INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 17 juli 1963

 

 

Toen Tilburg nog 'n dorp was

 

Uit de dagen van de "Hasseltse Schuit"

 

Bijna iedere dag kraaide ergens de rode haan

 

 

In vervlogen jaren vond men menigmaal op schuren in de Reitsche Hoeven te Tilburg geschreven: "We zijn met ons achten en stoken alle nachten." En het brandde er dan ook week op week. En Willeke Trebus, die toen 'n typisch veldwachtertje met krulhaar was, wist met zichzelf geen raad hoe er iets tegen te doen. Dat rijmke ging uit van "de Hasseltse Schuit", een min of meer luguber stelletje kornuiten, die er op uit waren ruzie te zoeken, te drinken en baldadigheid uit te halen. Dat kan men uit het volledig couplet opmaken:

     Wij zijn met ons achten

     En branden alle nachten.

     Wij zijn te lui om te werken,

     Daarom bestelen we de kerken.

 

Bij droge tijden kwamen herhaaldelijk branden voor. En omdat men destijds geen waterleiding had en men het water uit putten moest scheppen, die veelal klein en ondiep waren, viel aan blussen niet te denken. Er ging haast geen dag of nacht voorbij, dat niet ergens de rooie haan kraaide. Kwam er tijding van brand bij de politie binnen, dan werd met een hamer op de grote klok van de toenmalige gemeentetoren aan 't Heike geslagen, wat 'n akelig geluid in de nachtelijke stilte veroorzaakte. Bij gemis aan telefoon diende dit om de brandweer en de schutterij op te roepen, doch veroorzaakte tevens dat er veel meer nieuwsgierig volk op de been kwam, dat door de schutters op afstand gehouden moest worden.

 

Streep aan de balk

Om eens 'n voorbeeld te geven: in 1882 hadden volgens het gemeenteverslag tien branden plaats, waarbij de parapluiefabriek van Alexander Gimbrère in de Heuvelstraat op 18 mei en de textielfabriek van Gebr. Swagemakers in de Telegraafstraat op 24 juni. Als bijzonderheid werd over 1884 vermeld, dat onze gemeente tussen 13 augustus, toen het bij Van de Sande in de Noordstraat brandde, en 19 februari 1884 bij J. van Pelt in de wijk Oerle, dus gedurende "ruim zes maanden van brand verschoond is gebleven". Dat verdiende een streep aan de balk.

Uit het verslag van de Kamer van Koophandel over 1880 halen we aan, dat de Tilburgse Brandwaarborgmaatschappij zich verheugde in vooruitgang. Vele fabrikanten zijn daarbij verzekerd en juist omdat die verzekerden ook aandeelhouders zijn, genieten zij van de voordelen. In 1880 werd die Maatschappij tot een naamloze vennootschap gevormd met een kapitaal groot f 600.000 en einde 1880 had zij in Tilburg reeds voor f 4.287.530 verzekerd. Het dividend bedroeg 5%. In 1881 was voor f 5.253.890 verzekerd en het dividend was eveneens 5%. We zullen ons maar niet aan vergelijkend cijfermateriaal op dit terrein met de dag van heden wagen.

 

Boze tongen

Kwaaitongen beweerden in vroeger dagen, dat de fabrikanten helemaal niet afkerig van een brandje waren, zodat zelfs sommigen in dermate slechte reuk stonden, dat ze grootste moeite hadden hun eigendom verzekerd te krijgen. Doch nogmaals: dit noem ik maar "kaoie praot"...

Zeker is echter, dat branden vroeger vaak heel ernstige gevolgen konden hebben. Vandaar dat allerlei bepalingen inzake uitdoven van licht en vuur, arbeidsduur, verzorging van brandblusmiddelen, gebruik van bouwmaterialen e.d., waarvan vele thans zouden vallen onder Hinderwet, Bouwbepalingen, enz., in dit verband moesten dienen om brand tot de kleinst mogelijke proporties te beperken.

Gaat men stedenkronieken na, dan vindt men daarin de bewijzen, dat een vierde of derde deel, soms zelfs de helft, van een stad in vlammen opging. En dit bleef tot in de 16de eeuw mogelijk trots de bestaande brandkeuren. Dan zijn we er tegenwoordig toch wel een beetje beter aan toe. Hoewel 'n paar branden van grote magazijnen met licht brandbare waren, zoals we onlangs meemaakten, bewijzen, dat voorzichtigheid ook nu nog scherp geboden blijft.