INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - maandag 12 januari 1942

 

 

Allerhande uit Stad en Lande

 

Koppermaandag

 

 

De Maandag, volgende op Driekoningen - dat is dus vandaag - heet Koppermaandag. Hij was in lang vervlogen tijden - de "gouden eeuw" - een der voornaamste feestdagen van het jaar. Er is heel wat getwist over den oorsprong en de beteekenis van dezen naam. Zelfs de dichter-staatsman Mr. Willem Bilderdijk heeft zich omstreeks de 19de eeuwwende in het strijdperk geworpen om een verklaring van het feest te geven. Mogen we echter Jan ter Gouw, den bekenden geschiedschrijver van Hollands zeden en gewoonten gelooven, dan moet de naam Koppermaandag in verband gebracht worden met een oud werkwoord "kopperen", dat de drievoudige beteekenis van smullen, drinken en pretmaken in zich vereenigde. Hoe het ook zij, zeker is, dat in vroeger jaren Koppermaandag een dag van uitbundige vroolijkheid was, waarbij de roemer lustig rondging.

Op dien dag was letterlijk de gansche bevolking op de been om deel te nemen aan allerlei feestelijkheden, die hier en daar in dolle braspartijen ontaardden. Reeds de 17de-eeuwsche "Brabantsche Cats" Pater Adrianus Poirters, wiens wiege in Oisterwijk stond, heeft in zijn tijdvers "Het Masker van de wereldt afgetrokken" er de volgende dichtregelen aan gewijd:

     Daer men Verloren Maendag viert,

     daer een vaentje hangt en zwiert,

     daer men heele potten drinckt,

     daer men uit prieeltjen klinckt,

     daer men met den biercan vrijt,

     daer men schrijft met dobbel krijt,

     daer de vinsters staen vol groen,

     daer den weerd heeft veel te doen,

     daer de maagt loopt op en neer,

     daer de vrouw tapt evenzeer,

     daer een dogter zit en vleit,

     daer men maer bij nagchten scheidt.

Men sprak dan ook in sommige streken van ons land van "Dollen-" of "Raesmaandag". En vooral op het platteland vermaakte men zich met ganstrekken, papegaaischieten, katknuppelen en dergelijke landelijke genoegens. Op vele plaatsen werden groote optochten gehouden, waarbij men zich op de meest potsierlijke wijze kleedde. Een gewoonte die sterk herinnert aan de carnavalsuitdossching, welke nog altijd in zwang is. Hier en daar werden ook tooneelvoorstellingen à la Pater Langendijk in de openlucht gehouden, waarbij de dolste kluchten werden vertoond, terwijl in de avonden groote vreugdevuren werden ontstoken, waarom jong en oud zich verzamelden en allerlei dansen uitvoerden. Vooral de gilden lieten zich dien dag gelden. In de eerste plaats de barbiers, maar meer nog de boekdrukkersgezellen en letterzetters. Zij trokken er met hun vrouwen of verloofden op uit om in de herberg te drinken, te spelen en te dansen. Men herdacht daarbij de uitvinding van de boekdrukkunst, waarvan het nu nog niet vaststaat of de eer toekomt aan den Nederlander Laurens Koster dan wel aan den Duitscher Gutenberg.

De naam "Verloren Maandag", zooals wij dien ook aantreffen in het hierboven aangehaalde rijmseltje van Pater Poirters, wordt wel verklaard door eenig verband aan te nemen met het gisteren in de kerken voorgelezen evangelie van het "verloren" Kindeke Jezus, door Zijn ouders in den tempel teruggevonden.

In sommige streken had men aan één feestdag niet genoeg, zoo bijv. in Amsterdam, en dit vinden we bevestigd bij Poirters' tijdgenoot Bredero, die in zijn klucht "Moortje" de oude Geertrui laat zeggen:

     Jou vader was zoo milt en roijaals dat hij ons, zonder vragen,

     Gaf een nieuwe jaar, met een teerpenningh tegen de Kopperdagen.

In het Limburgsche ging men in de vorige eeuwen op Koppermaandag "Bacchus verdrinken". Dat gebeurde tegen den middag als de meeste feestvierders al danig "in den olie" waren. Zij maakten een stroopop en trokken deze op een bierton gebonden voort naar de rivier. Daar aangekomen hield een hunner een lijkrede en werd de pop in het water gesmeten. Na deze plechtigheid werd de dronkenmanspartij tot laat in den avond voortgezet. In de Belgische Kempen treft men op den huidigen dag dergelijke traditie aan.

Zelfs de overheid liet zich hier en daar op dezen dag niet onbetuigd. Er werden bijv. geen rechtbankzittingen gehouden en ook de vroedschap hield geen bijeenkomst. Alle bedrijven lagen stil en geen baas kon zijn gezellen verplichten op dien dag te arbeiden. Bovendien was het geen zeldzaamheid, dat uit de overheidskas gelden beschikbaar werden gesteld om de feestvreugde te verhoogen. Aan "die moysten ende beste frouwen der stadt" werd een bedrag uitgekeerd om te verteeren in het "Stadts-Wijnhuijs".

We zullen vandaag zeker al deze "uitbundigheden" tot geschikter tijden moeten uitstellen!