INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 7 april 1955

 

 

Toen Tilburg nog dorps was: Oude wijkaanduidingen

 

Ambachtslieden hadden weinig respect voor elkaar

 

De derde plaats van de provincie na Den Bosch en Breda

 

 

Wie de beide voorgaande artikelen met iets meer dan gewone aandacht gelezen en nagegaan heeft, zal moeten toegeven, dat compilatorisch vermogen nodig is voor zulk een opstel: eerst belangstelling wekken; dan de toegestoken vriendenhand met beide handen omvatten en nagaan, of er iets bruikbaars in overgebleven is; daarna gaan sorteren, deduceren en combineren ten believe van het critisch publiek, waarvan velen met 'n achteloos gebaar zo'n eendagsvlieg uit het rijk der journalistiek afslaan. Des te meer vreugde ervaart men van de belangstellende brief, die de oorzaak is geworden van 'n paar artikeltjes, die nog kunnen volgen.

Iets kan men begrijpen van hoe het verleden was, als men deze eenvoudige aanduidingen nagaat. Het peil der welvaart was laag. Schrikbarende armoede teisterde de volksmassa tot gevaarlijk pauperisme. Alleen de R.K. godsdienst hield door toegewijde bedienaren velen in bedwang, waardoor het "Arme Brabant" standvastig bleef en tegen de verdrukking in groeide tot de vooraanstaande Nederlandse provincie van deze tijd, die nog vele beloften in haar schoot verborgen houdt , als zijn bewoners het Geloof der Vaderen - ondanks allerlei vervlakking en slechte beïnvloeding - hoog houden en uitdragen als lichtend voorbeeld.

 

"Een bescheiden stadje"

Het Tilburg der eerste helft van de negentiende eeuw was nog echt dorps al zou het zich naar de uitspraak van Koning Lodewijk Napoleon in 1809 ook bescheiden stadje hebben mogen noemen, het derde in grootte van de Noord-Brabantse steden: alleen Breda en 's Hertogenbosch waren rijker aan inwonertal maar niet aan energie zoals de toekomst bewees. Op 31 December 1814 had Tilburg een bevolking van 9.745 inwoners, welk aantal op 31 December 1839 gestegen bleek tot 13.348, een niet onaanzienlijke stijging dus in 25 jaar van ruim 36%. Zij lag boven die van de provincie (ruim 20%) en die van het gehele rijk (ruim 31%).

Het karakter der negentiende-eeuwse agglomeratie van "den dorpe Tilborch ende Goerle" komt door al deze aanduidingen sterk naar voren. Vijf losse kernen, nl. de wijken Kerk en Heuvel, het Goirke, de Veldhoven, Korvel, Oerle-Broekhoven, en nog enkele gehuchtjes, wier namen in de vorige bijdragen reeds vermeld zijn. Veel open, agrarische terreinen. Om 'n voorbeeld te geven: in een oude koopakte lazen we: "een perceel akkerland gelegen aan de Galgstraat, omtrent den Galgenakker in de buurt van Oerle". Zou daar ooit een galg voor misdadigers zijn opgericht geweest? En zou men daar op die akker de terdoodgebrachten daarna ter aarde besteld hebben? Het doet aan de H. Schrift herinneren, waar van de knekelakker voor de begrafenis van Judas gewaagd wordt. Op 'n andere plaats vond ik: "ter plaatse den Beijsteren (tegenwoordig Besterd), ongeveer de Molenstraat bij het Rosmolenplein.

Bij het nagaan der geschiedenis van het gildewezen las ik (in het Notar. Archief Tilburg Nos. 178 en 265) van "de Gilde of Societeit van de Droogscheerders te Tilburg, genaamd de Jonge Gilde van Sint Christofferus", welk gezelschap in 1825 en 1837 vermeld wordt. Deze kwamen voor en na bijeen in de tapperij van de Weduwe Ader op Enthoven, een gehuchtje niet ver van de Heuvel en waaraan de naam Enthovenseweg bij het Ziekenhuis nog herinnert.

Wanneer men van de Zomerstraat op het Lieve Vrouweplein komt, zoals het nu genaamd is, krijgt men een splitsing van twee wegen: rechts de Korvelseweg, die vruuger hiette het "Herringsend" (Haringseind) en links hiette die "de Goilse baan", nu Trouwlaan. Vooraan links hiette het daor "de Brakken", thans Kloosterstraat. Daor wonde 'n zeuventig jaoren geléje een bekende vrachtrijder-kolensjouwer, waarvan ik me herinner, hoe eens wegens de erbarmelijke toestand der modderwegen in die buurt hij met zijn kolenkar was vastgereden. Na heel wat tobben en hulp van de buurt stond hij eindelijk weer op vaste grond. Aan de man, die zich bij dit karwei het meest verdienstelijk gemaakt had, vroeg hij: "Wè vur vak hèdde gij?" Toen de ander repliceerde met het woord "Wèver", zei de voerman tegen zijn paard: "Húú, trug! Ik wil van ginne wèver geholpe worre!" - Tableau. - En m'n berichtgever lachte nog, toen hij deze jeugdherinnering ophaalde.

 

Minachting

Trouwens, dat "afgeven" op een anders ambacht schijnt vroeger zeer algemeen geweest te zijn. Zo was het in Tilburg onder de smeden een vaste gewoonte, dat een jonge leergast bij zijn intrede in de smidse de doop moest ondergaan en zijn ambachtseed zweren. Dan moest hij met de hand op het aambeeld de plechtige gelofte afleggen nooit oftenimmer een wever goeiendag te zeggen, laat staan z'n pet er voor afzetten. En tot bezegeling van zo'n besluit werd dan door de smidsbaas met de kwast, waarmee gloeiend ijzer nat gemaakt werd, zo'n jochie besprenkeld en moest dit tracteren op 'n halve liter jenever.

Ook elders zijn dergelijke typische gebruiken in de ambachtelijke sfeer nog heden ten dage bekend. Zo stond in de Nieuwe Tilb. Crt. van 13 Januari 1955 nog 'n plaatje uit Engeland, waarop te zien was, hoe in een Londense brouwerij een jonge gast in het gilde der brouwerijknechts opgenomen wordt. Dit ging gepaard met een - niet zo zachtzinnige - plechtigheid, die bestond uit het maken van een rondrit in een ton door de brouwerij. Een ton die beurtelings afgekoeld en verhit werd, en tot slot een "jonaspartij" door de reeds bevestigde knechts. En zo iets geschiedt pas na vijfjarige leertijd. Men moet er dus nog steeds iets voor over hebben om voor volwaardig vakman aangezien te worden.

 

Vroegere typen

Na dit zijpaadje bewandeld te hebben gaan we terug naar oud-Tilburg. Daar was vroeger nog geen krankzinnigengesticht of tehuis voor geesteszieken en toch liepen er nogal wat geestelijk gestoorden rond. Zolang zij geen ernstige overlast aandeden, liet men hen als regel ongemoeid gaan. Doch menig kind was die zielige schepsels 'n plaaggeest. Op de Brakken woonde het "zot Jaoneke", de schrik der kinderen. Wat verder woonde "Jan de Slieper", een eveneens gestoorde, die door de kinderen geplaagd werd, als zij ver genoeg van hem af waren.

Wat verder in de Trouwlaan kwam men op "de Lupkens", tegenwoordig Nieuwstraat. Daar stonken nog de beruchte "blauwsloten", open en nog niet hun stank door riolen afvoerend, zoals tegenwoordig. Weer wat doorwandelend kwam men op "het Spieke", een driehoekig terrein, waar thans de kapitale bakkerij van Santegoets staat. Nog verder doorgaand vond men enkele oude huizen, waarin destijds "de kwezel" woonde. Doch hierover in een vervolgartikel.