ging de feestvierende gild St. Dionysius vooraf, die gevolgd werd door een schitterende wagen met jonge schutters, voorstellend "'t Gilde der toekomst", waarop een bruidjeswagen van St. Dionysius de eerste groep sloot.

De talrijke groepen, die volgden, waren verdeeld naar de kwartieren, die men oudtijds in Brabant onderscheidde. Ieder kwartier werd voorafgegaan door zijn eigen wapenschild. Eerst het kwartier Oisterwijk met de gilden uit de dorpen Berkel-Enschot, Esch, Haaren (drie), Helvoirt (twee), Hilvarenbeek (drie), Moergestel (twee), Nieuwkuik, Oisterwijk, Tilburg, Udenhout (vier). De groep werd gesloten door het muziekkorps "Opwaarts" der R.K. Werkliedenvereniging.

De volgende afdeling gaf een blik op Brabantse volksfeesten. Het waren de dragers van nieuwjaarskoeken, een kar met "Onnozele kinderen" en sterrezingers van Driekoningen, die het in Brabant nog levende "Driekoningenlied" zongen: "Hier treden wij, Heere, met onze sterre, Wij zoeken Heer Jezus, wij hadden Hem gerre." Dan jongens met de rommelpot voor het vastenaovondfeest; knapen met palmpaas en palmtakjes, die op Palmzondag aan de hoeken der korenvelden geplant worden; takkebossen voor de Meivuren; Meitakken om ze op de eerste mei te steken op huizen, waar huwbare meiskes wonen.

 

De metworst

"De Rozenhoed", een grote kroon van rozen en groen, waaronder kinderen dansten, ging de ruitervereniging "De metworst" uit Boxmeer vooraf, die het gebruik in ere houdt een wedren uit te schrijven om een ellenlange metworst. De aloude traditie wil te Boxmeer, dat die verreden wordt op Vastelavond-maandagochtend voor 10 uur in het Vortumse veld. In de grauwe schemering van de februarimorgen verzamelen zich daar dan rond de hoeve "De Bruidegom" te Vortum de leden der illustere vereniging. De eerstaankomende is "Koning" en winnaar van de zonderlingste prijzen die er in Nederland wel uitgeloofd zullen worden. Hij toch ontvangt dan allereerst de metworst. Maar geen gewone, doch eentje, die op z'n minst zeven ellen lang dient te zijn. Voorts het voorrecht om twee zware roggebroden als triomfteken mee te nemen, benevens 'n halve varkenskop, terwijl zijn kameraden hem onder 't plechtig zingen van het "Wilhelmus" op een bierton heffen, waarvan de inhoud op de worstmaaltijd geconsumeerd wordt. Dit unieke stel sloot deze afdeling.

Toen kwam een groep gilden uit het kwartier Peelland, waarna een groep de "Brabantse bedrijven uit vroeger dagen" voorstelde. Het waren de scharensliep, de stoelenmatter, de schoen- en klompenmaker, de "bieman" en de boer met de ossenkar.

 

"Tafelaars"

Het kwartier Kempenland droeg daarop zijn kleurige vendels voorbij uit Best, Meerveldhoven, Oirschot (twee), Reusel, Stratum, Strijp, Veldhoven, Woensel, Wintelre en een groep ketelmuzikanten of "tafelaars". Ook weer 'n folkloristisch gebruik uit ouwe tijd. De muziek der harmonie "Excelsior" wist het oor beter te strelen. Het kwartier Maasland was vertegenwoordigd door het Gild van Nuland, terwijl deze groep werd gesloten door de Brabantse hoogkar, waarop frisse deerntjes zaten uit de Meierij in hun historische klederdracht.

Het kwartier der Baronie van Breda volgde daarop: niet minder dan achttien gilden. De harmonie "L'Echo des Montagnes" hield er de feeststemming in. Dan kwamen nog het Land van Heusden, het Land van Cuyk, het Hollandse gedeelte van Brabant en ten slotte Limburg, afgesloten door "Orpheus" te midden van 'n groep boeren in eigen kledij. Kleurig en levendig.

Een laatste en zeer merkwaardig kijkje uit het Brabantse volksleven gaf een goed verzorgde "Brabantse overtrek". De versierde kar met het verhuizend boerengezin voorop. Boven de kar een grote papieren kroon en groenguirlandes met een reuzenpeperkoek. Karren met huisraad, koren en landbouwgerief volgden en dan de jonge boerinnen met de "opgepoetste" koeien, lustig zingende:

     Op den Heuvel willen we nie wonen,

     Want daar zijn de wijven te kaad;

     Maar op de Hoeven willen we wonen,

     Want daar zijn ze goed van aard.

     Koei! Koei!

 

Defilé

Op het stadhuis had ontvangst door B. en W. plaats met genodigden. Daar defileerden de gilden voor de vertegenwoordiger der Landsvrouwe. Daar roffelden de trommen en wentelden hun vlaggen. Daar klonk een luid hoera! Voor het jubilerende St. Dionysius, dat aftrok naar het feestterrein aan de Hoevenseweg, waar dr. Kusters een welkomstrede uitsprak om vervolgens over te gaan tot de wedstrijden in het standaardrijden, het vendelzwaaien, het trommelen en roffelen. Oude Brabantse klompendansen werden uitgevoerd, volksspelen gehouden, oude liederen gezongen en ten slotte werden de prijzen uitgereikt aan de overwinnaars in de kamp op geweer en boog. Al met al was 't een groots gildefestijn geweest met bonte pracht en veel jolijt. Men vergeet niet licht de stoere vendelzwaaiers in het weids saluut der zwenkende vanen.

 

(Wordt vervolgd)

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 30 augustus 1956

 

 

Toen Tilburg nog dorps was

 

De tijd van het oude gildeleven 2

 

Het vendelen was reeds in de Middeleeuwen een geliefde kunst

 

Feest van "de guld"

 

 

Vorig maal stonden we uitvoerig stil bij de schuttersfeesten, die in juni 1920 te Tilburg gevierd zijn bij een jubilee van "de guld" St. Dionysius. We lieten dat gebeuren nog eens aan ons geestesoog voorbijtrekken met de schone sport, die een langdurige oefening eist, naast behendigheid en vaardigheid ook ritmisch gevoel vragende, fraai en stijlvol beoefend in het vendelzwaaien. 't Is een eeuwenoude sport - of beter gezegd het is een kunst - die tijdens de oorlog 1914-1918 dreigde verloren te gaan in de vervlakking, die de mobilisatiejaren overal in het kleurige, fleurige volksleven brachten, doch gelukkig is zij blijven voortbestaan. Men stelt er een eer in goed te kunnen vendelen. Het vaanzwenken, waarbij soms op de maat van de muziek de vanen gezwenkt worden om hals, lenden en enkels, zó, dat zelfs met geen tipje van het dundoek de grond geraakt mag worden, is een eerbetoon, dat oorspronkelijk plaats had voor de geestelijkheid op de grote dag van een plechtige ommegang. Reeds in de Middeleeuwen was dit spel geliefd en geprezen. We kunnen het zo goed verklaren, hoe de Vughtse kunstschilder Reinier Pijnenburg, die reeds vaker zo'n kleurrijk tafereel aan zijn palet wist te onttoveren, aangezocht werd door het roemruchte St. Catharinagilde aldaar om het portret te schilderen van de gildekoning R. Geurts. Het gemeentebestuur bood dit in maart 1956 aan het gilde in bruikleen aan.

Ge weet wat het koningschieten betekent, nietwaar? In Noord-Brabant zowel als in de Achterhoek en de Over-Betuwe wordt een uit wortelhout vervaardigde vogel of houten klos op de schietstang gezet en wie de vogel afschiet is er de koning van "het guld".

Voor Tilburg herinneren we ons nog levendig de heer H.A. Tooten, hoofdman van het St. Dionysiusgilde. Te zijner ere werd in 1925 een feestelijke herdenking gevierd van zijn vijftigjarig lidmaatschap (1875-1925). Op zondag 11 oct. 1925 had 's morgens te elf uur een feestelijke bijeenkomst der gildebroeders plaats in het gildehuis, toen café Devenijns op de Heuvel. Om half twaalf werd de jubilaris aan zijn woning afgehaald door de erevoorzitter Piet Smits en de oudraden, gevolgd door bestuur en leden. Bij aankomst in 't gildehuis werd de erewijn aangeboden en een gouden herinneringsmedaille, alsmede een geschenk der leden en een van de donateurs. Daags daarna was er 's avonds om zeven uur een groot feestbal, waar de ouderwetse dansen weer terdege opgeld deden. Op zondag 18 oct. 1925 had 's middags te één uur 'n grote prijsverschieting plaats op de wipvogel en de vaste vogel. Om zes uur werd de prijsuitreiking gehouden waarbij het - zoals steeds - onder het genot van 'n goed glas trappistenbier uitgelaten vrolijk toeging.

 

Sinds 1665...

- Mogen we de notitie in het reglement van dit scherpschuttersgezelschap van St. Dionysius geloven, dan is het opgericht in 1655, hoewel pas in 1920 het 250-jarig bestaan herdacht werd met opgemelde schuttersfeesten. (Dit is begrijpelijk, omdat we in 1915 te midden van de eerste wereldoorlog leefden.)

- Zo'n gilde is aan strenge regelen gebonden. (In 'n vervolgartikel zullen we een en ander aan 't reglement ontlenen.) Op St. Dionysiusdag, 9 october, is de feestdag van het gilde. Dan wordt een H. Mis voor de overleden gildebroeders opgedragen.

- 's Maandags van de kermisweek heeft om de drie jaar het koningschieten plaats. 's Morgens worden de leden bij tromgeroffel gewekt door de tamboer van het gezelschap. Vroeger werd dan des middags een kermisbal gegeven, waarop de dames der leden zelf hun suiker moesten meebrengen om in het bier te doen.

- Vóór de heer H.A. Tooten is jarenlang hoofdman der gilde geweest de heer Gerardus Meelis, gehuwd met A.C. Blaisse, die te Tilburg geboren was op 25 aug. 1815 en aldaar overleden op 24 aug. 1893. Zijn bidprentje vermeldt zijn hoofdmanschap als eretitel. Hij was de oprichter van het destijds zo bekende koninklijke modemagazijn Meelis, waar nu "C. en A." gevestigd is.

 

(Wordt vervolgd)

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 22 september 1956

 

 

Toen Tilburg nog dorps was

 

Het oude gildeleven 3

 

Het schuttersreglement van St. Dionysius

 

 

We vertelden reeds, dat de leden van het scherpschuttersgezelschap onder bescherming van St. Dionysius te Tilburg aan regelen gebonden waren. Hoe die bij de oprichting in 1665 luidden, weten we niet, maar wel is ons het Reglement bekend, dat in 1880 gedrukt is. Het bevat 52 artikelen benevens een clublied aan de patroon gewijd. U zult niet verlangen, dat die hier in extenso herhaald worden. We zullen er enkele frappante bepalingen uit aanhalen.

Reeds art. 1 heeft zo iets. Daar staat namelijk, dat "ieder, die de ouderdom van 18 jaar bereikt zal hebben" lid van het gild kan worden. Hier is de vrouw dus niet uitgesloten? Dan is men de feministen destijds wel vooruit geweest, niet waar? Ook dat iemand lid kan worden "onaangezien welk beroep hij uitoefent" tekent een vroeg-democratische geest, die de gemeenschap slechts ten goede gekomen kan zijn.

"De Directie" (zo noemt men het bestuur) zal bestaan uit een Hoofdman, twee Dekens, een regerende en een toeziende, twee Oudraden, een Standaarddrager, een Vaandeldrager en twee Commissarissen, zolang het Gezelschap uit minstens veertig leden bestaat. Men leest wel graag eens namen om te zien of zij in onze stad nog naleven. Welnu, destijds was de Directie volgenderwijs gevormd: Louis Jongen, Hoofdman; H.J. Driessen, Oudraad; J. Homberg, Oudraad; P. Hamers, Regerend Deken; A. Graafmans, Toeziend Deken; C.J. van Berkel, Koning; H. Tooten, Oud-Koning; J. Oppermans, Vaandrig en F. Deltoer, Cornet.

 

De Standaarddrager

Hoe gestemd moest worden en wie eventuele vacatures te vervullen had, is nauwkeurig voorgeschreven, doch wij laten het ditmaal achterwege. Wel is opmerkelijk, dat "de bediening van Standaard- of Vaandeldrager ten voordele van het gezelschap door het Gild verpacht wordt". Was het enkel de eer, of viel er bij tijd en wijl iets af? Want als men in art. 4 verder leest: "Alwie den Standaard pacht, zal bij het optrekken voor zijn rekening een paard aanschaffen", dan begrijpen we, dat men hier voor een gewichtig personage uit de guld stond.

Bij bestuursverkiezingen moest men betalen, als men de functie afwees. Maar na drie jaren was herverkiezing mogelijk. De te houden vergaderingen moest men op boete bijwonen en de contributie was voor die dagen hoog. Dit zal wel de methode geweest zijn om te voorkomen, dat Jan en alleman zich opgaf als lid. Hoewel deballoteren dan toch nog mogelijk was.

Art. 8 stelt het aantal jaarlijks te geven bals vast op 2 of 3, en op een dezer dagen kan een maaltijd gegeven worden. Dit zal men wel niet nagelaten hebben, want onze voorouders hielden van veel en lekker schransen.

Bij het Koning-vogelschieten op Kermismaandag is ieder "verpligt des namiddags ten een uur te compareren aan het Gildehuis of tegenwoordig zijn voordat het Gild optrekt". Zo neen, dan verbeurde men weer boete. Ook kreeg men een boete, als men niet tijdig "andere Gilden naar hunne schietplaatsen begeleidde", of "bij het uittrekken van feesten" enz.

 

Vogelschieten

Het Koning-vogelschieten was een hoogtepunt voor de gildebroeders. We willen daarom art. 14 letterlijk weergeven: "Het Koning-vogelschieten zal geschieden in drie eere-schoten van den burgemeester of zijnen gemagtigde, drie eere-schoten door den Hoofdman, Keizer en Koning, en vervolgens zal ieder op zijn beurt schieten, zo dikwijls men geladen heeft, naar goedvinden van de Hoofdman, doch niemand mag meer dan één geweer bezigen, met uitzondering wanneer zijn (stukje tekst weggevallen) ketsen en eens afbranden is de beurt voorbij." Het zg. "lotschieten" was ook nauwkeurig gereglementeerd, evenzo het "prijsschieten".

De gildeknecht deed de boodschappen. Bij het lotschieten werd hem 40 cent betaald, en met het prijsschieten "zal hij alleen fungeren voor het geld der prijzen en rozen". Per prijs een kwartje. Het toelaten van vreemdelingen en introducés was omschreven, ook op de teerdagen, maar van de maaltijden bleven zij koud: dat was een echt onderons.

 

Onbesproken gedrag

Wie lid wilde worden, moest van onbesproken gedrag zijn: "bij gemis hiervan zal over zodanig persoon niet gestemd worden". Voor en na vielen er wel eens grove woorden of verwijtingen maar daar stond boete op. Bij herhaling werd er over gestemd en viel de stemming te zijnen ongunste uit, dan "zal hij bij het gezelschap nooit meer aangenomen worden". "De vloeker en godslasteraar is aan hetzelfde lot onderworpen." Heus, zo'n standpunt siert in elk opzicht het gezelschap en verdient nog heden navolging. Op het reglement moest een eed van trouw afgelegd worden.

Telkenjare zal een H. Mis voor de afgestorven gildebroeders geschieden, waarbij ieder lid tegenwoordig moet zijn en volgens art. 34 gekleed. Dat wil zeggen, dat hij een rouwband om de arm moet dragen en "behoorlijk zwart of blauw gekleed". Bij een gehuwd overleden persoon zal men zwarte, en bij een ongehuwd persoon witte handschoenen dragen. Bij elk uittrekken van de guld moest men zo gekleed zijn, met uitzondering van de rouwband.

Men behoefde niet per se aan hetzelfde gildehuis te houden: volgens art. 40 kon men voorstellen naar een ander gildehuis over te gaan. Hieruit volgt, dat de kastelein, dit wetende, wel op zijn tellen paste om het de klanten naar de zin te maken.

 

Het zilver

Schoot men koning, dan moest men een plaat, schild of ander voorwerp aan het gild "vereeren"; dat ereteken moet van goed zilver gemaakt zijn en een zwaarte hebben van niet minder dan "een halve Nederlandsche once". Bovendien werd die handigheid ook nog belast met het schenken van een vat bier, maar daarvoor "blijft hij integendeel drie jaren van het gelag vrij". Evenwel maken "maaltijden en andere buitengewone kosten, die bij het gezelschap mogen zijn, hierop een uitzondering".

Trouwde een jongeman, dan kostte dat evenzeer een vat bier. Bracht men een of meer dames mee ten dans, dan moest hiervoor betaald worden. Trouwens men was niet mals met het geven van boeten. Alleen het lid, dat "voor zijne affaire uit de stad is of moet zijn" en "ook wegens andere omstandigheden" verhinderd zijnde, kan met toestemming der directie verschoond worden.

Hiermede hebben we in grote trekken de voorschriften weergegeven.

Toen in 1920 H. Tooten Hoofdman was, bestond het verdere bestuur uit de heren: J. Oppermans, Oudraad; J.C. Brands, Oudraad; A.J. Waijers, Regerend Deken; H. Groenen, Toeziend Deken; P.M. van Domburg, Koning; J.J. van Domburg, Oud-Koning; J.A. Lemans, Vaandrig; J.W. Ketelaars, Standaard. Tamboer was C.A. van Beurden en gildeknecht J.C. van Oosterhout. Bovendien telde men toen nog 25 leden, waaruit de welstand van dit aloude gilde duidelijk naar voren trad.

 

(Wordt vervolgd)

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 16 maart 1957

 

 

Toen Tilburg nog dorps was

 

Uit het oude gildeleven 4

 

Dans met echt "boter op het hoofd"

 

Wie kent deze Tilburgers?

 

 

Ditmaal willen we aan de hand van 'n paar foto's nog eens iets laten zien van het scherpschuttersgilde St. Dionysius te Tilburg. Allereerst een unieke groepsfoto, die eens genomen is op de binnenplaats bij Jan Oppermans op den Heuvel, waar het daarna Huize Remmers is gaan heten. Dit gebeurde bij gelegenheid van de jaarlijkse teerdag.

Aardig is de typische klederdracht en haartooi van de dames te bewonderen. De platgekamde haren met een strakke scheiding in 't midden werd nog al eens zo mooi glad gehouden door er wat boter op te smeren in plaats van cosmetiek. Ze liepen dus in alle onschuld met boter op 't hoofd in letterlijke zin. De vrouw met haar boezelaar en echt Tilburgs wit mutsje is Mie Kleemans. Zij woonde achter Jan van Nunen in 't smalle straatje en zij kwam bij feestelijke gelegenheden steevast met hard gekookte eieren en scharren aan bod. De knecht van het gilde was Koos van der Wee, de lijkbidder, bij velen onzer nog wel bekend.

Op de eerste rij der foto zit de toenmalige hoofdman Louis Jongen in 't midden. Rechts daarvan is Jan Homberg, daarnaast H. Tooten, terwijl Kees van Berkel naast deze staat. Adrianus (Jaon) Graafmans en Piet Hamers vormden met de genoemden het bestuur. De oude kastelein Jan Oppermans staat naast de boomstam.

Wie uwer kan er nog meerdere bekenden van thuis brengen?

 

Gaarne wordt vanaf deze plaats dank betuigd aan de belangstellende lezer, die - gestimuleerd door de afgedrukte foto van de oude gildekoning Henri Tooten bij 'n vroeger opstel - ons nog mooier fotomateriaal deed toekomen. U ziet, hoe 't gewaardeerd wordt!

 

Hebben we u bij de eerste foto grotendeels spoorwijs kunnen maken, dit ging niet zo vlot bij een nog veel oudere prent van het Tilburgse gilde, waarop de verschillende personages zich getooid hebben met het zo kostbare gildezilver. Een heer draagt aan een breed lint mooie attributen en de ander laat met zijn drie vogels zien, dat men de vogel wel wist af te schieten. De brede sjerpen om het middel voltooien de tenues. De in een vorig artikel genoemde Gerardus Melis zit er bij.

Wie onzer lezers kan een of meer namen dezer illustere schare opgeven? Steller dezes bekent ditmaal zijn onkunde volmondig en roept daarom de hulp van echte oude Tilburgers in. Of vindt men de namen aan de hand van deze foto misschien nog in het archief der vereniging? Bij voorbaat dank voor de medewerking.

 

(Wordt vervolgd)

 

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 23 mei 1957

 

 

Toen Tilburg nog dorps was

 

Uit 't oude gildeleven 5

 

Enige bekende namen de vergetelheid ontrukt

 

Een gildebroeder moest altijd zilver offeren

 

 

Enige tijd geleden zette een actuele publicatie in dit blad op een oud spoor en 't gevolg was een schitterende groepsfoto van een "kermesse d'été in Tilburg van 1904". Met genoegen kijken de bedaagden naar zoiets. Evenzo is 't ons vergaan met de twee groepsfoto's van het St. Dionysiusgilde, die we publiceerden. We vroegen toen: "Wie kent deze Tilburgers?" en prompt is er een uitvoerig antwoord op verschenen, dat we de lezers niet willen onthouden.

Niet minder dan elf foto's vergezellen de gegevens, de een al interessanter dan de andere, doch ze geven alle een goed beeld van 't verloop van een jaarlijkse hoogtijdag onder de gildebroeders, die zich dan wel van 'n alledaagse kant doen kennen. Ze zijn los van elk officiëlerig gedoe, drinken 'n pint en vlijen zich bij zonnig weertje rustig op de grasmat rond "den boom" onder 't gelach over 'n geslaagde mop of 'n opgehaalde vroegere grap. Kunt ge u 'n landelijker tafereeltje voorstellen dan bijgaande foto laat zien? Zoudt ge zeggen, dat hier de eerste magistraat der stad Tilburg de ereschoten bij het "koningschieten" lost? En dan de belangstellend toeziende kapelaan der parochie. Toch is 't zo en als ge goed kijkt, kunt ge wijlen burgemeester mr. v.d. Mortel en kapelaan Van Wijck bezig zien; de een schiet en de ander heeft wat last van de heerlijke zon bij zijn turen naar het resultaat.

Voor de film "Van heidorp tot industriestad" in 1955 is er ook gefilmd bij "de guld". Van die gelegenheid hebben we 'n plaatje met allemaal heren met glanzende hoge hoeden, te midden waarvan de loco-burgemeester met ambtsketen, geschaard om 'n eerbiedwaardige hoeveelheid glazen met hoge voet, parelende kralekes. Dat prentje houden we maar in portefeuille... We zijn ons gedachtig, wat de ouden zeiden: "Colligite fragmenta ne pereant". Wat we willen vertalen door te zeggen: Verzamelt de brokstukken en behoedt ze voor verloren gaan. Straks zullen deze plaatjes opnieuw herinneringen aan vroeger dagen opwekken. We moeten zuinig zijn op alles, wat uit het verleden bewaard gebleven is, omdat onze haastige, vervlakkende tijd al te kortzichtig over zg. "ouwe rommel" heenstapt.

 

Wie het waren

En nu de oude namen!... Daar komen de schutters... die men nog kende: P. Hamers, Jan Oppermans, H. v.d. Waarden, P. v.d. Brink, G. v.d. Waarden, Jos van Berkel, P. Bergmans, H. Janssen, H. Lepelaars, Koos v.d. Wee en Mie Kleemans.

Wie de kleine foto heeft uitgeknipt, ziet de drie vogels, zijnde papegaaien, aan het gilde geschonken door de heer Bakkers, die in 1841 "keizer geschoten" heeft en volgens gebruik dan een papegaai aan de guld moet schenken, waar tegenover staat, dat hij dan verder levenslang vrij is van het contributie betalen. Ge moet weten, dat de leden van een schutterij jaarlijks op de schutterswei in hun dorp de vogel afschieten. Het is de kunst het laatste brokje van de houten vogel met een kogel van de punt van de mast te halen. En wie dat gelukt, kan zich koning noemen. Maar doet hij het driemaal, dan is hij keizer.

De hoofdman van de gilde krijgt ter onderscheiding de mooie attributen aan een breed lint om de schouders gehangen. Op ons plaatje was dat de heer G. Meelis, die van 13 januari 1879 tot 1892 hoofdman was en opgevolgd is door L. Jongen. Het gilde telde toen 55 leden.

 

Uit oude notulen

We doen ook nog enkele grepen uit de oude notulen. Zij gunnen een blik in doen en laten van de vereniging.

- 24 sept. 1839 werd op een gehouden comparitie door de directie besloten om op dinsdag 15 october en woensdag "te teeren". Dinsdag om acht uur de gebruikelijke H. Mis voor de afgestorven leden. De "teerderij" werd bepaald op des middags om twaalf uur de maaltijd, "ieder met zijn gade", terwijl op de tweede teerdag het bal des middags om één uur zal aanvangen, waarbij "twee vaten bier opgeleid worden". Verder zal met schieten om prijzen de teerdag besloten worden.

- 19 april 1852 notuleerde men, dat de directie besloten had om de tweede week in mei te teren, zijnde op woensdag. Als iemand meende dan een meisje mee te brengen, zal "hiervoor bijzonder betaald moeten worden vier stuivers".

- 28 sept. 1863 werd het bal gehouden, te beginnen des middags "ten één ure tot des avonds als het licht wordt opgestoken, waarna het dansen eindigt".

- 30 sept. 1874 besloot men de koning W. Sengers volmacht te geven "het proces onder advokaat Zinnicq Bergmann tegen Johan van Dun voort te zetten". Ge ziet, er was misschien ruzie onder de broeders.

- In 1875 werd als gebruikelijk prijsgeschoten. Een beeld geeft volgend staaltje van prijzen: kristallen kraf met 6 glazen; een bronzen koffiekan; zes berlinzilveren lepels; twee vazen; berlinzilveren koffiekan; bronzen lamp; zes berlinzilveren vorken; een sigarenpot; blad met trommels; berlinzilveren trekpot; een wandelstok. Om mee te dingen moest inleggeld betaald worden.

- In 1879 lezen we, dat van de weduwe Van Beers zes gulden ontvangen is wegens overlijden van haar man, om "als overleden lid op het doodsboek ingeschreven te worden en verders bij het jaargetijde afgelezen te worden".

- Met groot enthousiasme werd op de vergadering van 5 januari 1880 besloten om op 4 februari een toneelvoorstelling te houden. Men deed dus ook aan culturele ontspanning.

- Men fêteerde de hoofdman ter gelegenheid van zijn veertigjarig lidmaatschap op 2 aug. 1880 door aanbieding van een cadeau, uit vrijwillige bijdragen der leden, bestaande uit een "fraaie mahoniehouten fauteuil met groen gestreepte trijpe zittinge". Des middags heeft er te zijner ere een prijsverschieting plaats gehad en des avonds heeft toen "onze Hoofdman alle gildebroeders feestelijk onthaald".

 

Consumptie... zes cent

- Op 7 april 1884 werd besloten 4 mei bal te houden. Ieder lid "kreeg zestien kaartjes ter vertering ad zes cents". Wat 'n prijsverschil met nu!

- Op 4 aug. van dit jaar werd de leden ervan kennis gegeven, dat zij "de eerstvolgende vergadering tractatie zouden houden van de ingekomen trouwgelden van C. v. Berkel en H. Lepelaars, welke bestond in ieder drie glazen bier". Of het hierbij die dag gebleven is, durven wij met recht betwijfelen.

- 14 sept. 1885 werd met de kastelein contract gemaakt, dat men gedurende het bal vanaf des middags één uur tot 's nachts twaalf uur vrij bier mocht drinken zoveel men lustte tegen een vergoeding van één gulden per lid.

- Juli 1890 had de herdenking plaats van het 50-jarig lidmaatschap van de Hoofdman, de heer G. Meelis.

- 8 jan. 1894 werd L. Jongen tot Hoofdman gekozen.

- 18 mei 1895 had te Tilburg inhuldiging van H.M. de Koningin plaats. Nadrukkelijk werd genotuleerd, dat alle leden tegenwoordig geweest zijn.

- 14 sept. 1908 lezen we: "Omdat de kleine zilveren stuivertjes zijn afgeschaft, zal iedereen voortaan minstens een dubbeltje moeten offeren, want de gildebroeders moeten zilver offeren".

 

Meer orde gevraagd

- Het schijnt er voor en na 'n beetje rommelig toegegaan te zijn, want op 1 april 1912 zegt de Hoofdman "aangaande het schieten op de koningsvogel, dat wanneer de Burgemeester in het bijzijn van ons is, dat dan het schieten een weinig bestendiger moet gaan. Maar als hij met den Hoofdman naar binnen gaat, dat er dan maar weer op los moet worden geschoten".

- Men wilde het schieten geleidelijk uit de bebouwde kom verdringen. Dat blijkt uit de notulen van 9 sept. 1912, waarbij besloten werd in de heide te gaan schieten, beginnende 's morgens om tien uur en eindigend 's middags te vier uur.

- In 1914 kregen we de mobilisatie: 1914-1918. Op 5 april van dat jaar werd Henri Tooten tot Hoofdman gekozen.

- Op 3 aug. kwam er een brief van het gemeentebestuur binnen om "niet meer te schieten op den boom in Teurlings Molentje wegens de veiligheid en een andere plaats te zoeken". De Hoofdman verzocht dan ook voorlopig niet meer te schieten.

- Een jaar later, 2 aug. 1915, werd door de burgemeester geweigerd om een schietboom te plaatsen bij A. Kolen op Broekhoven.

- Op 20 sept. van dat jaar stond de Commandant van het Veldleger toe bij A. Basters op de Bredaseweg met geweren te schieten.

- Omdat de belangstelling tanende was in die periode en men ook de geldmiddelen op peil trachtte te houden, werd 7 aug. 1916 besloten om voortaan ook donateurs tot het gilde toe te laten.

 

Het doel

Met deze korte notities menen we ditmaal te mogen volstaan. Men leest er iets over gebruiken en gewoonten uit de goede tijd der gilden, die na een inzinking weer herlevende is.

Die gilden... ze heten gesticht te zijn "pro et focis". Ze hadden de taak "tot een bescuddenisse" te dienen voor erf en goed der burgers in middeleeuwse tijden. Voor "de weer", zoals dat in tal van handvesten, "caerten" of stichtingsbrieven te lezen staat. Maar niet minder voor "de teer"! Wij weten niet beter dan voor de lustige teerfeesten. En die mogen er zijn! Hoog het vaan, sla de trommel en laat dan het lustige gildelied van René de Clerck en Emiel Hullebroek schallen over veld en plein:

     De gilde viert, de gilde juicht,

     Wat zit ge daar en blokt en buigt

     Nog over uwe boeken?

     De wijsheid ligt maar in de kan,

     Die ze elders zoeken wil, die kan,

     Doch, laat hem, laat hem zoeken.

     Hoog het glas!

     Hoog het hart!

     Hoog het lied!