INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - maandag 20 januari 1936

 

 

Allerhande uit Stad en Lande

 

Driekoningen - Koppermaandag en Maria Lichtmis

 

 

Wij hebben 'n vorige maal enkele folkloria bijeen gezameld over feestdagen vallende tusschen Kerstmis en Driekoningen. En stipten daarbij ook nog even aan het feest van Koppermaandag, vallend op den 1sten Maandag na Driekoningen. Eigenlijk is de stof rondom deze dagen onuitputtelijk. We vergaten nog Onnoozele Kinderendag (28 December), waarop de kinderen de kleeren van vader en moeder aantrekken of ook wel 'n "religieus kleed" en waarop ze thuis baas zijn en net als op Driekoningen aldus "toegetakeld" door de straten trekken. In oude schrifturen heet het, dat kinderen "qualyck aengedaen" van deur tot deur hun bedelliedjes ook op dien dag gingen opdreunen. Te dien tijden deden echter ook de ouderen mee. Wat nu, blijkens het politierapport van vorige week en het daarop gevolgde "verwijtende" ingezonden stuk in de N.T.Crt., te dezer stede niet meer getolereerd is. Ik lees dan in een oude vergeelde feuilleton, die ik van jaren her bij mijn "folkloria" bewaard heb: "Op Dertien-avond (d.i. Driekoningen) echter sloeg de pret ook op de volwassenen over en met grappige of grijnzende maskers voor het gezicht in de vreemdste plunje uitgedost zwierden zij in slierten door de stad." Nog in de tweede helft der "gouden eeuw" vertoonen werken van (Noord-)Nederlandsche kunstenaars gemaskerde feestvierders in bonten stoet. (1)

Wat thans echter uit den tijd is, is het gebruik "op Derthienen Avent Coninghsken te spelen". Daarover verluidt het volgende. Rondom den feestelijk gedekten disch schaarde zich een vroolijk gezelschap, vader en moeder met het geheele gezin, goede vrienden, gildebroeders en verdere opgewekte gasten. Het lot wees den koning der tafel, den held van den avond, aan. Soms ging er een "busje" rond en hij die er de "heilige boon" of de "Conincxbone" uit trok, werd tot koning gekroond. Hij verhief een der vrouwelijke dischgenooten tot koningin en het vorstelijk paar werd met stoel en al, onder levendige toejuichingen en luid viva-geroep, driemaal in de hoogte getild. (2)

Gewoonlijk werd de boon in den koningskoek of in het koningsbrood verstopt, iedereen kreeg zijn snede, zijn spie, uit den koek en hij, in wiens stuk de boon werd aangetroffen, verwierf de koningskroon. Hiervan nog het spreekwoord: Hij heeft de boon van den koek gekregen - hij heeft geluk gehad; en de spreekwijze: een lukkeboone = een Zondagskind, iemand wien alles meeloopt. In plaats van de boon gebruikte men ook een spel, een "boek" kaarten, waarmede gemakkelijk koning, koningin en nar konden worden aangewezen.

Maar de echte manier om een koning te trekken, was het gebruik van de koningsbrieven. Dikwijls waren het eenvoudige strookjes papier op een dun houten staafje gerold en zoo in den koningskoek geprikt. Deze briefjes droegen als opschrift enkel het ambt der verschillende "hovelingen". Zulke briefjes kunnen wij onderscheiden op de bekende Driekoningenvieringen van Jacob Jordaens en van Jan Steen. De vroolijke feestelingen dragen ze op hoed en muts op rok of keurs geprikt en meermalen weet de schalksche schilder in de tegenstelling tusschen de dragers en het hun toegewezen lot een geestigen trek te leggen. Deze soort geschreven briefjes bevatten dikwijls min of meer grimmige schimpscheuten op sommige leden van het gezelschap, soms op rijm. Traag uit den nest, Vuilvel, Loeten met zijn groote (of platte) voeten, Pijpekasse nooit van passe, Laatste in de kerk, eerste er uit, enz. Die koningsbrieven waren soms van "zeer gewaagde grappigheid".

Ook politieke versjes waren niet zeldzaam en evenmin ontbrak het aan "vrome literatuur". Men denke aan de "koppel-dichtkens" van Pater Croon (1634-1692). Als dit:

     Mensch, die altijt even seer

     Snackt en haeckt naer staet en eer,

     Wildy eenen Koninck worden?

     Leert uw' eyghen driften gorden.

De koningsbrieven zijn uit den handel verdwenen. Ook prenten met koningskronen zijn thans niet meer en vogue. Er moest eigenlijk 'ns een drukker gevonden worden, die het aandurfde een keurgarve samen te doen stellen van al die aardige dingen: brieven, prenten, gedichten enz.

Hoe vindt ge bijv. dit lied uit den bundel "Brabands Nachtegaelken", die begin 19de eeuw 't licht zag:

     Zingt dan en springt dan en roept in dit lied

     Vivat den Koning van ons gebied.

     ----------

     Maer al dat zingen duerd te lang,

     Wy krygen een drooge kele,

     Brengt ons maer de flesch aen d'hand,

     Anders zou de Feest vervelen,

     En roept al gelyk den Koning is hier,

     Dit is het eynde van 't plaisier,

     Schenkt dan en drinkt dan en roept overluyd

     Vivat de Konings-feest is uyt.

 

Koppermaandag

Ik citeerde hierboven reeds 'n versje uit den kostelijken 17den-eeuwschen "Almanak voor heden en morgen" van Pater Croon. Ziehier van hem een "zedeschildering" van dezen "feestdag".

 

     Dan ick laet u vry ghewerden

      (Wildy die beschaemtheyt herden)

     As ghy niet te seer en quelt,

     Dat ghy hier en daer gaet vraghen,

     Daer ghy werckt gheheele daghen,

     Om Verloren Maendagh ghelt.

 

     Maer dat ghy daer mé gaet drincken

     Sonder eenigh achter-dincken

     Daer misschien uw huys-ghesin,

     Sonder ghelt en sonder eten

     In veel droefheyt is gheseten:

     Daer en prijs ick u niet in.

 

     Dan ghy mocht my daerop dienen:

     w'Hebben somtyts met ons thienen

     Twintigh ende meer aen-boort,

     Soo ghesopen twee dry daghen,

     Dat wy deur noch venster saghen,

     Sonder een oneffen woort.

 

     'k Raey u dan, Beminde gasten,

     Wildy naer de kanne tasten,

     En gaen houden kerremis?

     Weest voorsichtigh van te voren,

     Eer ghy selve gaet verloren

     Alst Verloren Maendagh is.

 

En van Brederoo, den man, die naar eigen getuigenis "van Kindsche beenen af boven alle soete tijdkortinghe de erflycke poësye verkoren" had, wiens gedachtenis we vorig jaar vierden, is deze toespeling op Koppermaandag bekend, uit zijn herdersspel "Angeniet" (3):

     Als den pafsack weydelyck koppert

     En smekt en smult en slempt en slaapt...

Er zou 'n kolom en meer te vullen zijn met allerlei over dezen Kopper- of Verloren Maandag.

 

In de eeuw van Adriaan van Ostade was het al usance om evenals als op St. Thomas (21 Dec.) vader buiten te sluiten en hem te verplichten tot "worstebrood of mastellen" (brood van tarwebloem met anijs) met heete melk of "heetebrood". Dat "heetebrood"? Niet zoodra had de bakker, die toen door geen "verkoopverbod vóór tien uur" gebonden was, het geurig dampende brood in goudblonde ponderkens vier aan vier gebakken, uit den oven getrokken, of hij opende het venster en blies op zijn koehoorn door de buurt zijn langgerekte stooten: heetebrood! heetebrood! Van Ostade heeft van deze "gebeurtenis" een prachtige ets gemaakt. Of de zaak ook belangrijk was!

 

Een gewoonte, die zich lang bij de drukkersgezellen heeft gehandhaafd, bestond hierin, dat den klanten op Koppermaandag een mooie wandkalender als nieuwjaarswens werd aangeboden. Daarbij hoorde natuurlijk een fooi, welke 's avonds werd opgefuifd of opge"kopperd". Tal van kleine ambachtslieden en stadsbedienden liepen op dien dag van deur tot deur om een "zalig Nieuwjaar" te wenschen en in vele bedrijven onthaalde de baas het werkvolk op worstebrood met bier of... koffie.

Een aanschouwelijk beeld van het ongeloofelijk aantal der drinkgeldverplichtingen, welke hieruit ontstonden voor den gegoeden burger, vonden wij in het pas verschenen boek van dr. M. Sabben "Plantijnsche Werksteden", dat bizonderheden bevat over de "Plantijnsche Aartsdrukkerij te Antwerpen" in de eerste helft der 18de eeuw. De eigenaar B. Moretus gaf op Verloren Maandag een grooter of kleiner drinkgeld o.a. aan:

- de gasten der druckerije, plaetdruckers, lettergieters, boekbinders en boeksluiters;

- de briefdragers van de verschillende postondernemingen op Brussel, Luik, Namen, Bergen, Zeeland, Gent, Brugge en Oostende, Mechelen en Leuven;

- de tamboers van de zes gilden, van de St. Andrieswijk en van 't Kasteel;

- de busschieters van 't Kasteel;

- de trompetters van den toren;

- de fluiters van de St. Andrieswijk;

- de arbeiders en voerlieden van de Vrijdagsche markt (waar de drukkerij gelegen is);

- de lossers en laders o.a. van 't schip op Amsterdam, Rotterdam, Delft, Gent, van de Houtkaai, van 't Hessenhuis (vervoer naar Duitschland);

- de "craenkinderen" (de werklieden van de groote kraan op de kade);

- ?sar en Beethoven, "de cleermaecker van Juffrouw";

- "den blycker, den bruyn-bierbrouwer, den wit-bierbrouwer, het backersmeysen (meid), den moesmeier (groentenboer), het melckmeysen, den peruckier, den Handuyt (hannekenuit, nachtwaker), den cnaep van de Zielen (van de broederschap der Geloovige Zielen);

- ook een heel reeks geestelijke orden kreeg aalmoezen of godspenningen.

 

Het eerste feest, dat we nu tegenkomen, is Maria Lichtmis. Maar daarover alleen is een feuilleton te vullen. Deze eene spreuk heeft mij daarbij altijd het weldadigst aangedaan:

     Wenn 's zu Lichtmesse schreit,

     Ist Frühling nicht weit!

Gelukkig, want aan zóó'n winter is toch ook geen aardigheid!

 

 

1. In het Museum voor Folklore te Gent vindt men op dit stuk nog veel bezienswaardigs. O.a. een fraaie "Koningskroon".

2. Jan Steen heeft in dit "boonenfeest", dat eertijds in Holland en in Vlaanderen zeer in zwang was, aanleiding gevonden tot het schilderen van een onsterfelijk stuk, dat in het schilderijenmuseum te Kassel hangt en waarvan een afbeelding voor me ligt.

3. Ik merk op, dat deze "scheldpartij" 'n wraakneming van Breero is op een zijner "geliefden", die hem ontrouw was geworden.