INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - dinsdag 22 november 1932

 

 

Het Eeuwfeest van de Zusters van Liefde

 

Honderd jaren christelijke liefde

 

 

Het is dat Christus het duidelijk genoeg voorspeld heeft, maar anders ware er niets van te begrijpen. Want dat er tijden zijn geweest, toen het beste was bedorven, waarin kloosters ergernis gaven door het wangedrag van kloosterlingen, dat is toch geen reden om de menschheid te verblinden ten aanzien van het goed, dat van de kloosters, overeenkomstig trouwens hun roeping en bedoeling, en ook thans nog uitgaat. Maar gelijk wij zeggen, Christus heeft het aangekondigd, dat zij die hem geheel zouden volgen, gehaat zouden zijn en vervolgd zouden worden in zijn Naam. En zoo moet het dan wel, dat altijd en overal de kloosters worden verdacht of bemoeilijkt en bestreden, en dat zij een voorwerp van haat en afkeer zijn bij zoovelen, die als eenige verontschuldiging of vermindering van hun aansprakelijkheid zich er op kunnen beroepen, dat zij er eigenlijk niets van afweten. En dat men hun dus op den mouw kan spelden juist wat men maar wil. Want anders…

Wij herinneren ons een beschrijving van Louis Veuillot van de liefdezusters: "Deze vrome maagden, de bloem der katholieke gezinnen, geven het voorbeeld van alle deugden en iedere opoffering, toegewijd als zij zijn aan alle ongeluk. Zij bevinden zich bij de wieg van het kind, aan het ziekbed van den zieke, in de scholen, in de hutten in de missies; hun menschenliefde deinst voor geen enkele ellende terug, zij aanvaardt iedere walging, trotseert iedere vermoeienis en vindt ieder oogenblik iets anders uit om God en de armen te dienen. Nooit werd er wellicht zulk een schoon voorbeeld in de wereld gegeven; nooit straalde de christenvrouw zulk een heerlijken luister uit; het is niet meer de rust van het klooster die zij zoekt, het is het werk van het apostolaat, dat zij vraagt en dat zij met een onvergelijkelijken ijver verricht."

Dit schreef de groote Fransche journalist over de liefdezusters, met welke (zijn dochter) hij is afgebeeld in een der kapellen van de kerk van het Heilig Hart op Montmartre in Parijs. Het beeld dat hij trok van de liefdezuster is geheel volgens gelijkenis en, hoewel meer bedoeld voor de Petites Soeurs des Pauvres te Parijs en verder in Frankrijk en de wereld, is het zoo geheel van toepassing op al de kloosterzusters, die zich aan een of ander maatschappelijk werk wijden, dat wij niet beter wisten te doen, nu bij het eeuwfeest van de Congregatie van de zusters van Liefde van O.L.V. Moeder van Barmhartigheid, dan het beeld door Veuillot geteekend als beeld van de jubileerende congregatie aan de lezers voor te houden. En wij weten zeker dat zij zeggen zullen, die lezers: "Inderdaad, dat zijn de Zusters van Tilburg, dat zijn de liefdezusters, die nu reeds een eeuw lang aan ons volk en aan onze broeders in de koloniën der heerlijkste diensten bewijzen."

Hun naam, welke het katholieke volk zoo terecht aan hen geeft, is eigenlijk nog mooier dan die van heur geestelijke zusters uit Frankrijk. Want hij duidt op nog algemeener werk, op nog breeder bezigheid, al schrikken die Parijsche zusterkens ook voor geen enkel liefdewerk terug. Maar de Tilburgsche, gelijk wij ze toch zeker noemen mogen, wij zien ze in alles dienen, gelijk Veuillot het schreef. Zij zorgen voor de armen, zij verplegen de zieken en de jongste zoowel als de oudste, zij geven onderwijs, zij trekken naar de Missies en bewegen zich in de hutten van de armste heidenen. En dat alles uit "liefde zonder eigenliefde" gelijk het devies ook luidt. Kan er iemand zijn, die geen eerbied daarvoor heeft? Het schijnt, en het schijnt zelfs soms in eigen kring, door gebrek aan goed inzicht en aan goed begrijpen ook van de waarheid dat zelfs heiligen nog menschen blijven, dat men niet genoeg te waardeeren weet, wat toch eigenlijk een voorbeeld van de hoogste menschelijkheid is.

Het ligt niet op den weg van den schrijver dezer regelen om in bijzonderheden de waarde en de beteekenis van het vele werk verricht door de liefdezusters in en rond hun honderd huizen te beschrijven; dat zal men elders in dit blad kunnen aantreffen. Dit wil dan zeggen: benaderd, want wie zal het naar evenredigheid kunnen lofprijzen wat de arbeid van die godgewijde vrouwen beteekent! Wij willen hier onze gelukwenschen en onze dankbaarheid uitspreken in een vorm van algemeene katholieke apologie als men wil. Er wordt wel eens gezegd, dat wanneer alle katholieken waren gelijk zij uit kracht van hun geloof en beginsel moesten zijn, dat er dan niet zooveel moeilijkheden zich zouden voordoen in den strijd om de waarheid. Misschien wel! Maar in een kloostergemeenschap, als die van de jubileerende congregatie, vindt men de meest verheven voorbeelden van alle christelijke deugden vertegenwoordigd en wanneer men dus waar christendom wil bewonderen, behoeft men slechts daarheen den blik te wenden. Daar vindt men ook alles wat de tijdgeest als ideaal zegt na te streven, maar helaas zoo weinig benadert.

Daar is zuivere menschenliefde, die niets voor zich zelf vraagt. Want als men tot zelfs in het parlement de bekrompenheid aan de kloostergoederen hoort knagen en theorieën opzetten over salarieering van religieuzen, die zelf geen behoefte kennen, dan wordt tegelijkertijd, zij het onbedoeld, toegegeven dat daar in die gemeenschappen gearbeid wordt, en hoe gearbeid, zonder persoonlijk winstbejag of eigenbelang. Zonder persoonlijke eerzucht zelfs, welke vaak in de wereld nog kleeft aan het schoonste werk. Daar is ook de rationeele productie, want niets wordt er ondernomen om maar doelloos voort te brengen zonder dat gevraagd wordt wat de maatschappij het meest voordeelig zou zijn. Want al die arbeid, die in maatschappelijken zin tot de edelste economie moet gerekend worden, heeft het onmiddellijk doel behoeften van waren en geoorloofden aard te bevredigen van armen en zieken en hulpbehoevenden, van kinderen en kleinen. En als men spreekt van cultuur… daar is ware cultureele arbeid. Want arbeid in de eerste plaats gericht op verheffing van den evenmensch en het verspreiden van geestelijke weldaden meteen. Daar geen prediking van klassestrijd en standenverwijdering, daar geen propaganda voor "de begeerte die ons heeft aangeraakt", daar de "veredeling van het gemoed" op grond van de christelijke waarheid, dat het leven hier, hoe moeilijk ook, geen doel en waarde vindt in zich zelf, doch alleen als voorbereiding voor de geestelijke rijkdommen, die in de eeuwigheid worden ontvangen.

Zoo staat nu het beeld van de jubileerende Tilburgsche congregatie voor ieder, die zonder verblindend vooroordeel - dat ook nog zoo vaak op erkend of onbewust eigenbelang steunt - wil zien wat er in zoo hooge mate te bewonderen valt. Wanneer wij dan ook onze gelukwenschen voegen bij die van de geheele katholieke gemeenschap in Nederland en ver daarbuiten, dan is het in een besef van ver te blijven beneden de waardering, waarop de jubilaressen recht hebben… doch die zij niet van ons vragen. Zij weten te goed wáár hun loon zal zijn en wát het zal zijn: Degene uit liefde voor wien zij het leven van zelfverloochening en dagelijksch gebed hebben gekozen, en dat zij zoo heldhaftig, geslacht na geslacht, nu honderd jaar lang, hebben geleid.