INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgse Courant - vrijdag 6 augustus 1954

 

 

Uit de oude doos: Volksuitingen "in soorten"

 

Spotliedjes op margarine, de tram van Loon op Zand en uithangborden

 

 

De korte geschiedenis van de "namaak-boter"

     O margarien, o nagemaakte boter,

     O margarien, je omzet wordt steeds groter,

     O margarien, als dat zo door blijft gaan,

     dan zal de goeie boter naar de maan toe gaan.

Dit wijsje zong Nederland rond de jaren 1880 en het getuigt in al zijn eenvoud van het succes, dat een textiel- en boterhandelaar uit Oss, Anton Jurgens en de familie Van den Bergh hadden weten te bereiken met de vervaardiging van een vervangingsmiddel voor natuurboter, een product dat omstreeks 1870 in Frankrijk uitgevonden was. Welk een enorme vlucht de margarinebereiding - niet alleen in ons land doch over de gehele wereld - nog nemen zou, kon niemand voorspellen. En toch is het pas een tachtigjarig bedrijfsjubileum, dat dit handelsproduct op 11 Mei jl. kon vieren.

De uitvinding zelf dateert van wat vroeger. Misschien al van 1846 toen de Engelsman Palmer beproefde een product te vervaardigen, dat boter vervangen kon. Mogelijk ook uit 1869, toen Mège Mouriés zijn eerste proeven nam op de dominiale boerderij met fabriekje te Vincennes, beide in de oorlog van 1870 verwoest. Wellicht ook uit 1872, kort voor dezelfde onderzoeker met een kapitaal van twee ton de eerste kunstboterfabriek te Passi stichtte. Maar practisch bestaat de margarine toch eerst sinds den 11den Mei 1874, de datum, waarop Mouiriés' proeven tot een definitief einde waren gebracht en hij patent op zijn uitvinding kreeg.

Kent u de romantiek aan deze zegenrijke uitvinding verbonden? Een piekeren van Napoleon III over de dure boterprijzen in Frankrijk in 1868? Een raadplegen met Chevreuil of voor leger en vloot een surrogaat te vinden zou zijn, en een opdracht aan deze? En deze, die de opdracht (zo echt ambtelijk en typerend voor de soldaterij) aan zijn assistent Mouriés overdeed? Mouriés slaagde zo goed, dat al wat de hedendaagse margarine-industrie biedt, niets anders is dan een verdere uitbouw van het procédé in zijn patent. Zijn uitvinding was een typisch blijk van Franse geest: logisch, eenvoudig kristalhelder. Daarbij: al de bekoring van een wetenschappelijk sprookje! Maar daarover kunnen we hier niet verder uitweiden. Wel moet ge eens overwegen de economische draagwijdte ervan: in 1914 was de jaarlijkse productie reeds meer dan 300.000.000 kg welke toen een waarde van meer dan f 275 millioen vertegenwoordigde. Hoe zullen nu die cijfers liggen?

 

Een mooie naam

Teneinde de natuurboter te beschermen tegen haar concurrente de kunstboter, heeft men de laatste wettelijk gedwongen zich margarine te laten noemen. "Margarine" is afgeleid van het Griekse margaron, dat parel betekent. Een mooie naam voor 'n lelijk ding, dacht men. De naamkeuze is echter profetisch gebleken. De afkeer van margarine, die in vroeger jaren bestond, is in alle kringen weggenomen en thans wordt het verbruik van natuurboter weer gepousseerd: de kringloop der dingen.

Iets dergelijks beleeft men tegenwoordig met de chocoladerepen. Doordat de grondstoffen, speciaal cacaoboter, zo exorbitant duur zijn, zint men in de suikerverwerkende industrie op een surrogaatreep, die goedkoper en toch goed is. Hiermee wordt nu niet de spot gedreven, zoals destijds met de kunstboter, waarvan wij in onze jonge tijd zongen:

     O Drieka Bax, met de nagemaakte boter,

     O Drieka Bax, die kost je maar een stoter,

     O Drieka Bax, als dat zó door blijft gaan,

     Zal de goeie boter naar de bliksem gaan.

"Drieka" was de winkelierster uit Waalwijk, waarvan men te Tilburg zong. De passagiers van de stoomtram hadden dit lied meegebracht.

 

Volksspot

Want in de gemoedelijke tijd van weleer kon de volksspot zich soms zo geestig uiten. Humor leefde in 't tintelend oog. Denk bijv. eens aan de toenmalige tram. 't Was een evenement geweest, toen eindelijk 'n tram de verbinding met de Langstraat tot stand bracht. "Mastegroen en vlaggeskes" waren bij de eerste officiële rit niet gespaard, maar 't volk uitte zich rap daarna volgenderwijs met de nodige gebaren en zotteklap, als 't in de herberg wat lollig toeging:

     Zeg vrienden gaat op zij:

     De tram die komt voorbij.

     Hij rijdt in één kertier

     Van Loon op Zand naar hier.

     Hij is gesmeerd met vet

     En blaast op zijn trompet:

     Rèteketè, rèteketè, rèteketè.

Deze rijm eist een verklaring. "Hij is gesmeerd met vet" duidde op de omstandigheid, dat de rails op de "draaien" van de baan met vet ingesmeerd werden om het uit de rails lopen te voorkomen. En dat "blazen op de trompet" doet uitkomen, dat de conducteur op straathoeken en bij onraad op de weg of bij stoppen op een hoorn blies, die een naargeestig schetterend laweit maakte. De volksmond vindt er dan wel iets op.

De uitingen van volkshumor vindt men sporadisch terug op uithangborden en oude gevelstenen. "'t Is altijd wat" kunt ge nog wel hier en daar op 'n dorpsherberg lezen, maar vroeger was zoiets algemeen. Zo zei de bakker:

     Misgun geen bakkers winst,

     gij goede en kwade liën,

     Zij arbeiden het brood met

     lichaam, voet en kniën.

Hieruit kunt ge weer in 't geheugen terugroepen de dagen van weleer, toen de bakkers het deeg met de voeten traden om te kneden. Hygiënisch was dat niet altijd...

Bij 'n herberg waar "De Engel" uithing, kon men toen lezen:

     In den Engel bemind,

     Tree binnen, mijn vrind,

     Hier tapt men met plezier

     Jenever en bier.

Een grappenmaker had op z'n uithangbord laten schilderen:

     Ik woon op den smoutpot alhier,

     Hebt ge geld, dan heb ik bier,

     Hebt ge er geen, dan staat er

     Hier naast een pomp met water.

Nog mooier was dat vers, dat bij een eerzame Bossche poelier gestaan heeft, die er rond Sinterklaas nog graag een centje bijverdiende:

     Hier plukt men kip en vilt men haas

     En speelt men ook voor Sinterklaas.

Inderdaad zag men vroeger vaak koddige opschriften. Zo moet een bordje in een logement aan het vroegere Bommelse veer verkondigd hebben:

     Hier zet men koffie en over!

En de grappenmakerij van de Goudse pijpenmaker die in zijn etalage zette:

     Grote stelen en kleine stelen,

     Maar groten stelen het meest.

is overbekend. Evenzeer dat reclamebord uit de Prinsestraat te Amsterdam, waar een besteedster woonde (een verhuurster van dienstmeisjes), die samenwerkte met een vroedvrouw, die in hetzelfde huis woonde. De twee vrouwen combineerden derhalve hun "reclame" door op het gemeenschappelijk uithangbord te doen zetten:

     Hier woont de Besteedster,

     twee hoog aan de linkerdeur;

     Klop je aan de rechter, dan

     komt de Vroemoer veur.

Ook in volksgezegden komt menigmaal spot, humor en sarcasme tot uiting. Daar zullen we nog wel eens iets van vertellen.