INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 16 oktober 1959

 

 

Tilburg en de folklore

 

Spotternij en zotternij op uithangborden

 

 

De zakelijke reclame valt tegenwoordig op door schreeuwende kleuren, grote plakkaten, herhalingen en slagzinnen. Vroeger was het rustiger, 'n gevelsteen, 'n uithangbord, 'n opschrift dat jarenlang meeging, of 'n wisselende etalage. Dat "wisselende" verschilde heel wat bij de hedendaagse etalagekunst! Is het te veel gezegd, als we menen, dat al die uiterlijkheid van vroeger en nu toch sprekende uitingen van het volksleven waren en zijn? Men heeft er de eeuwen door aandacht aan geschonken.

In 1861 verscheen te Gent onder de titel: "Het boek der Vermaarde Uithangborden, verzameld door Frans De Potter", een 180 blz. tellend boekje, dat veel merkwaardigs bevat over dit onderwerp. Om daaruit enkele herbergopschriften te noemen: de Opperliefde; de Gebloemde Os; de Eeuwigheid; Jan Aberdaan; de Lier van Apollo; de Rebbe; Katje vangt de Muis; de Vogelzang; Boerenhol, enz. Ook thans nog vinden we in ons land typische namen: Rust wat; Halfweg; Planken Wammes; 't Huisje ten halve; de Barier; Chalet Royal, en ga zo maar verder. De laatste tijd vinden oude kastelen en buitenverblijven flink aftrek voor hotelier en restaurateur. Zo'n adellijke naam klinkt!

Bij A.W. Sijthoff te Leiden (z.j.) verscheen voor ons land van de hand van Mr. J. van Lennep en J. ter Gouw een omvangrijk werk, rijk geïllustreerd in vier delen, getiteld: "De uithangteekens in verband met Geschiedenis en Volksleven beschouwd". Het is een genoegen daarin te snuffelen en te ervaren, hoe geestig vaak onze voorouders waren.

 

Debat

Wij herinneren ons uit Tilburgs verleden, dat hier ooit feest gevierd is, toen de later zo bekende Anthonius van Gils het tot "Primus" der Leuvense Hogeschool gebracht had. Over die dagen is nog een humoristische vertelling in omloop. Er woonden te Tilburg namelijk twee bakkers Donders, waarvan de ene van origine Bosschenaar was en rood haar had, terwijl de andere een zwarte Tilburger van geboorte was. Laatstgenoemde had voor deze bijzondere gelegenheid een grote ovale peperkoek gebakken, waarop hij in witte suikerletters gecalligrafeerd had:

     Kom eens hier gij rooien d..der,

     En aanschouw het grote wonder:

     In Tilburg woont de geleerdste man,

     Die Leuvens school opleveren kan!

Dat liet de concurrent er niet bij zitten. Hij bakte een nog grotere peperkoek, mooi bruin, en draaide er in fijne krulletters op:

     Domme Tilburger, moet ik prijzen?

     In Tilburg woont slechts één wijze.

     Gewis, het grootste wonder,

     Waartoe Leuven kon geraken,

     Was om van een Tilburger

     een Primus nog te maken!

Als het niet waar is, is het mooi gevonden. En de goeie Tilburgers zullen in het bevestigend geval gewis veel spottend gegnuifd hebben.

 

Vlaams voorbeeld?

Maar 't kan heel goed waar wezen en vermoedelijk heeft men hier toen een Vlaams voorbeeld gevolgd. Hoor maar. Omstreeks 1786 was zekere Beyts (later Baron Beyts), geboortig uit Ghistel, Primus aan de hogeschool te Leuven. De Bruggelingen, die vanouds door de Gentenaars voor "zotten" gescholden werden, hadden ditmaal werkelijk de zotheid begaan om voor die Primus feest te vieren, alsof hij een inboorling van Brugge geweest was. Zelfs dreven ze de onbeschaamdheid zo ver, dat zij boven de Gentschepoort volgend versje ophingen:

     Gentenaars, ghi botte d..ders,

     Komt naar Brugge, en ziet wat wonders:

     Onder al die zotte liên

     Zult ghe nog een Primus zien.

Enige jaren later, in 1793, had Gent een Primus aan dezelfde hogeschool, namelijk Joannes Baptista Hellebaut, te wiens eer de Gentenaars feest vierden. Maar nu hingen zij op hun beurt een rijm aan de Brugsepoort van de volgende inhoud:

     Komt Brugsche zotten, Brugsche d..ders,

     Komt all'naar Gent en ziet wat wonders,

     Want van de tachtig duizend liên

     Is geen eenen zot te zien.

 

Het is een bekend feit, dat men vroeger graag spotte en er de tijd voor nam om eens gul te kunnen lachen onder 't genot van 'n frisse dronk gerstenat. Onze tegenwoordige tijd gaat aan vlijt ten onder. Menigeen meent wel wat anders te doen te hebben, dan tijd met lachen te slijten; de "zaken" vragen immers onverpoosd en volle aandacht! Jammer, dat ze die niet mee in 't graf kunnen slepen...