INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - woensdag 12 oktober 1938

 

 

Winus Monkels*

 

Een Tilburgsche Marialegende

 

O.L. Vrouw van de Hasselt

 

 

Diep onder den zonnigen grond van de Hasselt staat mee de armen in de hoogte en krom als van eenen gebochelde, het geraamte van Winus Monkels, en boven zijnen schedel drukken de fundamenten van de Lieve Vrouwe kapel. Want vierhonderd jaar geleden, toen 't er allemaal moer was en wildernis, kroop Winus Monkels iederen uchtend in zijn donkere hut, en kwam er niet uit voor den avond hem in de duisternis verborg. Dan hurkte hij achter brembossen of vlierenhout en maakte mee zijnen spitsen dolk tooverteekens over de vlakte, tot er menschen neven kwamen, die hij door hun ribben stak om hun beurs te rooven. Zoo is 't ook gebeurd mee 'nen edelman, die over de aardsche wegen ging aan de hand van Onze Lieve Vrouw. Want toen Winus Monkels dezen braven mensch bij de keel greep, stuurde zij in de gedaante van struische mannen twee aartsengelen om den edelman te bevrijden, zoodat de struikroover van de Hasselt uit consternatie mee zijn armen omhoog in het moer vluchtte, en vier meter diep verzonk. Sedert dien dag steeg uit het ven een benauwende lucht, en op de plaats waar Winus was verzonken, bleef geenen kikvorsch in leven.

Doch de edelman, die maanden nadien van zijn verre reis weerom kwam, mee vijfhonderd gouden ducaten, gaarde van wijd in 't ronde de boeren bijeen, en liet het zand varen van de Oirschotse hei om de wijers te dempen en steenen te bakken voor den bouw van een sierlijke kapel. En Winus Monkels, die vier meter diep in zijn naakt geraamte stond, waartusschen zijn ziel in gedaante van eenen vetten wurm tot den laatsten werelddag moet blijven dolen, kreeg op zijnen schedel den last te torschen van een kapel, die meestentijds vol zou zijn van devote menschen.

Had hij kunnen bewegen, de fundamenten waren in eenen dag vernield. Maar omdat van sjagrijn de tanden uit zijn doodshoofd vielen, stookte hij den duvel op niet te gedogen dat die Mariakapel boven zijnen kop zou blijven staan. En daarom is 't gebeurd, dat zij in 1743 gedeeltelijk ineenviel. Doch als ge verdoemd zijt, hebt ge ook den duvel niet tot vriend. Zijn helsche influistering deed de kettersche regeering de kapel verbouwen tot 'n weverswoning, waar Lauw Jonckers uit Oisterwijk in 't jaar 1754 aan 't getouw ging. Veertien dagen na zijnen intrek liet hij boven den deurpost verven: "In de groote miserie". Want veertien dagen had hij van schemer tot schemer geweven zonder een half el stof te speuren. En als Winus Monkels nog een tong had gehad, zou hij gezegd hebben: "Lauw Jonckers weeft zijn eigen ongeluk... Ga weg, Lauw Jonckers!" Want bij elk schot van de spoel rilde Winus zijnen ruggegraat, zoodat heel 't gebinte daarboven kraakte en de muren bewogen. Van vrees en armoe heeft Lauw Jonckers zijn getouw in den steek gelaten. 't Was de beste wever in den omtrek, maar tegen Onze Lieve Vrouw, die 't zoo beschikte, kan ook 'nen wever niets.

't Moet voor Monkels een zwaar temptatie zijn geweest toen de Kalvinisten in 1794 boven zijnen kop begonnen te dansen en van de weverij een biertaveerne mieken. Voor marteling mocht zijnen geest daar 's avonds heimelijk dolen. Joris Borre, die den vedel speelde, hield geen snaar heel op ieder instrument en de schalmei van Peer Grynt zwierf den eersten avond vanuit zijn handen langs het plafond naar buiten. Het bier smaakte lijk zeepwater mee zout, en de schoon meiskes kregen als ze den rechterkant uitkeken aan den linkerkant een klap, zoodat ze iederen avond mee hun vrijers vechtens naar huis keven. Niemand wist dat het de geest was van Winus Monkels, maar langer dan een octaaf heeft de toeloop naar de taveerne niet geduurd.

"'t Is er behekst!" schreeuwden de Kalvinisten. Doch het katholiek landsvolk wist beter en wachtte tot de Franschen kwamen, die in 1795 het onteerde heiligdom in eere herstelden. Sedert dat jaar is Winus Monkels zijn geraamte nog krommer gebogen, zeker als hij was niets te kunnen beginnen tegen de vasthoudende devotie der geslachten, die zich boven zijn hoofd voorbereidden tot de eeuwige zaligheid.

 

 

* Uit: "Lieve Vrouwkes van Brabant", door Jehan Kuypers, uitg. van Gebrs. Van Aelst, Maastricht 1938.