INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - vrijdag 7 juli 1933

 

 

Allerhande uit Stad en Lande

 

4. Hoe 't was op den openbaren weg in vervlogen eeuwen (slot)

 

Straatbeveiliging in vroeger eeuwen

 

 

In Amsterdam, zegt de geschiedschrijver Jan Wagenaar, was al vroeg sprake van een "geregelde politiemacht". Den schout, zooveel als het hoofd der gemeente, werden twaalf dienaren toegevoegd, die met eene handrotting en zijdgeweer gewapend waren. Zij moesten de opsporingen en gevangennemingen doen. "Niemand mocht hun in de volbrenging van hunne taak belet doen of wederstand bieden. Zij hadden zich schikkelijk te gedragen…" De goegemeente gaf dezen schoutendienaars den niet zeer liefelijken naam van "rakkers". Op hun gezelschap was men niet erg gesteld - gaat de schrijver voort. Men vermeed hen als de pest! En in taveernen hield men er glazen zonder voet op na, om hen te noodzaken het spoedig te ledigen zonder plaats te nemen! In Utrecht woonden zij zelfs bij elkander in 'n straat achter den stadswal gelegen en "Diendersteeg" geheeten.

Vermakelijk is wat Dr. Broers in zijn "Historische wandelingen door Utrecht" omtrent de politiemacht aldaar verhaalt: "Zoodra had niet de nacht zijn schaduwen over eene stad gespreid, of de baldadigheid en het misdrijf zaten op hun troon. Tot de oudste politieverordeningen behoort dan ook de aanstelling van wachters, aan welke des nachts de bewaking der steden is toevertrouwd. Bij de oprichting dezer nachtwacht was ieder burger verplicht op zijn beurt daaraan deel te nemen. Toen later rustiger tijden aanbraken, kon men dezen dienstplicht afkoopen of zich laten vervangen. Hoofdzakelijk hadden deze wachters te letten op brand, doch hunne tegenwoordigheid op de straten werkte aanvankelijk reeds mede tot het verwerven van meerdere veiligheid."

Wagenaar maakt van Amsterdam melding van een "ruiterschaar" die 's nachts de stad bewaakte. Het instituut "nachtwachten", die de uren afriepen, schijnt van Duitschen oorsprong. In de hoofdstad van het Sticht wordt gewag gemaakt van een college van "Vijven", dat tot taak had, gelijk het Utrechtsch Plakkaatboek vermeldt: "om allerley quaaddoeners, zoo mans als vrouwen, schoyers, dieven, straatschenders en andere lichte gesellen, moedwil en onordentelijkheden bij nacht en ontijden op de straten bedrijvende, op de daad bij den kop te vatten, en in de gevangenis te setten."

In 1464 wordt voor 't eerst gesproken van "nachtwakers of ratelwachten". Bij dit besluit overdroegen Schepenen, Raide en Oudermans, "dat men ordineren zel XVI man, die alle nachtwaken zellen, die uren verkondigen en die luden waarschuwen, dat zij tot haren vuer en keersen zien." Zij, die deze nachtwakers lastig vielen, werden zwaar gestraft. "In hemde en broeke" moesten zij voor den Raad komen, met een ontbladt zwaard in de hand, ten teeken, dat zij het leven verbeurd hadden. Voorts moesten zij om vergiffenis bidden en boete betalen. In 1562 werden er - we zijn nog altijd in Utrecht - kleppers oftewel kleppermannen aangesteld. Zij waren van een "goed halsgeweer" voorzien en droegen een ratel: "roepende elcke half ure wat die klock geslagen heeft, dragende voorts goeden toesicht, datter geenen brand in de bergen (1) in hun kwartier gesticht en worde ofte inconveniënten gebeuren." Ouderen van dagen hebben den "klopperman" nog wel gekend.

De Unie van Utrecht in 1579 deed de stadsbesturen geheel van gedaante veranderen, maar schout en schepenen - dat zijn thans B. en W. - bleven met de handhaving der politie belast.

In tijden van oproer en oorlog was de bewaking van een bepaald gedeelte der stadsmuren, torens of poorten aan de gilden (2) toevertrouwd. Elk gildebroeder moest in persoon optrekken, alleen den 60-jarigen was het vergund zich te laten vervangen. In sommige steden was het bovendien de gewoonte om 's avonds de straten af te sluiten met ongemeen zware ketenen. In Amsterdam gebruikte men ook draaiboomen, die de toegangen naar de wallen versperden. In 1765 werden nog, volgens Wagenaar, de tien toegangen tot de hoofdstad met kettingen afgespannen.

Dan was er ten slotte nog de torenwachter. Ook wel coert of koerwachter genoemd. Deze van zijn "verheven verblijfplaats" bespeurde het eerst een brand of een naderende vijand. De tallooze grootere en kleinere oorlogen, welke tusschen leenmannen en steden in de middeleeuwen werden gevoerd, maakten dezen functionaris onmisbaar. Dag en nacht moest de wachter bij het slaan der klok door middel van een trompet het uur rondbazuinen. Waaruit dan tevens bleek, dat hij niet in Morpheus' armen lag.

 

1. Hooimijten.

2. Gilde: naam van vereenigingen van kooplieden of menschen die 't zelfde beroep uitoefenden.