INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 9 april 1955

 

 

Toen Tilburg nog dorps was

 

Het leven der daggelders

 

Vaak verstrekkingen in natura

 

 

Als u kennis gemaakt hebt, waarde lezer, met het geïllustreerde foldertje "Tilburg", dat door het Gemeentebestuur in 1954 uitgegeven is en waarin een 35-tal keurig genomen en weergegeven foto's voorkomen, dan hebt ge stellig ook met genoegen 'n tijdje gekeken naar de fabrieksinterieurs die daarin zijn gereproduceerd. Daaronder is 'n korte verklarende tekst. Vanzelfsprekend kun je lezen, dat "70% van de Nederlandse wollenstoffen uit Tilburg komen. Duizenden vakbekwame arbeiders zijn in ca. 50 fabrieken bij deze productie betrokken. Het spinnen en weven, de toegewijde behandeling van de zachte wolvezel zit hen in het bloed." Hm, hm, om van te smullen, nietwaar? Deze nijverheid bloeide reeds eeuwen als huisindustrie. En ook is er 'n periode geweest, dat zowel de fabrieksnijverheid als de huisweverij er hand in hand gingen. Tal van voorbeelden zijn daarvan voor onze stad aan te halen.

 

"De piano"

Zo telde in 1816 de firma Van Dooren & Dams 175 man personeel, doch een deel daarvan werkte thuis. Ge kunt in bovengenoemd foldertje nog een foto zien van wevershuisjes en simpele woningen van de hardwerkende arbeider, rond de fabriek gebouwd. Die huiskes hadden bovendien als bijzonderheid, dat de kamer "waar de piano stond" (zo noemde de spotlustige werkman zijn weefgetouw) veel groter dan een normale huiskamer was, omdat het getouw er anders niet staan kon. Bovendien herbergde dit vertrek zowat het gehele gezin met bovendien meestal ook nog de bedstede in 'n hoek en de tortel aan de muur. Dat was het Tilburg van voor enige decennia.

 

Patriarchale verhoudingen

Met zijn patriarchale verhouding tussen patroon en knecht, toen de firma's al haar personeel nog in dagloon uitbetaalden, zonder loonzakjes en heel die loonadministratie, die vandaag de dag zoveel noten op haar zang heeft. Toen kwam het nogal eens voor, dat "de loonadministratie" te vinden was op een ingeraamd leitje, zoals de kinderen op school die gebruikten. Op dat leitje werden iedere Maandagmorgen de namen van het werkvolk opgeschreven en wie een uur verlette wegens ziekte of wegens dronken zijn (dat toen regelmatig voorkwam) kreeg een kruisje achter zijn naam. Zoveel kruisjes, zoveel uren geen geld; meer viel er niet te becijferen, want alleman stond in daggeld. Daarbij moet men ook nog de gedwongen winkelnering uit die dagen in het oog houden. Doch dit vormt een chapiter apart...

Wat het dagloon in 1816 bij genoemde firma beliep, geeft navolgende specificatie. Er waren: 10 spinners, winnende per dag 10 stuivers; 5 wolwassers en kettingscheerders, winnende per dag 14 stuivers; 88 wevers en spoelders, winnende per dag 12 stuivers; 29 wolpluisters met 6 stuivers dagloon; 4 nopsters 7 stuivers; 4 lijstspinners 6 stuivers; 22 droogscheerders van 13 stuivers en acht penningen per dag; 4 rouwers van 13 stuivers en 8 penningen per dag; 5 pluisters van 6 stuivers per dag; 2 knechten voor de weverij, winnende per dag 14 stuivers en dito voor de volmolen tegen hetzelfde daggeld. Deze gegevens putten we uit een overzicht, dat destijds door de boekhouder waarschijnlijk schriftelijk verstrekt is. Zij zijn zeer ordelijk en accuraat geschreven en bevatten onderaan een Post Scriptum van de volgende inhoud: "Voor de geïntresseerdens der windvolmolen aan de Hoeven een volder en een knecht, winnende per dag 1 florijn en 10 stuivers."

 

Zelfverzorging

Maar het betrof hier dan ook een grote zaak. De kleinere industriëlen sloegen er dikwijls met de pet naar. Ook de beloning was dan menigmaal navenant en verstrekking in natura moest goed maken, wat aan klinkende munt tekort kwam. Daarbij kwam, dat zeker aan de buitenkant van Tilburg vrijwel iedereen er een flinke lap grond bij zijn huiske had liggen, waarop de aardappelen en groenten geteeld werden, een geit werd gehouden en de nodige konijnen verzorging vroegen. Nu wenst men nog wel de eengezinswoningen met een eigen hofje, maar de in koortsachtige haast opgetrokken nieuwbouw, die de jaarlijkse inwoneraanwas der stad moet opvangen, kan het niet meer zonder etage- en flatbouw stellen. Noodgedwongen wordt men telkens zuiniger op een stukje bouwterrein. Wat vroeger in lange werkuren aan karig daggeld inkwam, bleek tenslotte toch nog voor een beduidend aantal mensen de mogelijkheid te scheppen om te sparen en door zuinig beheren zich een eigendommetje te verwerven.

Zouden we verhoudingsgewijze er ondanks de grote weekgelden, zeker in flinke gezinnen met nogal wat verdienende kinderen, veel op vooruit gegaan zijn? Is de spaarzin aangewakkerd? Is het verkrijgen van een eigen huis en hof nog zo begeerd, of wacht men op wettelijke maatregelen ook in dit opzicht, die tot "bezitsspreiding" voeren? 't Is nu immers alles overheidsbeleid en overheidszorg wat de klok slaat, en de zelfhulp en zelfbescherming raken meer en meer op de achtergrond. De tijd zal moeten leren, waar we op de duur het best mee zijn.