INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgse Courant - dinsdag 28 oktober 1952

 

 

380 jaar geleden: De pastoor van Haaren vermoord

 

 

Het is thans driehonderdtachtig jaar geleden, dat in Haaren de pastoor van het dorp op de meest lafhartige wijze werd vermoord, omdat hij weigerde het Katholieke Geloof te verzaken. Pastoor Petrus Janssen, zo heette deze herder, die in Calmphout geboren was. Als abdijheer van Tongerloo had hij jaren achtereen zijn parochie in de moeilijke tijd van de 16de eeuw bestuurd. Na al die jaren is men deze martelaar voor het geloof min of meer vergeten. Wat er nog van bekend is, laten wij hieronder volgen.

 

"Dit hebben de geusen ghedaen!"

In de nacht van 15 op 16 April van het jaar 1572 waren de geuzen de pastorie van Haaren binnengedrongen, waar pastoor Petrus Janssen woonde. Als razenden waren zij in het huis van de herder te keer gegaan. De nicht van de pastoor, Elisabeth Theunissen, die bij hem het huishouden deed, en de andere mensen, die zich op dat moment in de pastorie bevonden, werden door de geuzen geboeid. De pastoor werd vermoord. Op zijn eigen knielbankje was zijn hoofd afgehouwen, zijn ogen uitgestoken en zijn oren en neus afgesneden. Zo vond men later pastoor Petrus Janssen van Calmphout. Op de kalkmuur van de pastorie hadden de moordenaars geschreven: "Dit hebben de geusen van den Briel ghedaen!" Volgens de overlevering zou dertien jaar later het bloed van deze martelaar nog zichtbaar zijn geweest.

Dat zijn de gegevens van de Heemkundige Studiekring "De Kleine Meijerij".

 

Van een tijdgenote, een zuster uit 't Franciscanessenklooster "Mariënburg" te 's-Hertogenbosch, bevindt zich nog een handschrift in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag, waarin te lezen staat in welke moeilijkheden de geestelijken en religieuzen destijds verkeerden. Over deze laffe moord schrijft zij het volgende:

"Want het is geschiet corts na Paesschen datter V of VI boeven in die persoenhuys (pastorie) quamen op eenre nacht te Haren bij Oesterwijck. Ende was een Witheer, die wouden sij vermorden. Hij seden: 'Gesellen, wat wildi van mi hebben? Ic sal u geven al dat ic heb. En eest nyet genoch, ic sal u meer crijgen, dat ghijt hebben sult; laet mi toch leven.' Sij seden: 'Neen, wij. Ghij moetter aen. Wij en soeken nyet alleen u goet, mer wij soeken oock papenbloet, ende aldus sellen wij al voert gaen.' Ende hebben doen seer jammerlijk vermoert, mer ierste hebben sij sijn oren afgesneden, ende sijn noese, ende doen mit enen bijle sijn hoeft afgeslagen ende alsoe laten liggen. Ende hebben al medegenomen dat sij costen gedragen of de aenstont."

Dat is de geschiedenis van de moord op de pastoor van Haaren in de geuzentijd. Een moord, die 380 jaar geleden plaats vond.