INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - woensdag 9 november 1921

 

 

Pater Superior de Beer 1

(1821 - 15 November - 1921)

 

In de feestrede, uitgesproken bij de intronisatie van het H. Hartbeeld, werd als typeering van een vroeger Tilburg gewaagd van het Tilburg van Mgr. Zwijsen, Pater Superior en pastoor van der Lee. Zonder blind te zijn voor het goede uit dien tijd hebben wij dezelfde groote bewondering voor dat afgesloten tijdperk niet. Als Tilburg thans minder goed zou zijn, zal er aan de voorafgaande periode, die de volgende immers voorbereidde, wel iets ontbroken hebben. Maar dit neemt niet weg dat de drie genoemde mannen personen van groote beteekenis waren. Een hunner - Pater Superior - werd op 15 November 1821 te Tilburg geboren, zoodat de volgende week zijn eeuwfeest valt. Deze omstandigheid rechtvaardigt ten volle, dat wij in dit blad eenige aandacht aan hem schenken. Het zij een hulde aan zijn nagedachtenis en tegelijkertijd aan de congregatie waarvan hij de eerste superior-generaal was, aan de "fraters", zooals men in Tilburg zegt, en die zooveel weldaden aan ons volk hebben bewezen en voortgaan te bewijzen.

Het feit, dat pater Maria Franciscus Salesius de Beer tot een kloostergemeenschap heeft behoord, heeft tot gelukkig gevolg, dat er van dezen verdienstelijken Tilburger een levensbeschrijving is, een levensbeschrijving, waarin veel wetenswaardigs van onze stad staat vermeld. Wij bedoelen de levensschets van Pater Superior, uitgegeven door de congregatie bij gelegenheid van haar diamanten feest in 1919. Het is een levensschets van meer dan 500 bladzijden, die den lezer in aanraking brengt met veel gebeuren en veel personen uit de vorige eeuw. Wij zullen uit het ons door vriendelijke hand ter beschikking gestelde boek een en ander oververtellen. 't Is alles zoo belangrijk, zooals geschiedenis altijd belangrijk is. Maar deze ligt nog kort achter ons en er leven er nog velen, die er veel van weten en die er zelfs een rol in hebben vervuld.

De schrijver begint ons er aan te herinneren, dat Tilburg voor een eeuw niet veel meer was dan een ontzaglijk uitgestrekt dorp, hoofdzakelijk bestaande uit een groot aantal buurten en gehuchten, door rogge- en aardappelvelden van elkaar gescheiden en door zandwegen verbonden. Alleen de kom der gemeente leek een stadje. 't Was een lange bochtige straat, die Oostwaarts uitliep op een driehoekig, tamelijk goed ombouwd zandplein, den Heuvel met zijn lindeboom, en aan haar Westeinde uitkwam op een dergelijk vierkant plein, de Markt met de Groote Kerk en het Stadhuis. Tilburg had toen 10.000 inwoners.

De bevolking vond haar onderhoud in den landbouw en de fabrieksnijverheid, met name in de wolindustrie. In de buitenwijken kwam de landbouw op de eerste plaats. Bijna allen waren er boer in 't groot of in 't klein, en trachtten om 't zeerst uit den schralen grond te halen wat er uit te halen was. Echter werd daarbij nog aan nijverheid gedaan. Moeder en dochter zaten aan 't spinnewiel, plozen wol, kortom werkten in huis voor de fabriek, terwijl daarbuiten op 't veld vader en zoon spitten en ploegden, en de kleine jongen op de geit moest passen. In het stadsgedeelte en zijn naaste omgeving hield de nijverheid rijk en arm aan zwaren arbeid gebonden; rijk en arm: want de bazen sloofden in 't grove werkpak even goed mee als de knechts, waar en wanneer 't ook mocht noodig zijn. Een patroon bijv. achtte zich niet te hoog om bijv. een ketelboener in zijn slavenwerk bij te staan; om op den kruiwagen een stuk laken door de straten naar de ververij te brengen. Vandaar de beste verstandhouding tusschen heeren en onderdanen: van werkstaking zooals tegenwoordig hoorde men toen niet. Intusschen bleef bij al die fabrieksdrukte ook daar de landbouw nog in eer. Bijna ieder huisgezin had een grooter of kleiner tuintje bij zijn woning, een stuk akker in eigendom of huur, dat zij in vrije uren bewerkten en dat hun aardappelen en groenten verschafte. Velen hadden er nog een varkentje bij, dat omtrent Sint Maarten gekeeld en als een kostelijk huispand in kelder of schoorsteen geborgen werd.

Zoo heerschte er bij deze landelijke en nijvere bevolking een vrede en eene welvaart, gelijk men die tegenwoordig bij rijker weelde en hoogere gevels maar moeilijk vinden kan. Welnu, in dat Tilburg werd op 15 November 1821, op de "Vrijdagsche" markt, Antoon de Beer geboren, zoon van Jan Baptist de Beer en Antonia van de Put, die volgens het Parochiaal Huwelijksregister waren gehuwd in de Kerk van 't Heike op 24 April 1815. Deze Antoon de Beer was voorbestemd te worden de eerste Pater Superior der Congregatie der fraters van O.L. Vrouw, Moeder van Barmhartigheid te Tilburg.