INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 13 november 1954

 

 

Uit de oude doos: Een brokje Folklore

 

Van "repen", "proemen" en vele andere Kinderspelen

 

 

Folklore is niet hetzelfde als "vol klaore"!

Dit woord komt de laatste jaren op veler lippen. Wat het is, blijft voor velen vaag. We zouden het zo kunnen zeggen: "Folklore omvat de kennis van de voorstellingen en gewoonten (gedachten en praktijken), die het onpersoonlijk leven uitmaken van een gemeenschap van mensen. De uitdrukking van onpersoonlijk of instinctief leven duidt hierbij aan de trap van beschaving van het 'volk', welks folklore men onderzoekt. Zodanige voorstellingen en gewoonten, die ten onrechte de hogerbeschaafde en zelfs wetenschappelijk ontwikkelde mens slechts voorkomen als curiositeiten, zijn overblijfselen van een oudere, voor een deel primitieve wereldbeschouwing van oudere economische en sociale levensverhoudingen, van vroegere wetenschap.

Wat een later geslacht bijgeloof pleegt te noemen, is een rest van wat in zekere tijd een vorm van geloof was; volgens rechtsvoorstellingen, die vreemd zijn aan de tegenwoordige wetten, werd door voorvaderen gevonnist; zeden en gebruiken, die thans zinloos schijnen en het voor een groot deel ook zijn, hielden ten nauwste verband met de morele denkbeelden en de levenswijze van heel een volk... Te eniger tijd is dus wat de beschaving vormde ener maatschappij, een ondergrond van beschaving geworden - ondergrond, waarop een volgende beschaving, overwinning van persoonlijk denken en gevoelen, rust, omdat zij er uit gegroeid is."

Voor velen zal dit zowat abracadabra zijn en ze zullen er net mee staan als die bezoeker van een folkloristisch samenkomen enkele jaren geleden, die er nogal wat "gildebroeders" aantrof, die diep in 't glaasje gekeken hadden. Hij zei me toen: "Ah, nou zie ik het wel wat 't is: Ze zijn vol klaore." Dat is nou 'n vorm van folkloristisch gebeuren, die de folklorist wél constateert, doch allerminst begeert. Hij verzet zich tegen die verkeerde gebruiken...

Mijn hierboven weergegeven aanhaling over de betekenis van het woord is de aanvang van het voorbericht van de "Catalogus van Folklore in de Koninklijke Bibliotheek" 1ste deel Europa, een werk van 627 bladz., dat enkel boektitels vermeldt. Hieruit ziet ge, dat het onderhavige onderwerp al heel veel tongen en pennen in de loop der tijden in beweging gehouden heeft. Als wij er ook wat aandacht aan besteden, zullen we niet diepzinnig betogen, doch hopelijk doen begrijpen, waar men zoal op bedacht moet zijn in dit verband.

 

Speelgoed

Denk bijv. eens aan kinderspeelgoed. Hoe was het vroeger en hoe is het nu. Herinnert ge u de dagen, toen ge nog hoepelde? Wij noemden dat vroeger een reep; nu zegt men hoepel. Voor de taalgeleerden, de woordkundigen, zegt "reep" iets en doet de vraag rijzen: waar vandaan? hoe ontstaan? en zoveel meer. Ook de klank spreekt mee. Waarmee we "reepten"? Als 't er aanzat, kregen we 'n mooie platgeslagen houten brede hoepel, soms zelfs bont gekleurd. Konden we daarmee - met het oog op leeftijd en/of handigheid - niet goed overweg, dan kwam er een héél mooi geschilderde op de proppen, waarin spaken zaten als in een wiel met verschuifbare balletjes aan die spijltjes, die zo prettig klonken onder het lopen, terwijl er een handvat aan was, waarmee de hoepel voortbewogen kon worden. Oudere jongens waren tuk op een ijzeren reep, waaraan een kort ijzeren staafje om het geval te leiden en er 'n flinke vaart mee te bereiken. 't Botste dan zo fijn op de keien, als kinderhoofdjes. Konden we dit begeerde niet bereiken, dan volstonden we met 'n hoepel van 'n ton en soms zelfs met maar 'n reepje van 'n haringvaatje. Met 'n stuk hout werd er de gang in gebracht en gehouden en een en ander vereiste gezonde vaart en vaardigheid. Tegenwoordig ziet men nogal eens 'n oud fietswiel benutten. Toen waren er geen fietsen als nu, doch die met 'n heel hoog en 'n heel klein wieltje en het vehikel was van zwaar hout met ijzeren beslagen wielen.

 

't Knikkeren. Ze liggen daar te glanzen, de "glaozige bollen", "kaaischeuten" en "proemen". Welk verschil er tussen was? Vraag 't eens aan je jongen. Weet hij het niet, laat 'm dan vertellen hoe zijn knikkers heten en ook hoe hij er tegenwoordig mee speelt. Wij hadden heel wat verschillende mogelijkheden om te knikkeren. Daar had je het achter elkaar aangooien om te trachten "de ijzeren bol" van de tegenstander te raken. Ook maakte men een kuiltje en dan werd er met 'n handvol ingegooid. Tegen de muur werd geketst en dan was het de kunst om zó te tikken, dat de terugspringende knikker in een "potje" (vierkantje, dat op het zand was afgetekend ofwel met krijt op de stoep getekend) belandde. Kwam hij op de rand, dan won men minder, dan wanneer hij middenin kwam te liggen. Men ketste achter elkaar en in volgorde mocht men met de vingers "knippen" om ófwel elkaar te raken ófwel er al knippend de knikker in te mikken.

 

't Centje steken was eigenlijk geen spel voor kleine kinderen, want om geld spelen paste niet. Oudere jongens en ook wel volwassenen wisten er menige Zondagmiddag mede door te brengen. Hierbij sloot aan het "steentje tikken". Er werden centen op een plavuis gelegd en met 'n grote knikker of ook wel met 'n ijzeren bol moesten die er afgemikt worden.

De meisjes hadden, naast hun poppen, het springtouw, groot en klein. Het laatste met twee klossen aan de einden om in de hand te houden. En dan de kookkacheltjes en het winkeltje-spelen en het kraolekes-règen. Aftrekplaotjes en duvelkes-in-dooskes werden door jongens zowel als meiskes begeerd. 'n Kruiwagen en 'n bolderkèr naast 'n sportwagen was schitterend rollend materiaal.

Als centje-steken verboden was, vond men 'n prachtremplacant in het "mitje steken" met "blèkke miekes". Dat waren blikken schijfjes, die onder aan een kartonnen of blikken spinpijp zaten. Gevolg van de textielindustrie!

'n Surrogaat van het knikkerspel was het knipspel met "knipbonen" of "knaawbonen" (boerentenen of tuinbonen). En dan dat elkaar op de handen en armen dragen, dat "kakkestoelemaaie" genoemd werd. Een speelliedje hierbij luidde: "kakkestoelemeien, we dragen het kindje met beije (beiden)". Ook het jonassen trok: "Toen Jonas in de walvis zat, van je een, twee, drie!"...

Jaren geleden heeft de heer A. van Delft in ons blad weken lang die kinderliedjes verzameld en het publiek hielp toen ijverig aan het bijeenbrengen mee. Want bij het spel hoort een lied. Wij weten, dat hij die verzameling daarna regelmatig heeft uitgebreid en enkel op een uitgever wacht om ze tot gemeengoed te maken, zoals reeds in 1897 gebeurde door P.N. Panken in "Ons volksleven" IX: "Liederen, kinderrijmen en kinderspelen uit Noord-Brabant".

De folklorist wijdt ook aandacht aan de spreektaal en het dialect, naast tal van volksgebruiken, zoals bij geboorte, huwelijk, verloving, overlijden. Om een voorbeeld te noemen: bij de geboorte-inschrijving in de registers van de Burgerlijke Stand in 1938 van Prinses Beatrix werd de officiële plechtigheid voor een ogenblik onderbroken door een aardig tafereeltje, wat een oud-Hollands gebruik is, dat toen dus ook door het Prinselijk gezin in ere is gehouden, namelijk het aanbieden van een kopje kandeel. Een lakei trad binnen en bood in kleine kopjes met oranjespreuken er op de geurige oud-Hollandse kruidenwijn aan. De Prins dronk op de gezondheid van de drie aanwezige heren: Beelaerts van Blokland, de burgemeester en de minister-president Dr. Colijn, die op de gezondheid van de baby proefden.

In Tilburg ging men bij zo'n gelegenheid "er eentje pakken" bij Jantje Marinus of in 'n ander café en de buurvrouwen bezochten de kraamvrouw "met den krommen èrm". Dat is met 'n klepkorf aan de arm, waarin nuttige spijs en drank als cadeautje. Wie er 'n voorstelling van zien wil, kan die vinden bij de jonge beeldhouwer Claesen in onze stad, die er 'n mooi beeld van gemaakt heeft. Zo ziet men, dat zelfs de kunst door de folklore geïnspireerd kan worden.