INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - zaterdag 7 juni 1930

 

 

Oude Pinkstergebruiken

 

Vandaag willen wij eens iets vertellen van de Pinkstergebruiken, zooals die sedert lange, lange tijden bestaan en jammer genoeg meer en meer tot het verledene gaan behooren. Wij zeggen jammer genoeg, want al zijn sommige volksgebruiken niet vrij te pleiten van eenige ontaarding, hen zonder meer (al is het dan ook om die ontaardingen) af te schaffen of te doen uitsterven, lijkt ons het kind met het bad weggooien. In zijn "Nederlandsche Volkskunde" zegt Prof. Dr. Jos Schrijnen: "Mei- en Pinkstergebruiken vallen vrijwel samen; aan het Meilief beantwoordt de Pinksterbloem of Pinksterbruid. Ook zij is een verpersoonlijking van den genius der groeikracht, wat o.a. uit haar bloemkroon en loofversiering blijkt."

Het schoonste meisje van het dorp werd eertijds met bloemen getooid en als koningin door haar speelgenootjes onder gezang en gejuich rondgeleid, maar naderhand ontaardde het gebruik in een bedelpartij. A. de Cock zegt ook: "Van lieverlede verloor dat gebruik zijn oorspronkelijk karakter, een aantal behoeftige meisjes kleedden een onder haar in het wit, sierden haar met bloem en krans en trokken dan zingend het dorp of de stad rond, aan alle huizen aalmoezen inzamelend."

Ook komt het op vele plaatsen voor, dat men dengene, die het laatst opstaat tot Pinksterbruid of Pinksterlummel kroont. Soms tooit men hem of haar met een kroon van stroo of brandnetels, hij wordt met brandnetels gegeeseld en men drijft hem of haar voor zich uit, terwijl men een liedje zingt. Dit gebruik vindt men vooral in Westfalen nog. De liedjes zijn naar gelang van plaats zeer verschillend.

Zoo zong men in Limburg:

     Pinksterbloem, slechte roem,

     Gij hebt zoolang geslapen;

     Had gij vroeger opgestaan,

     Dan waart ge mijn kameraadje!

of, zooals men in de buurt van Roermond zingt:

     Pinksterbloem,

     Du, heksenbloem,

     Du hubs zoo lang geslaopen!

     Waaste eeder opgestangen

     Dan waaste met nao den dans gegangen!

Niet overal is de mensch de luilak, ook een dier kan het zijn. In Koevorden bijv. verzamelen zich de kinderen aan den ingang van de weide en letten op welk beest het laatst uit den stal de weide binnentreedt. Die koe wordt dan 's middags met bloeiende braamtwijgen en ander groen de stal binnengeleid, terwijl men zingt:

     Pinksterbloed (of Pinksterbroed),

     Oranjezoet,

     Hoe zit je zoo diep in de veeren,

     Had je wat eerder opgestaan,

     Dan had je geen nood gekregen.

Een ander gebruik is het maken van Pinksterkronen, zooals dat o.a. in Zutphen en Deventer voorkomt. Aan een mast, meestal in een botervaatje met zand en steenen geplaatst, worden met papier versierde hoepels opgehangen waar de kinderen hand aan hand ronddansen en waarbij zij verschillende liedjes zingen.

Een ander minder prettig gebruik, dat in Gelderland veel voorkwam, vinden wij vermeld bij Tergouw, die het opteekende uit den "Gelderschen Volksalmanak" van 1839. Daar wordt verhaald van het rondbrengen van zoogenaamde Pinkstermannen. De jonge boerenknapen houden van te voren een vergadering om te beslissen welke meisjes (die zich zoo taai als leer houden of van vrijers veranderen als van handschoenen) een strooman verdiend hebben. Daarop worden zooveel vogel- neen meisjesverschrikkers gemaakt, als ze noodig hebben en potsierlijk uitgedost. In het holste van den nacht gaan ze met een kar vol Pinkstermannen. Wee, de arme meid, die er een op haar dak krijgt. Het moge een pret zijn voor wie het doen en degenen die het den anderen morgen zien, niet voor haar die er mee bedacht wordt; ze wordt door iedereen uitgelachen, door de kinderen uitgejouwd en hoeft niet te meenen, dat haar spoedig een vrijer zal vragen.

Een oud Pinksterrecht, dat lang in Gelderland gehandhaafd bleef (of het nog bestaat weet ik niet), was dat de boerenmeid den room, dien zij dien dag molk, met haar vrijer mocht opsnoepen. Veel minder mooi was het gebruik om den tweeden Pinksterdag te beschouwen als een dag waarop men zonder schande mocht dronken zijn, neen, waarop dat zelfs min of meer zoo hoorde. Dat men zoo iets tracht af te schaffen, is begrijpelijk en alleszins te loven, maar laat men bestaan laten wat zonder smet of blaam is. Hier geldt ook: Hebt eerbied voor de traditie.