INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - dinsdag 29 juni 1937

 

 

Het Armwezen

 

Openbare bedeeling in vroeger tijd

 

 

De bemoeienissen van al degenen, die zich met Armwezen bezig houden, neemt hand over hand toe. Vooral het Burgerlijk Armbestuur is van lieverlede, de laatste paar tientallen jaren, uitgegroeid tot een uitgebreiden "dienst", die van gemeentewege meer dan zeven ton per jaar te distribueeren krijgt. En dan te weten, hoe de Armmeesters in vroegere jaren de gelden bij elkaar moesten scharrelen! Dat geschiedde bijv. in het begin der vorige eeuw o.a. door middel van "collecten met de schaal" in de kerken van 't Heike en 't Goirke en bovendien was elke collectant, als hij de beurt had, verplicht "in zijn parochie indien er koopdagen of hoogsels voorvallen, aldaar met den hoedt in de handt rondt te gaan, vraagende caritaat tot onderhoudt voor den armen". Van gemeentewege bleek het soulaas al bitter gering te zijn in dien tijd. Zoo werd er op 'n bepaald oogenblik - het was omstreeks 1809 - met het gemeentebestuur onderhandeld over fondsen voor den armen te vinden "in het wollenfabriek" en werd aangeraden "om hierin met de laakenfabrikeurs overeen te komen". Het denkbeeld leverde echter weinig resultaat, naar blijkt uit de notulen van Drost en Schepenen, waarin vermeld staat "dat het gemeentebestuur aan het Armbestuur geen fondsen kon uitkeeren wegens den slechten gang der fabrieken…"

Meestentijds moesten de "Armmeesters" - door de bank welgestelde lieden - daarom de gelden voorschieten en dan duurde het soms jaren voor aleer ze op teruggaaf konden rekenen! Maar op 'n goed oogenblik verklaarden bijv. de Armmeesters A. Moonen en P. van Tulder, dat zij de volgende maand zouden ophouden te bedeelen, daar zij niet langer de voorschotten van de gemeenten wilden doen. Hoe men intusschen de "weldoenerij" opvatte - in paedagogischen zin! - blijkt uit het feit, dat zij die kleeding vanwege het Armbestuur bedeeld kregen, moesten voorzien zijn van 'n "distinctief" (onderscheidingsteeken) van drie roode laken lapjes, verbeeldende het wapen van Tilburg, op den linkerarm! Het bedrag van onderhoud (geld, brood en kleeren) van ieder bedeelde kwam door elkander neer op f 7, 2 stuivers en 3 penningen per jaar!

 

In schrille tegenstelling tot dit armhartig gedoe staat wel het voorbeeld, reeds uit de 17e eeuw bekend, van Amsterdam, welke stad het Mekka der armenverzorging in Europa werd genoemd. In een oud nummer van het "Tijdschrift voor Armwezen" enz. lazen we dienomtrent onlangs het volgende: "Aanzienlijke schenkingen van particulieren en groote uitkeeringen uit de winsten der Oost en West Indische Compagnie, die soms meer dan f 300.000 per jaar bedroegen, stelde de Amsterdamsche diaconie in staat op ruime schaal uitdeelingen aan de armen te houden. Zoo was het in vroeger tijd sedert tal van jaren de gewoonte, dat in het winterseizoen ten behoeve van de zg. thuiszittende armen geregeld uitdeelingen van brood, boter, kaas en turf werden gehouden. Van den kansel en bij aanplakbiljetten werd telkens bekend gemaakt waar en wanneer zulk een uitdeeling zou plaats hebben. Dan stroomden van alle kanten de behoeftigen toe om de giften in ontvangst te nemen. Groote voorraden levensmiddelen en brandstoffen werden bij karrevrachten ter uitdeeling aangevoerd en urenlang stonden dichte rijen behoeftigen te wachten, soms meer dan 2000, om hun gave in ontvangst te nemen."

Het spreekt vanzelf, dat van een behoorlijke controle bij zulke massale uitdeelingen geen sprake kon zijn. En zoo kwamen er op den bedeelingsdag vaak van ver buiten de hoofdstad allerlei landloopers en zwervers hun slag slaan. Hun zorgeloos bedrijf was zeer winstgevend en wordt het best geteekend door den middeleeuwschen dichter:

     Met luilic werken en vromelick broensen,

     Daar hangt het al myn leven an,

     En wijnken drincken met dobbelen croese,

     Dit doe ic altyt waer ik can.

     Hi, laet ons drincken en clincken,

     En laet ons maken den dubbelen haen,

     Mijn keelken moet wijnken drincken,

     Al sou mijn voetken baervoets gaen.

 

We komen nu tot 'n stukje hedendaagsche geschiedenis, handelend over het voornemen van ons Armbestuur om te komen tot de instelling van een Commissie voor onderhoudsplicht, welke op dit oogenblik in voorbereiding is. Het gaat hierom: In de laatste jaren is al meer en meer de mensch in den boezem van het Armbestuur naar voren gekomen, om meer aandacht te schenken aan het vorderen van rechtstreekse alimentatie van behoeftige familieleden. De Armenwet kent nl. "onderhoudsplichtigen", die aangesproken kunnen worden om bij te dragen in de uitgaven, welke het Armbestuur besteedt aan "bedeelden", die tot de naaste (bloed)verwanten behooren.

In een breedvoerig prae-advies nu, dat de directeur van het Armbestuur, de heer W. Mutsaers, dezer dagen heeft uitgebracht, wijst deze er echter op, dat "minnelijk overleg geen bevredigend resultaat" oplevert en er dus naar middelen gezocht moet worden om deze bron van inkomsten wat krachtiger aan te boren. Het middel ziet de heer Mutsaers in een Commissie van bemiddeling - zou ze genoemd kunnen worden. Iets dergelijks bestaat ook in andere gemeenten en daar zijn nu inlichtingen ingewonnen; o.a. te Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Nijmegen, Breda, Enschede, Leiden, Arnhem, Deventer, Groningen en Haarlem.

Vanuit Rotterdam werd de volgende mededeeling ontvangen: "De werking der Commissie kan op grond van de practijk niet anders dan zeer gunstig genoemd worden. De ervaring is, dat het door de verwanten op prijs wordt gesteld om door een Commissie, waarin het verhalende lichaam geen overheerschende positie inneemt, te worden gehoord, en waar ten volle de gelegenheid wordt geboden om de bezwaren tegen een opgelegde bijdrage aan te toonen. Voorts zij er op gewezen, dat door het bestaan van een dergelijke Commissie in zeer veel gevallen wordt voorkomen, dat gebruik moet worden gemaakt van de bij de Armenwet toegekende bevoegdheid om een beslissing van de Rechterlijke macht uit te lokken."

Een zelfde gunstig oordeel doet de Haagsche Armenraad hooren. Aldus: "Opmerkenswaard is, dat in die gevallen waarin door de Commissie bemiddeling geweigerd werd, de betrokkenen geen verdere stappen ondernamen en zich neerlegden bij de genomen beslissing, waaruit wel blijkt, dat aan de Commissie autoriteit wordt toegekend. Slechts één persoon bleef weigeren zich bij een afwijzende houding van de Commissie neer te leggen en wendde zich, teneinde toevoeging van een advocaat te krijgen, tot het Bureau van Consultatie hetwelk conform het advies van de Commissie toevoeging weigerde." Ook in Amsterdam, waar de Commissie al sinds 1922 bestaat, werkt zij uitstekend.

Voor wat nu de hier ter stede in te stellen Commissie belangt, merkt de heer Mutsaers op, dat deze voorshands uitsluitend zou kunnen bestaan als sub-Commissie van het Burgerlijk Armbestuur, als hoedanig zij reeds van het begin af haar taak zal hebben. Het komt hem evenwel gewenscht voor, dat de mogelijkheid wordt opengelaten om, wanneer de behoefte daaraan zich doet gevoelen, daarin ook van de overige instellingen van weldadigheid een tweetal vertegenwoordigers zitting te doen nemen. Hierdoor kan tevens een nauwere samenwerking met de andere instellingen van weldadigheid bereikt worden en kunnen die instellingen ook beter de bij haar zich voordoende gevallen aan de Commissie voorleggen. Met het oog hierop zou de heer Mutsaers de Commissie voorloopig willen doen bestaan uit drie leden van het Bestuur om haar later uit te breiden met twee vertegenwoordigers.

Wat de juiste taak der Commissie aanbelangt, wordt in het prae-advies voorgesteld om de omschrijving van Amsterdam over te nemen. Die komt op het volgende neer: "Het doel der Commissie inzake Onderhoudsplicht is vrijwillige regelingen tot stand te brengen betreffende onderhoudsbijdragen voor behoeftige verwanten en aldus aan den eenen kant den behoeftigen den gang naar het Armbestuur of bedeelende instelling te besparen en hun mogelijk te maken in de door hen gewenschte omgeving een onderkomen te vinden, anderzijds door haar werk 't natuurlijk besef van den plicht tot onderhoud van behoeftige verwanten te versterken en te doen herleven."

Om dit doel te bereiken lijken de volgende bemoeienissen gewenscht:

a. De instellingen van weldadigheid bij te staan door onderzoek en advies bij het treffen van regelingen aangaande bijdragen van onderhoudsplichtigen in de kosten van verpleging van verwanten. Leidt dit advies niet tot een schikking, dan tracht de Commissie alsnog een regeling te treffen en verleent, bij blijvend verzet, aan de instellingen verderen bijstand bij de toepassing van 't recht van verhaal op de nalatigen.

b. Bemiddeling te verleenen aan behoeftige ouden van dagen, om door het treffen van een regeling betreffende bijdrage van hun verwanten in hun onderhoud te voorzien. De Commissie stelt na onderzoek van de omstandigheden van alle betrokken partijen de bijdragen vast en houdt voor zooveel doenlijk toezicht op de naleving van de getroffen regelingen.

c. Bemiddeling te verleenen aan vrouwen, welke door haar echtgenooten zijn verlaten of worden verwaarloosd, door 't treffen van een regeling betreffende diens bijdrage in het onderhoud der vrouw en van haar kinderen. De bijdragen worden vastgesteld na onderzoek van de omstandigheden van beide partijen.

d. Bemiddeling te verleenen in tal van zich voordoende gevallen van onderhoudsplicht, o.m. ten aanzien van kinderen en kleinkinderen.

 

Het ligt in het voornemen om een der ambtenaren van den dienst als secretaris aan de Commissie toe te voegen en voorloopig een of tweemaal per maand te vergaderen. In een der eerstvolgende bijeenkomsten zal het Armbestuur ten deze een beslissing nemen.