INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 24 augustus 1901

 

 

Tilburg des Zomers 18

 

Betrekkelijk velen in onze stad veroorloven zich de weelde een "eigen gerij" er op na te houden, of zooals men in Holland meer zegt: paard en rijtuig. "Er is hier ook anders niet veel", zal u deze of gene zeggen, die er een uitleg voor zoeken en geven wil, "en dan kunnen velen het paard gebruiken ook in hun zaak, en bovendien het voorbeeld werkt aanstekelijk." Het doet er voor ons doel overigens weinig toe waarom het zoo is, maar velen spannen in onze stad een eigen paardje voor een eigen rijtuig, wanneer de dagtaak in hoofdtrekken is afgeloopen en "stooten" naar buiten, de vrije franke natuur in, met eenig dorp als pleisterplaats… naar Goirle… naar Hilvarenbeek… naar Moergestel en Oisterwijk.

Oisterwijk, dat fraaie dorp met zijn nette villa's en mooi aangelegde tuinen, met zijn ruim marktplein waar krachtige lindeboomen een koel lommer uitspreiden, is een geliefkoosd doel voor de paardensporters in onze stad. Over Moergestel naar Oisterwijk… Nu moet ik zeggen, dat als ge maar eenmaal tot aan de Trappisten gerateld zijt, dat dan de weg vol aangename zoetheid is, en, wanneer ge nu omtrent den namiddag, als de zon zachtaan gaat dalen, u op een purperen heideplekje langs den rechten gelen grintweg zoudt neervlijen, ge zoudt heel wat rijtuigen zien voorbijsnellen, krakend en knappend de wielen op het spattend kiezelzand, snelstampend het paard met doffen slag, u herinnerend Vergilius' onsterfelijke vers: "Quadrupedante putrem sonitu quatit imgula campum", al moet, zooals de taalgeleerden betoogen, de oude Romein meer den galop hebben vastgelegd in die versmaat, waarin de hoefslag duidelijk weerklinkt.

Nog beter zoudt ge wellicht doen, zoo ge het eigenaardig levensdeel onzer stad, dat met het "gerij" in verband staat, goed en van nabij wilt leeren kennen, zelf u in een of ander voertuig te doen "opladen", naar men het noemt. In geen enkel opzicht zal het u berouwen. De weg is heerlijk en de lucht verfrisschend. Ruime vergezichten over de heide, die op het oogenblik op sommige plaatsen wezenlijk is als bedekt onder een golvende paarsche wade; nabij de dorpjes de weg gezellig afgesloten door hekkendammen, of tusschen Moergestel en Oisterwijk afwisseling gevend, nu eens met bouwvelden, dan weer met dennebosschen of waterpartijen, en als wandeling zeer aan te bevelen. Zoo zou het rijden alléén u zonder twijfel reeds dubbel genoegen doen. En als ge dan in Oisterwijk u onder de hooge boomen verkwikken gaat aan koelen drank, dan zult ge achtereen meerdere rijtuigen het dorp zien binnenrollen, rechts het marktplein over, zoo snel en vurig mogelijk, dat is er den aard van, en met vlotten draai ophouden voor een der sierlijke koffiehuizen, die bij de rijmanie van Tilburg's bevolking niet slecht varen…

Intusschen worden de paarden en rijtuigen niet enkel gebruikt om uitstapjes naar buiten te doen. Neen, de Hippische Sport in engeren zin wordt met ijver beoefend, en een paar maal ieder jaar worden de bewijzen daarvan aan het deftige publiek van Tilburg getoond. Des zomers gebeurt dat op het landgoed de "Oude Warande", gelegen aan den heirweg naar Breda. Op den dag, waarop die "Hippische Feesten" worden gegeven, heerscht er omtrent den aanvangstijd een ongekende bedrijvigheid op den Bredaschen weg, een prachtige breede laan van geweldige boomen, die onder hun bladerdak den wandelaar beschutten, behalve daar waar het meest wandelaars komen, wijl de stad er zoover is uitgebouwd, dat de weg veranderd is in een straat. Men heeft daar de hooge boomen weggekapt en er nu nieuwe boompjes geplant, die na een kleine eeuw wéér hooge boomen zullen zijn. Nu blakert er intusschen straat en huis en mensch in de strakke zon, die van af haar hooge plaats aan het firmament nog wel eens over de practische wijsheid der menschen lachen zal.

Hoe fel echter de zonnestralen ook mogen branden, zij weerhouden dien Hippischen dag niet de elite van Tilburg, die in extra opgepoetste rijtuigen met glimmend en blinkend tuig en koetsiers in hun beste livrei, zich begeeft naar de plaats, die op onvergelijkelijke wijze voor de gelegenheid dienen kan. Nu en dan draaft ook een flink ruiter door het losse zand van het karspoor, of schiet een fietser over het harde pad langs de boomen… en straks over de poging-van-wielerpad, die altijd poging is gebleven.

Dat buitenfeest door de Tilburgsche Rijvereeniging gegeven heeft een bizonder cachet. Er heerscht een zekere deftigheid en toch een vroolijke toon; de lichte en veelal bevallige toiletten der dames komen fraai uit tegen het groen van boom en heester en weide, waarover de zon een opwekkend licht uitsprenkelt; de muziek klinkt onder de hooge kruinen met eigenaardige klank; en over alles heen gaat een gegons en geroezemoes van stemmen, die keuvelen en lachen, zoodat met eenige verbeelding men denken kan, hoe aangenaam de boschpartijen in Versailles en Trianon ooit moeten zijn geweest.

Wat de ruiters in stout paardenbedwingen, sierlijke bewegingen, weelderig geheel te zien geven, wekt ieders belangstellende bewondering, want ieder kan alles zoo goed volgen op die ruime weide, met aankomenden beuk in het midden. En ook wanneer de gezamenlijke ruiters een jachtrit gaan uitvoeren en in galop door de lange lanen snellen, kon nooit beter terrein worden uitgekozen om ieder de gelegenheid te geven te zien zonder gevaar maar met een goed overzicht over het geheel. De lanen komen namelijk allen uit op één plaats, die als middelpunt van een ster den toeschouwer veroorlooft een blik te werpen in ieder der stralen van de ster. En zoo is het mogelijk, dat ge de ruiters in hun veelkleurige jockeycostuums ziet verdwijnen op één punt om ze een oogenblik later in een andere laan weer te zien opdagen, in snellen galop langs u heen dan verdwijnend naar een andere laan.

Alles bijeen amuseert ieder zich er goed… de dames en de heeren, die vroolijkheid doen schallen in het bosch en die straks zooals ze gekomen zijn, dan echter in een onafgebroken stoet, langs denzelfden Bredaschen weg, waarover nu de schaduw des nachts haar sluier uitspreidt, weer horten en ratelen naar de stad, die met tallooze kleine lichtjes flikkerend opdoemt in de duisternis van den in stilte voortschrijdenden avond.

 

FLANEUR

 

 

Voetnoot redactie

Bovenstaand artikel werd in de NTC op donderdag 29 augustus 1940 opnieuw gepubliceerd, onder de titel "Tilburg des Zomers maar dan 40 jaar geleden 8".