INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 11 juni 1955

 

 

Toen Tilburg nog dorps was

 

Van kraaien en varkens

 

Op de "Bakertand" was het steeds vrij logies voor zwervers

 

Verklede moordenaar verried zichzelf

 

 

In het achtereenvolgende zevende artikel dezer reeks, waarin iets verteld werd van verdwenen typen, veranderde buurten en verbeterde gebruiken, waarvoor we dankbaar zijn, dat zij uit het folkloristische heden vergeten zijn, heb ik ook de zg. "aansprekers" van vruuger ten tonele gevoerd en gewezen op misbruiken, die onder dat slag lieden veelvuldig optraden. Trouwens dit euvel wekte ook elders afkeer. De ouderwetse aansprekers - de zogenaamde "kraaien" en "dooyenverklikkers" - heeft bijv. de karikaturist en volkse schrijver Justus van Maurik nooit met rust gelaten, noch in woord noch in beeld. De tegenstelling van de ernst van hun bedrijf en het komische van hun persoon; het "lijkmaal", door hen opgevat als een bruiloftsmaal; hun benaming: een "wijnlijkje" voor een begrafenis, waarbij na afloop wijn werd geschonken en waaraan zij zich schromelijk te buiten gingen, zodat zij dronken uit het sterfhuis komende, zwaaiende over straat liepen; dit alles duidde hun schaamteloosheid en onopgevoedheid volkomen aan. Als jongen is er menigmaal met erwten en catapult naar hun kortgebroekte benen en kuiten gemikt, zodat zij hun onwelvoeglijke vocabulaire ten beste (of ten slechtste?) gaven.

 

Rare kraaien

Ook in de Tilburgse wijk Korvel heeft het er wel eens raar toegegaan, vertelde mijn ouwe vriend. 'k Heb gezien, dat die "zwaluwen" of "zwarte kraayen", zoals zij genoemd werden met hun zwarte slipjassen en Napoleonssteek, door al dat "bidden" van het ene eind der stad naar het andere, zelf zódanig onder de indruk van het droef gebeuren gekomen waren, dat de onderweg genomen "hartversterkingen" niet meer binnen te houden waren. Daardoor ontstonden toneeltjes een Jan Steen waardig.

Zo kon het gebeuren, dat een van die "bidders" zó topzwaar geworden was, dat hij tegen de grond nog "bidden" moest bij een familie in de Heuvelstraat. Er was een winkel en daarnaast liep in dit huis een lange gang, die in de achterkeuken uitkwam. Daar was dus een deur. Die kon men van binnen opentrekken, zonder klink van buiten. De juffrouw in de keuken hoorde op 'n gegeven moment een geweldig gestommel en bonzen op die deur. Hevig geschrokken zijnde kwam zij naar voren stuiven, trok de deur naar zich toe en bekwam de schrik van haar leven, toen een grote, lange zwarte bidder met al zijn attributen languit de gang in viel. Het was intussen donker geworden en dus stoof ze de gang door naar achter om licht te halen. Ook haar man kwam er bij. 't Had nog al wat in gehad, want onze electrische knopjes kende men toen nog niet. Wat zagen ze? De aanspreker lag daar zoekende en mopperend om zijn brief, die hij steeds in de hand gedragen had, naast zijn zwarte handschoen. Hij scharrelde ook naar zijn verfomfaaide steek. Onze dame was van de schrik zowat bekomen en had haar spraak herkregen: "Nou! Wat nou??" "Wat nou!" snauwde de bidder. "Nou verd..., dat ik zeg wie dood is!" - Tableau.

 

Het beste varken

Men hield wel van grappen. Zo zaten er eens in 'n café drie mannen bij elkaar. Twee waren boeren en de derde de kastelein, die ook 'n glaasje meedronk. Het gesprek kwam op de vèrkens en een der boeren zei, dat er in heel Tilburg geen mooier vèrken was dan het zijne. De tweede durfde dit te betwijfelen. De kastelein stemde direct gul daarmee in. Hij beweerde zelfs te durven wedden om 'n lekker etentje, dat zijn varken verreweg het mooiste en schoonste was. 't Was al ongeveer lof-tijd geworden en moeder de vrouw zat met het eten te wachten - de kastelein wou ook wel aan tafel. Enfin, die weddenschap was dus aangenomen. Maandagmiddag zouden ze bij elkaar komen kijken.

Zo gezegd, zo gedaan. Na 'n pierenverschrikkertje ging men op pad. Wat waar was, moest gezegd worden: 't Was 'n schoon varken, maar of 't tegen die van boer-twee opkon, viel te betwijfelen, zeide deze nogmaals. Men ging kijken en ja, zo'n zwaar, stevig, goed geschonkt en welgeschapen mestresultaat had ook boer-een niet gezien. Grif gaf hij toe de weddenschap verloren te hebben. En lachend begon men de kastelein al naar zijn wonderdier te vragen. Deze hield voet bij stuk en herhaalde, dat hij het mooiste en schoonste varken had. Ze zouden zien. Aan de kooi gekomen daverde een lachsalvo. Want wat zag men? De kastelein had zijn lief biggetje van 'n paar maanden heel keurig gewassen en een frontje met zo'n zwart strikje aangedaan, zoals de boeren vroeger (en ook nu soms nog wel) droegen. Het diertje zag er inderdaad schoon en mooi uit. Wat kon men anders doen, dan de kastelein gelijk geven en dus werd bij hem het smakelijk hapje uitstekend klaar gemaakt.

 

Grond "bijploegen"

Ge weet evengoed als ik, dat de boeren begerig zijn naar 'n lapje grond. Voorbij 't reeds meer genoemde Spieke verder gaande kwam men aan de Oerlesestraat. De oude "Goilse baan" werd daar veel smaller. Dat kwam, doordat de boeren er steeds wat afploegden totdat het ten slotte maar een smal voetpad meer was. Aan 't eind van dit pad stond een boerderij, waarin Mutsaers woonde. Vóór dat huis was vroeger een sloot, waarin een dam gelegd was. Voor oude Tilburgers heet dit daarom nu nog "Mutsaers op den Dam".

Wat verder was de baan weer op zijn breedte en kwam men aan een driehoekig stuk land, waar vroeger een estaminet stond, genaamd "De Kikvors". Links daarvan had men "den Bakertand". Daar stonden en nu nog een zevental boerderijen. Tegen de avond zag men vroeger daar hele karavanen scharensliepers, stoelenmatters en ketellappers, merendeel uit Kaatsheuvel en Loon op Zand, heen trekken om er in schuur of stal te overnachten. Nadat die luitjes heel den dag in de stad met kinderen gebedeld hadden, of stoelen gemat, messen en scharen geslepen, enz. trokken ze naar de boeren. Niemand werd geweigerd. Ook "vreemden" sloten zich wel ooit bij dit heterogene gezelschap aan, doch dan hielden boer en boerin zo'n seigneur goed in de gaten.

 

"Vangen"

Zo kwam op 'n avond een grote, struise vrouw laat binnen. Zij bleek een Belgische te zijn. De boerin vertrouwde het vrommes echter niet. Ze mompelde tegen haar man: "Ik geloof, dat het 'ne manskèrel is..." "Dè za'k gaauw zien", repliceerde de boer. Het was tegen Sinterklaas en zeer koud. Dan liet men die arme sloebers altijd bij het haardvuur zitten en daar schoven ze wát graag bij aan. "Ik zal eens tracteren", zei de man, "en gullie vangen." Tegen z'n vrouw had hij uitgelegd, waarop gelet moest worden. Het is namelijk zo, dat vrouwen en meisjes als zij een appel op afstand moeten vangen, dit zittend doen met de knieën uitgespreid om hem in de schoot te laten rollen als het met de hand mislukt. Mannen daarentegen knijpen de knieën tegen elkaar. Toen het appel-vangspelletje even aan de gang was, bleek direct dat de Belgische "vrouw" een man was. "Haar" werd gezegd, dat er geen slaapgelegenheid was, alles bezet, en dus elders trachten nachtverblijf te vinden.

Na een paar dagen kwam de politie informeren of er geen grote Belgische vrouw om nachtlogies geweest was. Men vertelde wat er voorgevallen was en het bleek, dat de boerin goed uit de ogen gekeken had. De Belgische justitie had bericht, dat een moordenaar over de grens gevlucht was, vermoedelijk in vrouwenkleren. Inderdaad werd hij enkele dagen later in Oirschot gearresteerd...