INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 2 januari 1957

 

 

Toen Tilburg nog dorps was

 

De "kastelen" van onze stad

 

Zo'n geweldige vaart heeft het hier nooit gelopen

 

Op vijf bouwwerken zou men de benaming kunnen toepassen

 

 

We plaatsten 't woord "kastelen" tussen aanhalingstekens. Dit heeft zijn bedoeling. In het prachtige boekwerk "Kastelen en adellijke huizen" zegt prof. dr. E.H. ter Kuile zeer terecht, dat men in het gewone spraakgebruik onder het woord "kasteel" vrij uiteenlopende soorten van bouwwerken begrijpt en niet slechts verdedigbare huizen en burchten, die naar een strenge opvatting alleen kastelen mogen worden genoemd. Dat men onder "kastelen" ook volstrekt onverdedigbare landhuizen en zelfs op het land gelegen paleizen verstaat, is niet alleen een Nederlandse eigenaardigheid. In Frankrijk is men al heel vlot met het woord "château", dat zelfs wordt gebruikt voor de voormalige koninklijke residentie Versailles. Voor de landelijke verblijven, die de adel na de Middeleeuwen deed verrijzen, en die vrijwel steeds zijn gesticht op de plaats van een middeleeuws slot en daarmede bovendien gemeen hebben, dat zij als standskenmerk de traditionele omgrachting aanhouden, diene de aanduiding "adellijk huis".

Men snapt, dat over dit thema nog heel wat meer geleerden zich bezonnen hebben en er veel over geschreven is. Doch we behoeven daar voor Tilburg ditmaal niet dieper op in te gaan. 't Is genoeg om in te zien, dat het met die Tilburgse "kastelen" nimmer zo'n vaart gelopen heeft. Dat men zelfs het stadswapen met zijn drie torentjes er mee in verband bracht, mag bekend verondersteld worden doch al evenzeer onhoudbaar.

 

Kasteeldreef

We kennen hier de straataanduiding Kasteeldreef, een wel plastische benaming: de dreef (laan), die naar 't kasteel leidde. Dat "kasteel" heeft gestaan waar nu de vellenploterij van de firma Pessers staat. 't Is afgebroken. Ook de naam Van Hogendorpstraat voert de gedachten terug tot de laatste adellijke bewoners, tevens bezitters der "Heerlijkheid Tilborch en de Goirle", die hertogin Johanna van Brabant in 1387 verpandde aan Pauwels van Haestrecht voor 4000 oude Vranckrijksche schilden. (In deze pandsom was ook de Heerlijkheid Druenen begrepen en de tol van Venloen, d.i. Loon op Zand, met uitzondering van den hof te Giersbergen.) De opsomming der achtereenvolgende Heren laten we achterwege. (Wie over dit alles uitvoeriger ingelicht wenst te worden, kan in de R.K. Openbare leeszaal daarvoor naslaan het boekje "Tilburg als woonstad en nijverheidscentrum" door A.J.A.C. van Delft, 2de druk, in 1927 met steun van het gemeentebestuur verschenen.) Wel zij vermeld dat Willem Prins van Hessen-Kassel, gouverneur van Breda (1710-1754) de heerlijkheid met alle heerlijke rechten in 1754 voor f 165.000 verkocht aan Gijsbertus Steenbergensus, graaf van Hogendorp van Hofwegen (1754-1785). De douairière, Vrouwe Jacoba Soete Broenken (geb. 1730) stierf in 1788, waardoor haar zoon Diederik Johan de Heerlijkheid kreeg (1788-1802).

 

In 1858 verkocht

Johan Diederik Francois van Hogendorp beheerde van 1802 tot 1839. Sindsdien bleven de bezittingen in onverdeelde boedel, totdat in 1858 het kasteel en de Heerlijkheid ten noorden van de straatweg verkocht werden. De overige bezittingen werden op andere tijdstippen van de hand gedaan. Zo bijv. de Nieuwkerk onder Goirle, waar sinds 1823 de begraafplaats der graven Van Hogendorp was.

Het kasteel van Tilburg, waarvan gemeld boek een afbeelding vertoont, wordt voor 't eerst vermeld in 1222 toen de Hertog van Brabant, Hendrik I, aan de bisschop van Keulen o.a. zijn allodiaal goed Tilburg gaf, behalve het kasteel, dat hij van de bisschop van Utrecht in leen had.

Wat het vroeger was, vinden we vermeld in het quohier van den hondersten penning, vastgesteld in 1569, waar men leest: "Item binnen derzelver parochie van Tilborgh ter plaatsen geheeten aan de Hasselt is nog gestaen een steenen huys, schuer, torfhuys, brauwhuys, stallingen, en de andere zijne toebehoorten met hoffen, bleykvelden en de boomgaerden, all tsame omgraven, bewalt en omwatert liggende, toebehoorende joncker Karle van Malsen, heere van Tilbourch, die 't zelve is bewoonende".

In 1581 werd het kasteel door De la Guarde, kolonel in dienst der Algemene Staten, ingenomen, waarbij het gebouw zeer beschadigd werd. Nadat het door huwelijk uit de familie Van Malsen gekomen was in het katholiek geslacht Van Grobbendonk, beoefenden er de katholieken van Tilburg hun godsdienst. Dit hield op toen de prins van Hessen-Kassel de heerlijkheid kocht. Deze bewoonde het kasteel nooit. Hij liet het door zijn rentmeester bewonen. In die tijd werd de waarde van het kasteel geschat (met stal voor 27 paarden en tuin) op 25.000 gulden.

 

Niet zo erg groot

Groot schijnt het Tilburgse kasteel nooit geweest te zijn, want men leest steeds van "het Kasteelken". In het quohier van schoorsteengelden van 14 juli 1600 lezen we: "In den iersten is den heere van Tilborch bezittende eene cleyne omwaterde huysinge, die welcke bij den oorlochvolcke onder het gebiedt van de geconfidiceerde provincien van Hollandt en Zeelandt gansch en geheel in den grondt is affgebrandt inne alsulcken voegen datter seer weinich relequien van de edificeen zijn gebleven, behalven dat denzelven heere van Tilborch aldaar met zijne huisvrouwe en de kijnderen buyckvast wonende, tot behoeff zijnder familie wederomme een wijnich heeft begonst te timmeren, sijnde alsoo in denselven vier schoorsteenen, eenen backoven bevonden."

 

Gesloopt

In een stuk van 1748 heet het "half afgebrandt", zodat uit een en ander duidelijk blijkt, dat van de oorspronkelijke bouw weinig overgebleven was, al heet het in de verkoop-catalogus van 1858 "het adellijk hecht en sterk kasteel". 't Ligt er al aan, wie iets zegt en met welk bedoelen. Dat de laatste eigenaar het liet slopen, zegt in dit verband genoeg. Waar in de Middeleeuwen het lied van de minstreel geklonken kan hebben, snort tegenwoordig in elk geval het machinewiel.

Behalve het tot hier besproken kasteel kan men voor Tilburg nog van andere gewagen, al is de naam te weids. Denk maar aan het kasteel "Oost-Tilburg", dat in het tegenwoordige Berkel gestaan moet hebben, en aan het Huis van Broekhoven, dat eenmaal aan het geslacht Van Broekhoven behoorde en in 1581 ingenomen werd door de Staatse troepen. Naast deze drie "omwaterde huysingen" vindt men in 1569 er nog een vermeld ten name van het adellijk geslacht Back, dat hier in leen had van de Hertog van Brabant de heerlijkheid Enthoven, thans nog onder die naam als gehucht van Tilburg bekend en in 'n straatnaam herhaald. "Die huysinge Moerenburgh", oorspronkelijk aan de abdij van Tongerloo behorende, werd in 1648 als kerkelijk goed door de Algemene Staten toegeëigend. In 't midden der 17de eeuw woonde daar de rentmeester der geestelijke goederen in het kwartier Oisterwijk, Adriaen van Bouckholt.

 

Geen drie torentjes

De drie torentjes uit 't gemeentewapen kunnen dus niet de hier genoemde vijf bouwwerken vertegenwoordigen. Nog daargelaten, dat héél oude nog levende Tilburgers kunnen vertellen van "het kasteeltje met de wouwer", ter plaatse van de tegenwoordige Stadstraat, waar in 1809 door koning Lodewijk Napoleon de "schoonste stad vant laand" officieel tot stad verheven werd. Dat was ten huize van Martinus G. van Dooren, die als textielindustrieel tevens van 1809 tot 1811 maire (burgemeester) van Tilburg was. ('n Wouwer is 't dialectisch woord voor 'n ruime, brede sloot.)

Wie er meer van weten wil, raadplege "Van Heidorp tot Industriestad". Bij die verkenningen in het verleden van Tilburg zal hij ook constateren hoe armelijk in het toenmalige dorpse milieu geleefd werd door de overgrote meerderheid der bevolking naast de enkele notabelen waarvan notaris Daamen terdege meetelde toen hij in 1858 in het openbaar verkocht ten verzoeke van de Erven van de "Hooggebore Vrouwe Douairière Gravinne van Hogendorp van Hofwegen" het kasteel, de Oude Warande, de water-korenmolen, de tiend- en cijnsrecht, jagtregt en visserij verbonden aan de Heerlijkheid Tilburg en Goirle, die daarmede een roemloos einde nam.