INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 17 augustus 1901

 

 

Tilburg des Zomers 16

 

Ik zoude mij zelf niet verantwoord achten, wanneer ik den lezer ook niet gesproken had over de Tilburgsche Wielerbaan. Zonderling genoeg ligt deze op het grondgebied van Berkel c.a. De lezers buiten Tilburg, die de toestanden niet kennen, zullen wellicht veronderstellen, dat Berkel aan Tilburg is vastgebouwd of omgekeerd, en met het oog op de schaarschte en duurte van het bouwterrein men bij het stichten van de Wielerbaan zijn toevlucht wel moest nemen tot de kleinere gemeente. Toch is niets minder waar dan dat. In de stad is nog bouwgrond in overvloed en Berkel's huizen vormen nog lang geen verlengstukken van Tilburg's straten. Neen, men heeft zoo maar, om welke beweegredenen ook, die mij, onbekend met de fijne kneepen der wielersport, ontgaan, die Wielerbaan gelegd midden in de heide. Ja, midden in de nu geheel paarsche heide! Hoever zij van de stad gelegen is, hangt, zou Esopus zeggen, van ieders snelheid af… maar zoo ge er heen wilt gaan, wandelend op uw eigen voeten, steek dan gerust een uur tevoren van wal.

Toch brengt de dag waarop een wielerwedstrijd wordt gegeven, een eigenaardige drukte in Tilburg zelf. Reeds des morgens ziet ge aanhoudend fietsers snellen door de stad, fietsers met vreemde gezichten, allen geteekend met dat ik-en-weet-niet-wat, dat den zelfbewusten fietser, een groot man in de tegenwoordige samenleving, kenmerkt. Groepjes fietsers, de Peddelers van Hondseroldijk, binnen of buiten de Nederlandsche grenzen gelegen, wandelen in gewoonlijk duidelijk sprekend sportcostuum door onze straten en nemen met den vrijmoedigen blik den fietser eigen het schoons op dat Tilburg in zoo kwistige mate biedt… Let er toch niet te veel op, want ge zoudt gevaar loopen het slachtoffer te worden van een voortrazende motorfiets of ontembare autocar, die knappend en sissend door de straten rolt.

Tegen den middag wordt de beweging naar de Koningshoeven gaandeweg drukker en druk. De tram weet zelf niet wat hem overkomt, zooveel volk zit er in… clubjes vrienden zetten groote passen om toch maar op tijd te komen… fietsers, ontelbaar in aantal, zwermen voorbij langs dien weg, die zoo flink wordt uitgebouwd en waar de villa's in steeds ruimer getal bezig zijn een fraaien wandelweg te maken. Tandems met zware geheel-de-buurt-opschrikkende signaalhorens schieten lustig voorbij gevolgd door zich uitslovende tweewielers, die nu reeds zijn aangetast door de snelheidsepidemie. Ze willen aan die tandems gaan… "hangen". Rijtuigen ratelen vroolijk over de hobbelende keien, rijtuigen met livrei en huurkoetsiers, welke laatste maar matig ingenomen zijn, naar zij zeggen, met zoo'n gloriedag der wielersport. De bezoekers hebben geen geduld genoeg… allen willen ineens er heen en er vandaan… en dikwijls kan er dus niet op en neer gereden worden. Jeugdige paartjes, de eenige personen, die vrede vinden bij den verren afstand - zij gebruiken dan ook den wedstrijd slechts als hulpmiddel, niet als doel, en misschien zijn zij daarom het meest verstandig - gearmde jongens en meisjes bengelen onder de mooie boomen van de laan, die zoo recht uitloopt op het trappistenklooster… meestal met twee, drie of vier paar tegelijk, weinig lettend op de drukke beweging van al die sportsmen, die er nog moeten zijn, zoo trappen en snellen zij. Op den mooien grintweg naar Moergestel, zoodra ge den draai bij de Trappisten voorbij zijt, is de joelende beweging al weer drukker… natuurlijk, haast is het einddoel en de Wielerbaan bereikt, die daar in haar eenzaamheid dagelijks moet luisteren naar den eentonigen klaagzang van den heidewind, maar die nu glunder de veelkleurige vlaggetjes wapperen doet van de zwarte slingerslangende omheining.

Vroolijk schatert harmoniemuziek over de heide… en het harmonicaspel van vagebondeerende wagenbewoners, die tamelijk brutaal een gave u uit de handen kijken, geeft aan het tooneel iets kermis-feestelijks. En het publiek gaat binnen of springt over den wal om te dringen tegen de heining, die hier of daar wel een spleet bezit, waardoor een blik kan geworpen in het edel worstelperk… of in de mastboomen klimt de stoutmoedige, tóch genietend al is de toestand lastig op zoo'n observatiepost. En straks begint de ren om de eer en om het geld, en het zaakkundig publiek kent zijn eigen extase niet over de snelheid der racers die onzen tijd in apenhouding verpersoonlijken: rustelooze jacht naar het goud. Ieder weet hoe het op een wielerwedstrijd toegaat. En die het niet weet moet den volgenden keer maar eens gaan kijken.

Ik voor mij vind interessanter nog dan het rijden zelf de toebereidselen en wat er bij komt. Overal waar men in de wereld goed wil rondzien valt te leeren; ge hebt maar een greep te doen in het volle menschenleven - Greift nur hinein, es ist interessant - en ge zult belangrijke dingen vasthebben. Zoo is het ook op de Wielerbaan. Toen ik voor den wedstrijd Jacquelin in de hemdsmouwen languit zag neerliggen op het platdak boven de koffiekamer, een paar Parijsche Matins wijd uitgevouwen om de kleeren niet te bederven, lusteloos zeggend tot een zijner lot- en strijdgenooten: - Dis-donc, je vais ŕ la mer demain; y viens-tu? - toen dacht ik aan de overwinning, met de gevolgen, door hem twee dagen tevoren in Antwerpen behaald… en mij werd het duidelijk, dat de beroemde rijder niet juist in conditie was, zooals met het noemt. De greep was interessant, want de vraag drong zich op, hoevelen dier wereldkampioenen ten slotte in de levenszee omkomen, reeds vóór dat zij den wijden plas flink ingestoken waren. Toen ik een der hoofdmannen der "Commissie" een Franschman hoorde toeroepen: "Allez monsieur, vous devez ginter gaan staan"… toen had ik nog een interessante greep… en dacht ik aan den invloed van de sport op het onderwijs.

Den politieman der kleine gemeente fier met de zilvergegalonneerde pet op het hoofd en den bruinen stok onder den linkerarm, de orde daar ziende bewaren, trachtend het publiek, dat steelsgewijze - eerst een, toen drie, toen negen - van den derden naar den eersten rang overwipte, tegen te houden, vond ik de greep alweder interessant: de gemoedelijke dorpsveldwachter, in functie op een brandpunt van modern gedoe - toch niet goed durvend optreden tegen de "stadsmenschen"… en het derderangspubliek de algemeen menschelijke zucht openbarend zooveel mogelijk in het leven naar je toe te halen.

Een andere les gaven twee Zondagsfietsers die toen de regen de baan glibberig had gemaakt en de racers beweerden, dat het rijden gevaarlijk en dus onmogelijk was geworden, met zware beslikborde machines, hoog-op-wapperend de jasslippen achter hen aan, wilden bewijzen, "dat het toch wel ging"… en hoe de hilariteit van het publiek hen ook omgaf, met allen ernst… waar wilden voor hun geld… Me dunkt dat de waar meer dan voldoende was. Er werden mooie spurten gemaakt… de motors snorden over de glimmende baan, nu meer belangwekkend omdat de kans bestond, dat deze of gene den hals zou breken; het publiek kreeg "bloed" te zien toen een motor omversloeg en splinters uit de baan hakte; een der racers viel boven uit de bocht midden in het publiek op het middenterrein en scheurde de Zondagsche broek open van iemand, die eigenlijk daar niets te maken had; de stemming van allen werd vroolijk gehouden door de geestige zetten van zoovelen, rijk en burger of… blauwen huzaar, die trouw achterbleef op den derden rang, toen allen bijna naar den eersten waren gegaan… wel, had men geen waar genoeg?

In ieder geval, de Fietsbaan brengt afwisseling en beweging in de stad, en daarom was het toch jammer, dat de regen nu al weder de moeite en zorgen van het bestuur der Wielerbaan heeft verijdeld. Het had, zoo het weer gunstig ware geweest, genoegelijk en belangrijk kunnen zijn. Wie weet, of de volgende maal het zonnetje niet vrolijk tintelen zal op het talrijk publiek, dat vooral de lagere rangen goed bezetten zal… want meer dan 2 gulden betalen is voor een wedstrijd hier wel wat veel.

 

FLANEUR

 

 

Voetnoot redactie

Bovenstaand artikel werd in de NTC op zaterdag 24 augustus 1940 opnieuw gepubliceerd, onder de titel "Tilburg des Zomers maar dan 40 jaar geleden 7".