INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 4 mei 1901

 

 

Tilburg des Zomers 2

 

Tilburg des zomers heeft… den lindeboom groen. Den lindeboom. In meerdere steden groeien ze welig, de echte Nederlandsche linden, die als men haar niet snoeit maar eigen lust en neiging volgen laat, den vorm aannemen van heur blad; die midden in den zomer overvloedig dien fijnen verkwikkenden geur uitbalsemen… maar eenig onder de steden van ons land is Tilburg, met haar, met dén lindeboom. Vreemdelingen zeggen, dat men een markt houdt onder dien beroemden boom… maar zij weten het niet. Want op den marktdag trots den kruin opsteken en minachtend neerzien op al het gesjacher en gejoel, dát wil hij wel, maar dat alles onder zijne beschermende armen nemen… dat wil hij niet. Foei, dat is te min poëtisch. Wat lommer bieden aan een vermoeiden koopman of een veilig plaatsje voor een uitgespannen hondekar, dat is iets anders…

Tilburg heeft dus den lindeboom. Op dit oogenblik prijkt hij in al den glans van zijn jeugdig, helder, zijden blad. Als een overgroote ruiker van louter groen reikt de fraaie boom fier den top naar de blauwe meilucht, en het is alsof hij met vaderlijke welwillendheid neerbuigt tot al die jonge linden, die als ongeduldige kinderen geschaard staan om hem heen, en dartel met lichte plekjes groen, dun en ijl als op een aquarel, driftig heen en weer schudden bij de minste rimpeling van den wind. Maar zij, die jonge boompjes, die vroolijk wedijveren in snelheid van groei, zij weten nog niet, dat wanneer hun reuzenvriend wat langzamer geworden is en met meer statigheid op en neer neigt het hoofd, dat dat komt omdat hij, de oude, heeft ondervonden, dat wild zwaaien den wind niet bedaren doet, en dat zacht buigen voor den windvang zelfs den hevigsten storm onschadelijk maakt. Wat dit betreft, en nog meer andere dingen, kunnen de menschen van hem leeren.

De vreemdeling, die nieuwsgierig naar den lindeboom vraagt, meent het best de grootheid te gevoelen door met geheimzinnigen eerbied zich te begeven onder de ruimte ingenomen door den wijden takkengroei. En zonder twijfel, daar spreekt de grootheid luide. De dikke takken, die afzonderlijk voor stoere boomen konden gelden, slingeren zich als reusachtige vangarmen, met grillige bochten en plotse draaien, omhoog en omlaag en op zijde; de enkele zonnestraal, die door het dichte loover dringt, verwekt fantastisch lichtgewemel; de tallooze blaadjes doen in nooit zwijgend gefluister trillend den wijden kruin ruischen… en waarlijk de bewondering voor den ouden boom is ruimschoots verdiend.

Maar des avonds, eerbiedwaardige linde, als de stille maan haar zilveren glans over uw fluweelen bladeren giet en het is alsof gij in nooit gebroken trouw de wacht houdt over uwe stille stad, wie dan tot u komt, vol eerbied en ontzag, hij zal nog meer getroffen zijn door den omvang en de grootheid van uw schoon… Hoe fraai is het Heuvelplein in rustigen nacht! De kleine boomen vangen de lichtsprenkelingen der vele lantaarns op en spelen in den wind een spookachtig spel met den schaduw en met het licht; de slanke kerktorens, spits stekend in de onpeilbare diepte van den blauwzwarten sterrenhemel, breken somber de golflijn der huizen… maar onvergetelijk grootsch en trotsch is de aanblik van de linde, een donker boskaadje, drijvend in het luchtruim… en zoo ge dan luisteren wilt naar al wat die goede oude stil lispelt met zijn op en neer wiegend looverbosch… ge zoudt een sprookje hooren van oude en verre geslachten… ge zoudt de huizen om het plein zien kleiner en schaarscher worden, en u zelf verplaatst achten op een heel oud dorpsplein.

En de grijze boom zou u dan verhalen van die vroegere menschen, geboren en gestorven in nooit onderbroken opvolging, zooals zijn bladeren zelf hoopvol uitloopend in de lente, dor weggeslagen door den gierenden herfstwind; menschen, die hij zag zwoegen en tobben, zag loopen en gelooven, zag liefhebben en haten, zooals ook nu de menschen doen. Hij zou u zacht vertellen hoe het heidedorp door vlijtig en onverpoosd arbeiden zich begon op te werken tot stad; hoe de bewoners rijker, de huizen grooter en fraaier, maar ook zooals de menschen trotscher werden; hoe in vele punten ook de gedachten, neigingen en idealen dier stedelingen zich wijzigden, en hoe de adem van het modern leven begon te komen over de stad, waar hij de oudste en langst levende burger is. Hij zou u mededeelen van de jubelende jeugd, die hij zag opsnellen naar een leven van droomgeluk, en van den nooit besloten rouwstoet, medevoerend al de illusiën die illusiën bleven en al het lijden, dat werd gedragen… door alle menschen wel bijna even veel en even gestadig. En als les van eigen ondervinding zoude hij u aansporen te streven naar het goede, het eenige dat den menschen ten voordeel blijft tot over het graf.

"Deze week zag ik wat vreemds", zei de oude boom een dezer dagen. "'s Morgens reeds was de Heuvel niet zooals hij anders is. Wel rolden op den gezetten tijd de omnibussen van de twee hotels over de ratelende keien en langs de dreunende huizen; wel schokten de kolen- en steenkarren over den weg en rammelde de tram zooals steeds over zijn ijzeren spoor, en snelden vele menschen naar den arbeid, volgend de stem van het kleppend klokje van den plicht. Maar toch was er iets dat niet zoo was als andere dagen. Groepjes menschen, druk bewerend, stonden in mijn schaduw of op eenigen afstand van mij verwijderd, en bijzonder veel mannen van de gewapende macht stapten over mijn plein. Wat ik zag? Een wonderlijke tegenstelling van het leven. Een deftige bruiloftsstoet reed aan in sierlijke rijtuigen, en paardengetrappel weerklonk op het voorplein van de kerk. Een paar jonge menschen traden het zonnig leven tegemoet. Eenige huizen verder werd een woning ontruimd ingevolge den eisch van de wet… En, vergezeld door te paard één marechaussee, die een onbereden ros nog hield aan de hand, en vastgehouden door een ander dienaar des gerechts werd 'opgebracht' een oud, kreten uitstootend man, treurig voorbeeld van de drankellende, tot spot van de vele menschen die plotseling als in een wervelwind renden, van het ontmeubeld wordend huis naar het walgelijk brokje dronkaardsleven. Was dat alles geen contrast?..." De boom zweeg nu, zacht ruischten weer de blaadjes en door de huivering van den avond klonk wijs en ernstig de vermaning:

     Zie goed toe, ge merkt dan wel:

     Het leven is geen kinderspel.

 

FLANEUR