INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - dinsdag 21 november 1933

 

 

Een curieus Brabantsch boek 2

 

Het "Noord-Brabantsch Sagenboek" is met goed overleg in 5 groote deelen gesplitst in:

1. Mythologische sagen;

2. Duivelssagen;

3. Legenden of Christelijke sagen;

4. Geschiedkundige sagen;

5. Sprookjes.

't Is natuurlijk niet altijd mogelijk om deze scherp te scheiden, ze loopen ook in en door elkander - maar er zit methode in.

 

Men begint met de kabouters, die allerlei wondere dingen kunnen verrichten, 't koper blank poetsen, verstelwerk doen, boter karnen en alle werk, mits ze niet bedrogen of gehinderd worden. In alle heuvels in Noord-Brabant, maar ook in Limburg, wonen ze en de oude, kleine soldatenpijpjes met dikken steel, die men hier en daar vindt, waar voor een paar eeuwen soldaten kampeerden, ziet men aan als kabouter-rookgetuig.

De overeenkomst in de geestelijke ontwikkeling van een deel der Brabanders met de Limburgers ziet men uit sage nr. 11, blz. 15, van den Zeelster boer, die de kabouters door een boorgat van den zolder begluurde, en door hen aan één oog blind geblazen werd. Dat vertelt men ook van het kasteel Blijenbeck bij Afferden (L.) op den weg naar Goch; daar lag er ook één te loeren, maar die had in de kabouterpap schoenzolen gelegd, en toen zij dat bemerkten, bliezen ze den bedrijver blind. Trouwens de oude kasteelen langs de Maas hebben steeds volgens het volksbrein allerlei geheimzinnigheden bezeten, evenzoo als de onverklaarbare heuvels, die hier en daar in het vlakke bouwland, in de akkers of op de heide liggen.

De Peelreuzen op nr. 37, blz. 32, woonden volgens de volksverbeelding in 't hart der Peel op Brabantsch gebied, waarvan ik vroeger allerlei verhalen opdiepte en die ik "In de Peel voor duizend jaar" verhaalde. Ook deze schrijver vermeldt ze in 't kort en zegt, dat de reuzen de Maas gegraven hebben, maar vermeldt niet de krachtproeven, die de jonge reuzen voor hun vader moesten afleggen met vuur, wind, water en wolken, als beheerschers der elementen.

Van de dwaallichten, arme zielen van ongedoopte kinderen, van den ronddwalenden vuurman, de diefachtige grenssteenverplaatsers die gloeiend ronddolen, komen wij aan de oude, oeroude Duitsche sage, de wilde jacht, die in Limburg ook bekend is en bij storm en woeste onweersvlagen de dennen doet buigen en de eiken schudt op Blijenbeck, meergenoemd, nr. 63, blz. 49.

De bokkenrijders dunkt ons een dooreenhalen der historische verhalen der Limburgsche roovers de bokkenrijders en van het aan het dichterbrein ontsproten Faustverhaal van Dr. Faust. De bokkenrijders zouden in de volksverbeelding naar de Mookerheide rijden. Hoewel wij de Mookerheide jarenlang bezocht hebben, in alle deelen kennen, ook het volk van Mook en de verre omgeving spraken, hebben wij nooit iets van bokkenrijders, die de hooggelegen, vrijwel geheel beboschte heide bezochten, vernomen.

Waar het volk vroeger het minst ontwikkeld was, in het hart der Meijerij, omdat de regeerende Staatsche Hoogschouten van de Meijerij en nog minder de hooggezeten Haagsche Staten-Generaal het niet noodig achten voldoende onderwijs te doen geven, daar zagen de eenvoudige, ongeletterde schepers en keuterboertjes, die den os naast den ezel spanden, 's avonds op de donkere, modderige wegen vuurmannen, spookwagens en spoken en bleven deze geesten nog lang in de gesprekken voortleven, vooral in wintertijd bij den haard. Ze zijn ook in het boek van Sinninghe herdacht, evenals de dolende ridder in de Peel.

Zijn verhaal staat op blz. 68 te lezen; hij is er een roover en schender, hoofd van een troep onverlaten. Wij moeten den schrijver die illusie ontnemen. Hij was maar alleen in de Peel bij Meijel en 't was een Romeinsch Centurio te paard met een verguld zilveren helm op, met boog en pijl, die daar op groot wild joeg. Eerst vóór 20 jaar heeft men hem teruggevonden met zijn geheele hebben en houden, 2½ meter diep in den turf gezonken. De helm, in Antiochië gemaakt, is nu in het museum te Leiden. Deze sage moet met hare bijzonderheden wel van den allerjongsten tijd zijn, want 't vinden dier artikelen is eerst vóór twintig jaar in het tijdschrift "Buiten" beschreven. Wel bestond te Sevenum de sage, dat daar in den Kronenberg een Romeinsch koning begraven zou zijn. Dit kan op een verzinken duiden.

 

(slot volgt)

 

 

A.F. VAN BEURDEN

oud-hypotheekbewaarder