INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 2 mei 1957

 

 

Kinderzang en -rijm

 

Toen we tussen de zes en negen jaar waren, zongen we rijmpjes, die nu misschien nog gangbaar zijn. Controleer dat zelf maar.

     Boer, wat zeg je van mijn kippen?

     Boer, wat zeg je van mijn haan?

     Hebben die dan geen schone veren?

     Of staat jou de kleur niet aan?

Hierbij liepen we in de ronde kring, hand in hand. En was 't uit, dan maar weer van voren af aan tot het begon te vervelen.

 

Een liedje, waarbij we twee aan twee tegenover elkaar stonden, en dan met de armen kruiselings over elkaar heen en weer bewegend, alsof er gezaagd werd, klonk:

     Zagen, zagen, wiedewiedewagen,

     Jan kwam thuis een boterham vragen.

     Vader was niet thuis,

     Moeder was niet thuis,

     Piep! zei de muis in 't voorhuis.

Soms werd dit liedje gezongen, terwijl we een touwtje, dat in cirkelvorm geknoopt was, kruiselings vast hielden en zolang de koordjes over elkaar schuurden, totdat het "doorgezaagd" was.

 

Ge kent zeker het loopliedje, dat we op de speelplaats galmden, achter elkaar gaand, hand aan hand.

     Heb je wel gehoord van de holle bolle wagen,

     Waar die schrokkerige Gijs op zat?

     Die kon schrokken,

     Grote brokken:

     Een koe en een kalf,

     Een heel paard half,

     Een os en een stier,

     Zeven tonnen bier,

     Een schip met rapen,

     Een schuur(kerk) vol schapen

     En nog kon Gijs van de honger niet slapen!

 

In de ronde kring

En dan gaan in de ronde kring zingend:

     Tussen Keulen en Parijs

     Ligt de weg naar Rome;

     Al wie met ons mee wil gaan,

     Die moet onze manieren verstaan.

     Zo zijn onze manieren!

Daarop werden dan verschillende buigingen en handbewegingen en voetgetrappel verzonnen, dat de grootste pret veroorzaken kon.

 

Dat weversliedje was (en is nog?) overbekend, dat ook al wel als aftelrijmke gebruikt werd:

     Daar zat een weverke aan zijn getouw,

     Die wist niet, wat hij weven zou.

     Hij weefde van dit, hij weefde van dat,

     Hij weefde een hemdslip voor zijn gat!

En bij 't laatste woordje liep het kind uit de aftelkring, dat juist op dit woordje zijn tikje krijgen zou.

Het kan waar zijn, dat men elders de twee laatste regels volgenderwijs zei:

     Hij weefde een ditje, hij weefde een datje,

     Hij weefde een kussentje voor zijn katje.

Maar in Tilburg in mijn kindertijd zéér beslist niet. Wij vonden dat "vieze woordje" maar wát gewaagd! Trouwens die woorden dunken mij veel te gezocht, zij missen alle spontaniteit en originaliteit.

 

Bij het naar bed gaan, wist moeder altijd wel iets. Zo bijv. van de vijf vingers op de hand: "Naar bed, naar bed, zei Duimelot" enz. en een ander, dat we ook als kaatsliedje kenden: "Kaatje ben je boven? - Ja, Mevrouw! - 'k Wil je wat beloven! - Goed Mevrouw! - Tien pond suiker" enz. Van de vrouw, die koeken bakken zou, waarvan de pan omviel en wier man Jan van Gijzen heette, is overbekend, zodat het niet herhaald behoeft te worden.

 

Met Sinterklaas

De Sinterklaasversjes vertonen veel verscheidenheid. In onze kinderjaren, toen we nog echte peuters waren, zongen we, o zo welgemeend:

     Sint-Niklaasje bonne, bonne, bonne,

     Gooi wat in mijn lege tonne,

     Gooi wat in mijn laarsje,

     Dank je, Sint-Niklaasje.

Ik zie me nog onder de ouwerwetse schouw staan en de klomp met echt hooi, geen stro - want dat was te hard voor de bek van de schimmel van de Heilige Man - gevuld, waarin enkele speciaal uitgezochte knolletjes en een flinke pee (gele wortel) en zelfs soms een snee echt "paardebrood" (soort grof roggebrood, hard gebakken en rond van vorm). Moeder was een en al liefdevolle aandacht bij het "zetten van de klomp". 't Was zelfs soms een heel probleem, wáár hij staan moest: zou het paard er wel goed bij kunnen komen? Zou er niets uitvallen? Wiens klomp het hongerige dier het eerst zou aanspreken, had de meeste kans goed gevuld 's morgen het oog te vergasten. In elk geval was de slotzang in onze hansopjes aan moeders schoot:

     Sinterklaas, goed heilig man!

     Trek je beste tabberd an.

     Rijd er in naar Spanje.

     Appeltjes van Oranje,

     Nootjes om te kraken.

     Wat zal dat lekker smaken!

Wat hebben we "Daank oe, sinterklaos!" gegild, als de grote dag zo'n volle tafel schonk, gedekt met 'n mooi in plooi gestreken wit laken, waarop de lekkernijen en de kleur- en prentenboeken naast allerhande speelgoed zo onzegbaar schoon prijkten en pronkten, zodat we er aanvankelijk niet aan durfden raken. Vaak lagen er briefjes bij met de naam er op voor wie al dat fraais bestemd was en 't is zelfs ooit gebeurd, dat Sinterklaas er iets bij geschreven had - hetzij in goedkeurende dan wel op misprijzende toon. En wat er op stond, klopte ook nog!

 

De zeeman...

Op sinterklaasdag bovendien nog schoolvrij was wel 't summum van weelde. Als dan bedtijd geblazen werd, kwam nogal eens het rijmke op de proppen:

     Hoe laat is 't?

     Zes uren.

     Wie zeit dat?

     De meid.

     Waar is ze?

     In de keuken.

     Wat doet ze?

     Ze vrijt.

     Met wie?

     Met de kleine

     Poppedeine,

     Met de grote sinjeur.

     Zijn hemd is gewassen

     In d'aardappelplassen.

     Zijn broek is gescheurd

     Aan de klink van de deur.

     O, moeder, de zeeman!

     De zeeman doet me

     De dood weer an...

Wat dit rare slot te beduiden had? Die vraag is, voor zover ik weet, nimmer in mij als kind opgekomen. Het meisje zong het en wij deden mee of mopperden tegen, al naargelang de stemming was.

Ook werd het rijmpje opgezegd van:

     Goeien avond, tante Betje,

     Goeien avond, ome Jan,

     En mijn moeder die laat vragen,

     Of ze niet eens komen kan

     Met de kleine poppedeine,

     Met de grote sinjeur.

Terwijl het slot dan verliep evenals het voorgaande.

 

Veel leuker was echter:

     Ik kwam laatst in een poppenkraam,

     Daar zag ik vele poppen staan.

     Ik vroeg: "Wat doen die poppen hier?"

     Die poppen drinken poppenbier,

     Die poppen drinken poppenwijn:

     Wat zullen die poppen vrolijk zijn!

De pret werd meestal uitgelaten, als men begon met het woord poppen niet te zeggen, maar er pp voor in de plaats te stellen terwijl een achterwaarts drukkende beweging gemaakt werd. Wat 'n lol!

 

Hoe onschuldig klonk daarentegen bij het wassen als afleidingsmanoeuvre:

     Moriaantje, zwart als roet,

     Ging eens wandelen zonder hoed;

     Maar de zon scheen op haar bolletje,

     Daarom droeg ze een parasolletje.

Dan waren en zijn er nog de vele "raadselrijmpjes". Zeer interessant en leerzaam tevens. Zij zijn te boek gesteld en genieten nog steeds veel belangstelling onder de jeugd.

 

Moeilijke woorden

Dan zijn er verder de moeilijk vlug te zeggen opeenvolgende woorden en reeksen, zowel als de beginrijmen: wie wil weten waar willem wevers woont? enz.

Voor de kleintjes is leuk:

     Hier is de sleutel van de Bibelebontse berg.

     Op die Bibelebontse berg

     Staat een Bibelebonts huis.

     In dat Bibelebontse huis

     Wonen Bibelebontse mensen.

     En die Bibelebontse mensen

     Hebben Bibelebontse kinderen.

     En die Bibelebontse kinderen

     Eten Bibelebontse pap,

     Met een Bibelebontse lepel

     Uit een Bibelebontse nap.

 

Al wat tot hier genoteerd is, kon uit Tilburgse mond geregistreerd worden, doch u ziet, dat er heel wat bij is, dat men ook elders hoort. Veel ervan is alreeds voor kinderbibliotheken, voor schoolklassen, voor samenzang en dans aan de vergetelheid onttrokken. Kortheidshalve zij daarheen verwezen.