INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 8 december 1955

 

 

Toen Tilburg nog dorps was: Levenslied of volkslied

 

Uit het hart van het volk

 

 

Aan de heer M. v.d. Z. (Student)

 

Wie de pen voert, moet voorzichtig zijn. Dit is een oude waarheid, die we ditmaal ervaren hebben, toen we een oud Tilburgs spotvers deden herleven en daarbij terloops lieten uitkomen het verschil tussen een levenslied en een volkslied. Hierop heeft een aandachtige lezer aangeslagen en vraagt om tekst en uitleg. Dat is vlugger gevraagd dan beantwoord. Doch ik wil deze leergierige student niet teleurstellen.

Ik schreef: "In tijden van gisting zingt men het levenslied". Men zingt, omdat men het zingen niet kan laten en gebeurtenissen er aanleiding toe geven. Als zodanig hebben ons Speenhoff en ook Pisuisse "het levenslied" willen brengen, gebundeld en klaar. Maar waren het echte? We stellen die vraag, omdat het echte levenslied geen naam heeft, zijn zanger blijft verborgen. Vaak doodt de naam het pasgeboren kind; dat "levenslied" van het affiche is het levenloze lied, schreef eenmaal Prof. F. Muller, het wordt cliché, en meervoud, het wordt een film. Het komt in de voordrachtzaal en op de planken, doch "het volk" zingt het sporadisch. Het wordt zeker geen volkslied.

 

Middeleeuws

Zuiver klonk het levenslied in de Middeleeuwen, de 11de en de 12de eeuw. Over die Goliarden, welke ze zongen, zou heel wat te vertellen zijn, maar laat ons liever 'n paar voorbeelden geven.

Het origineel is middeleeuws Latijn; de vertaling heeft zich enkele vrijheden veroorloofd. Het betreft een vrouw, eerst vermeesterd in onstuimigheid.

 

     Enkele knoppen afgeplukt,

     Plukkend dra aan het hart gedrukt,

     Tot die druk mij het lijf verrukt:

     Al dart'le wind mijn dolheid!

     Niets, dat mij de ziel bedrukt:

     't Is jeugd in al haar volheid!

 

     Lente's blijde zaligheid

     Blaast uit opgetogenheid

     Storm op storm in luid jolijt,

     Wijl zorg en angsten vluchten!

     Nergens schaamte of zelfverwijt,

     Dat wij geen wetten duchten.

 

     Zolang het in mijn leven bloeit,

     Zolang het in mijn harte gloeit,

     Zolang het in mijn lijf mij schroeit,

     Boeit liefde al mijn willen.

     Straks in de ijzigheid des Doods

     Zal eerst die brand verkillen.

 

Ook het tweede is vol bekoorlijkheid, die aanduidt en te verstaan geeft, die alles mee doet leven in het spel der liefde, zodat een samenklank van grote sensuele bekoring ontstaat.

 

     Kwam er een meisje

     Rood in haar kleedje,

     't Kleedje hem paaide,

     Als hij haar aaide.

     't Was of het luisterde,

     Naar wat hij fluisterde,

     Eia!

 

     Stond er een meisje,

     - Roos in haar kelkje.

     Wat toch verhaalden

     Heur ogen, die straalden?

     Of hij verstond

     Die bloeiende mond?

     Eia!

 

     Stond er het meisje

     In 't lichtende woud;

     Sneed er haar liefde

     In het groenende hout.

     Kwam daar vrouw Venus,

     Las er die brief...

     Lichaam en leven

     Schonk zij haar lief.

 

Het volkslied

En nu het volkslied. Dat is veel minder van kwaliteit. Helaas is het veelmaals banaliteit. Ge kent ze toch allen, die lalliedjes, welke bijv. met Carnaval gebrald worden of bij volksfeesten. Ook in Tilburg kon en kan men ze op gezette tijden horen. Wat zingt het volk op Koninginnedag? Als het nog zingt, doch ook echt blij zingen, spontaan, gaat er uit, dan is het van:

     Janus, heb jij je hoedje op,

     Janus, wat doe je met zo'n dop,

     Janus heeft op zijn kanus

     Zijn hoge zij, nou is ie blij.

en dan komen er misschien nog een paar regeltjes bij, al even onbenullig. Is dit een volkslied? Welneen. Maar wel zo eentje, dat vertelt:

     Ik ben een nette jongen,

     Ik kleed me graag ook goed,

     Op feestelijke dagen

     Draag ik een hoge hoed,

     Dat kan de buurt niet velen...

 

De juiste toon

Dit liedje wordt geen straatliedje, geen lalrefrein. Dit heeft de volkstoon te pakken. Daar hebt gij het liedje "Wat de meisjes zo gaarne hebben, de meisjes van Van Nelle, de meisjes van de Schiedamse Dijk", welverzorgd.

 

     Meisjes zonder onderscheid,

     Worden o zo graag gevleid,

     Vinden het charmant,

     Is een man galant,

     Is een jonge man attent,

     Vindt zij hem een leuke vent,

     Zwicht voor diplomatie,

     Zegt hij tot een jonge vrouw,

     Ik kan niet leven zonder jou,

     'k Sterf van liefdessmart,

     Trilt het in haar hart,

     Als hij voor haar nederknielt,

     Zegt: jij bent het, die mij bezielt,

     en haar dan verrukt,

     Aan zijn boezem drukt,

     Al breekt hij haar in twee,

     't Geeft niets, zij voelt zich tevree.

 

     Refrein:

     Ja, dat hebben de meisjes zo gaarne.

     Op mijn woord ik 't verzekeren kan.

     Kijken zij snachts naar de sterren.

     Dan dromen zij allen er van.

 

Sentimenteel

Hij moet 't hart van 't volk wel gekend hebben, die zulk een lied dichtte. Zouden we regel voor regel gaan verklaren, dan zou u dat duidelijk worden. Bombastisch, overdreven, zeker, maar voor 't volkskind is dat de waarheid. Zij wil "in tweeën gebroken zijn". Een "galant", die dit verstaat, is zeker van succes. Haar aard is lust in lijden te vinden. Sentimenteel. Zij wil romantiek naar haar aard. De levensgang der grote massa.

Heb ik met deze enkele voorbeelden voldoende het onderscheid getekend?

 

N.B.

1. Voorbeelden van Tilburgse volksliedjes zijn door mij reeds jaren geleden in "de kraant van Arts" weergegeven. Al herinnert die wellicht zich niemand meer, toch zal ik herhaling voorshands achterwege laten.

2. Wie het nieuwe compilatiewerk "Van heidorp tot industriestad" doorgenomen heeft, zal bij zijn "verkenningen in het verleden van Tilburg" genoten hebben van de folkloristische verkenningen aan de hand der bijdrage van Drs. H. Mandos. Had deze de snaakse spotternij gekend, die mijn vorig artikel bood, dan had hij er op blz. 233 op kunnen aanslaan, waar van tweehonderd jaar her verteld wordt over de Tilburgse gemeenschap, dat zij ook toen reeds haar publiek dorpsschandaaltje kende, en dit nog wel in het centrum van het dorp. Een hoedenmaker wekte de ergernis van de buurt op door zijn ongemanierd en onbeheerst hardhandig optreden tegen zijn vrouw. Dat nam men niet en in de herberg werd het plannetje uitgebroed om op hem de traditionele Meijerijse straffe toe te passen. Men zou hem voor de ploeg spannen. Doch verder vertel ik niet: ge moet er dit mooie, nieuwe boek zélf maar op naslaan.