INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - woensdag 25 april 1934

 

 

Uit de geschiedenis der Rijks Hoogere Burgerschool

 

1866 - 1934

 

 

Na de totstandkoming van de wet op het M.O. in 1863 openden de eerste hoogescholen in 1864 haar poorten. Tilburg volgde 2 jaar later, op 2 Februari 1866. De eerste directeur, de heer mr. F.J.A. Fles, rechter in de Arr. Rechtbank te Breda en schoolopziener in het 10e district, was op 1 Januari reeds benoemd. Bij gelegenheid van het 25-jarig bestaan der school, in 1891, is er een gedenkboekje verschenen, dat aardige bijzonderheden bevat over de geboorte en kinderjaren der school. Nu bij de opening der nieuwe school aan de Ringbaan Oost een verdere mijlpaal is bereikt, moge hier nog 'ns herinnerd worden aan hetgeen zooal omheen de stichting voorviel en hoe het, in grove vluchtige trekken, verder verliep. Tot op den huidigen dag.

 

De geschiedenis vangt eigenlijk aan met het tijdstip, waarop de erfgenamen van Koning Willem II († 1849) diens paleis aan de gemeente Tilburg in eigendom overdroegen ter oprichting van een H.B.S. Deze overdracht had plaats op 15 September 1864 ten kantore van notaris Bervoets te 's-Gravenhage, in tegenwoordigheid van een commissie van beheer der nalatenschap van Willem II, bestaande uit de heeren: jhr. A.G.A. Ridder van Rappard, Minister van Staat, G. Falck, oud-thesaurier van Willem II, L.E. graaf van Bylandt, groot-officier van het Huis des Konings, jhr. W.G. van de Poll, Minister van Staat, en mr. G. Delprat, Rijksadvocaat, als gevolmachtigde van mr. Aeneas Baron Mackay, vice-president van den Raad van State. Voorts trad hierbij nog op de heer J.H.A. Diepen, wethouder der gemeente Tilburg, in deze kwaliteit vertegenwoordigende 't College van Burgemeester en Wethouders, welke laatste, nadat hem de schenkingsakte was voorgelezen, namens den Raad verklaarde de gedane gift met de daarbij gemaakte bepalingen "dank erkentelijk aan te nemen".

Bij deze akte werd o.m. bepaald, dat het paleis met omgelegen lusttuin en gronden, groot in het geheel één bunder 64 roeden en 50 ellen, op den 1en October 1864 aan de gemeente Tilburg werd geschonken en dienvolgend om niet en onherroepelijk aan haar werd afgestaan en in eigendom overgedragen, onder voorwaarde, dat hetzelve zal moeten worden ingericht voor eene Rijks Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus, welke school den naam van Koning Willem II zal moeten blijven dragen, alsmede, dat aan het perceel nimmer eene andere bestemming of de opheffing dier inrichting het geschonkene onmiddellijk aan de schenkers of hunne erfgenamen of rechtverkrijgenden zal terugkeeren. Den 6en December 1864 vermeldde de Staatscourant het Koninklijk Besluit, bepalende, dat eene Rijks Hoogere Burgerschool met vijfjarigen cursus in deze gemeente gevestigd zou zijn en den naam dragen van "Rijksschool Koning Willem II".

 

In de eerste kwarteeuw maakten deel uit van de commissie van toezicht de volgende personen:

Als voorzitter:

Dr. L.Th. Pompe '66-'68;

W.P.A. Mutsaers '69-'74;

J.H.A. Diepen '74-'84;

J.F. Jansen (tijdelijk) '75.

 

Als secretarissen fungeerden:

Ign. Mutsaers '66-'69;

mr. C.F.J. v. Niekerken '69-'75;

A.J.L. v. Waesberghe '75-'84;

mr. P. Bloemarts '84-'87.

 

Gewone leden:

A.F. Verhoeven '66-'81;

Aug. Janssens '66-'81;

dr. v. Erven Dorens '81-'84;

B. Pollet '83-'84;

J.A. Kerstens '85-'88;

A.A. Mutsaers '85- ?.

 

Wij merkten hierboven reeds op, dat de eerste directeur was mr. F.J.A. Fles, eigenlijk rechterlijk ambtenaar van eruditie. Slechts twee jaar heeft hij dan ook maar de school bestuurd. Toen is hij als raadsheer in het Amsterdamsche Hof weer tot zijn oude liefde teruggekeerd. Zijn opvolger op 1 januari 1868 was dr. W.H. Fenger, directeur der H.B.S. te Venlo. Vijf jaar nadien, ongeveer 1 September 1873, zien wij de leiding overnemen door dr. J.H.H. Hülsmann, directeur der H.B.S. te Breda en toen deze naar Amsterdam verhuisde, werd een der leeraren nl. dr. H.P.M. van der Horn van den Bos, die scheikunde en natuurlijke historie doceerde, op 1 December 1880 tot bestuurder aangewezen. Op 19 December 1898 volgde zijn benoeming tot schoolopziener te 's-Bosch; dr. B. Dijksterhuis volgde hem op.

Wanneer we zoo de lijst van leeraren uit de beginperiode naslaan, dan treffen we daarin aan de namen van later min of meer beroemd, althans bekend, geworden personen. Ik noem bijv. de professoren dr. F. van Calcar, de bekende Leidsche natuurkundige, D.J. Korteweg, hoogleeraar Amsterdam, dr. Th. Mac Gillavey, na 1872 verbonden aan de Leidsche Alma Mater; K. ten Bruggencate, de latere inspecteur van het M.O., vermaard als Engelsch publicist; dr. S. Figéé, die in 1882 afscheid nam en we later terugvinden als directeur van het Meteorologisch Instituut te Batavia; Notaris W.A. Coolen, die zich na 1887 in Helvoirt vestigde. Maar die allen waren bij de viering van het zilveren feest reeds verdwenen.

Uit de jaren die daarop volgden, zij nog geboekstaafd de namen van enkele persoonlijkheden, die hetzij aan de school zelf, hetzij in andere positie later, zich markante figuren hebben getoond, van wie de oudere leerlingen vaak gaarne "herinneringen" ophalen. Daar is de gymnastiekleeraar H. Pfaff, sergeant bij het 1e Reg. Infanterie, die zoo kordaat kon optreden en wiens naam we voor 't laatst aantroffen in 't jaarverslag van 1902. Hij trad in functie bij de stichting en "diende" dus 36 jaar met eere. In Juli 1903 werd J.A. Vorstenbosch - die nog in dienst is - onderwijzer te 's-Bosch, zijn opvolger. Voorts dr. F.C. Soer, die Ned. letteren "gaf"; de rijzige teekenleeraar P.A. Kraanen; Klaas Bes, een van de pioniers der boekhoudliteratuur en deskundige bovendien in schoonschrijven; J.F.D. Blöte, doctor honoris causa in de Germaansche taal en… wiskunstenaar, die op 1 September jl. in goede gezondheid den dag herdacht, dat hij 50 jaar geleden aan onze H.B.S. werkzaam werd gesteld, maar nu reeds eenige jaren, na 'n schitterend herdenkingsfeest in 1923, zijn "otium cum dignitate" geniet.

En eindelijk dr. B. Dijksterhuis, die een paar maanden na zijn benoeming als directeur (1 April 1899) te Leiden in de Nederlandsche Letteren promoveerde op een proefschrift: "Bijdrage tot de geschiedenis van Tilburg en Goirle" - de eenigste systematische en vrij volledige beschrijving van Tilburg's belevenissen vanaf de 13e eeuw. Hij is de meest populaire directeur van allen geweest; een protestantsch-geloovig man, die zich ook gaarne in het maatschappelijk leven bewoog. Toen hij stierf in het harnas, volgde de heer Rienk de Boer hem op. Deze bleef tot 1 September 1930 en stond toen zijn plaats af aan dr. J.A. Bastiaenen, den huidigen directeur, die van Roermond kwam, maar getogen is in het katholieke West-Brabantsche.

We kunnen geen volledige opsomming geven van alle mutaties, welke in den loop van het welhaast 70-jarig bestaan der school - na 1891 zijn er geen jubilea meer gevierd, ook niet met gedenkschriften - hebben plaats gegrepen. Alleen bij enkele "mijlpalen" moge, te hooi en te gras, nog even worden stilgestaan.

In 1901 - dat is dus bij het 25-jarig bestaan - fungeeren in de lijst van Dijksterhuis' medewerkers naast de vroeger genoemde Kraanen, Pfaff, Bes, Blöte, anderen wier naam bekendheid onder ons hebben gehouden o.a. de beide katholieken W.H. Stregels en dr. H.A.J. van Swaay. Laatstgenoemde werd later inspecteur van het M.O. En verder herinneren we ons uit dit tijdperk ook nog den Engelschen leeraar J. Coster en dr. C.L. v.d. Broek, die de schoonheid en werkzaamheid der natuur placht te prijzen met groote geestdrift.

Alweer zijn wij 10 jaar verder (1911). Coster heeft middelerwijl plaats gemaakt voor R. de Boer en dr. M. Schönfeld heeft de taak overgenomen van dr. van Swaay. In deze periode is er even eenige opschudding geweest over opvattingen, die de leeraar L.H. Grondijs doceerde nopens de leer van Darwin. Het conflict werd bijgelegd, nadat Minister Heemskerk partijen had gehoord.

De jaargangen van 1920 doen ons kennis maken met de namen van J.F. Vrensen (teekenen), J.F. Kaekebeeke (Fransch), R.J. de Grood (aardrijkskunde en staatswetenschappen), W.B. Goorkate (Nederlandsch), dr. E. Schroevers (wis- en natuurkunde) en bij vertrek van dezen laatste dr. E.J. Dijksterhuis, zoon van den directeur. De gemeenteverslagen der laatste jaren berichten weinig of niets meer omtrent het "personeel".

Van welwillende zijde ontvingen we echter deze opgave van de huidige samenstelling van het leerarencorps:

Dr. J. Bastiaenen, Engelsch; Ir. Th.W.A. Borgesius, scheikunde; dr. E.J. Dijksterhuis, wis- en natuurkunde en cosmographie; R.J. de Grood, aardrijkskunde en staatswetenschappen; dr. H. Metzlar, Nederlandsch en geschiedenis; J.F. Kaekebeke, Fransch; H. Kerremans, wiskunde; dr. A.G.M. Liernur, natuurl. historie; Mej. J.M. v.d. Meijden, Duitsch; G. van Rij, boekhouden; J.A. Vorstenbosch, lichamelijke opvoeding; J.F. Vrensen, hand- en lijnteekenen; Amanuensis-conciërge C.K. Jansma.

De Commissie van Toezicht bestaat uit de heeren: mr. J. v.d. Mortel, voorzitter; dr. J. Bloemen, ir. J.K. Mercx en mr. B. van Spaendonck.

 

Wat de "leerderij" aangaat, dat vlotte aanvankelijk niet goed. De katholieke ouders schroomden hun kinderen aan doorgaans niet-katholieke opvoeders toe te vertrouwen. Het begon met 18 leerlingen en in geen 25 jaar kwam het boven de 50. Eindexamen doen was in den beginne vrijwel een witte raaf! Van de 296 leerlingen, die de eerste 25 jaar de school bezochten, waagden er zich slechts 50 aan de eind-operatie. De rest trok er tusschentijds van door! In de latere jaren is het een zoowel als het ander beter gegaan. Van 80 tot 120 met heel wat schommelingen en elk jaar 6 ŕ 7 geslaagden. "Stralingen" plegen daarbij weinig voor te komen! Hetgeen pleit voor de degelijkheid van het onderwijs.

De "verhuizing" was meer dan hard noodig. 't Oude paleis raakte van lieverlede in een steeds meer vervallen toestand. Het nieuwe "Kasteel" aan de Ringbaan Oost, waarvan uiterlijk en innerlijk reeds minutieus werd beschreven, kost zonder meubilair f 113.537; de raming bedroeg f 167.000. De grond - geschenk van de gemeente - is gewaardeerd op f 45.540. De gemeente moet al die lasten dragen.