INHOUD DIVERSE AUTEURS
CUBRA HOME
Heemkundig werk op CuBra
Heemkunde Tilburg Pierre van Beek
Heemkunde Tilburg Lambert de Wijs
Heemkunde Tilburg A.J.A.C. van Delft

Deze rubriek wordt geredigeerd door Ben van de Pol

Copyright 2013 van deze digitale presentatie en ontsluiting: Stichting Cultureel Brabant - CuBra & Ben van de Pol

 

Diverse auteurs - Verspreide publicaties

 

Nieuwe Tilburgsche Courant - vrijdag 24 januari 1941

 

 

Hoe was het een eeuw geleden?

 

Tilburg van 1841-1941

 

 

De klacht over de toeneming der machinale spinderijen hield aan, waardoor vele handen zonder werk en gevolgelijk buiten verdiensten bevonden! Zóó zelfs - aldus lezen wij - dat het Armbestuur - aan wie overigens hulde werd gebracht over het zuinig beheer zijner fondsen (l'histoire se répète!) - alweer 'n paar duizend gulden meer moest aanvragen om den toenemenden nood onder de arbeidende klasse eenigszins te lenigen. Nu moet men niet denken, dat dit 'n plaatselijk verschijnsel was, waarmede alleen de fabrieksstad Tilburg had te kampen. 't Was overal zoo, waar de machine haar intrede kwam doen in de industrieele centra. Luister maar naar hetgeen prof. Quack in zijn "De socialisten, personen en stelsels" aanteekent ten aanzien van den onbarmhartigen toestand, welke op dit stuk in de jaren 1830-1850 in Engeland heerschte:

"De invoering der stoom-werktuigen had voor de klasse dier (industrie-) arbeiders bitter onheil ten gevolge gehad. De machine had aan den arbeider zijn zelfstandigheid ontnomen; hij was voortaan toevoegsel van het werktuig, dat altijd door kon werken, dat nooit moede werd. Dat werktuig nam dien werkman eerst het grovere, weldra het fijnere werk uit de hand. Het had niet als aanhangsel juist noodig de spierkracht van een man: ook de zwakkere krachten van vrouw en kind konden nu gebruikt worden. Bij massa's werden zij - de vrouwen en kinderen - in de fabrieken opgenomen." Hetgeen mevrouw Browning, de snerpende kreet in de pen gaf: "Do you hear the children weeping, o my brothers." O mijn broeders, hoort gij de kinderen schreien!

Ook in Tilburg was blijkbaar de "kinderarbeid" in de textielfabrieken krachtig in zwang. Wij leiden dit af uit hetgeen hieromtrent in de gemeentearchieven van 1848 en later - niet eerder! - staat aangeteekend. In 1841 werd nl. de wollenstoffenfabriek van A. Tuerlings door brand verwoest, en, zoo vermeldt het jaarverslag, dit was een groote ramp, omdat niet minder dan 90 à 100 personen er door broodeloos werden. De fabriek is echter weer opgebouwd, want wij vonden haar terug in de evengenoemde lijst van fabrieken, dateerende uit 1848. De onderneming werkte toen "zonder kunstwerken" met 27 (hand)getouwen en had 83 volwassenen en 154 kinderen in haar dienst. Het arbeidsloon daalde daarom tot een laag minimum.

"Honger waarde overal in de fabriekssteden rond. En niettegenstaande de sobere verdiensten moest men lang, zeer vele uren in de fabriek werken, want de dure stoommachine moest rente opbrengen. Als de vuurvlammen werden aangeblazen, raasde zij voort, en de halfgevoede mensch moest mede…" En in Duitschland waren de smarten niet minder bitter. George Herwegh o.a. heeft dit vertolkt in zijn in 1841 verschenen "Gedichte eines Lebendigen", het lied van den haat, waaruit de verschrikkelijke vloek opklinkt:

     Und wo es noch Tyranken gibt

     Die laszt uns keck (1) erfassen;

     Wir haben lang genug geliebt

     Und wollen endlicht hassen!

"De menschenkracht - zegt Ludw. Gall in zijn 'Was könnte helfen?' - was zoo weinig waard, dat men daarvoor niet eens het dagelijksch levensonderhoud kon koopen!" En toch - en hiermee besluiten we dan onze aanhalingen - merkt Gall terecht op, "heeft de almachtige God zeker het genot zijner gaven niet zoo milden overvloed gegeven, alleen opdat slechts enkelen bevoorrechten gretig alles voor zich bijeenrapen, maar opdat allen levensgenot kunnen hebben"…

 

Welnu, uit hetgeen secretaris Beljaars in zijn jaarverslagen uit de jaren '40 e.v. der vorige eeuw opmerkt nopens den "welvaartstoestand" van ons Tilburgsche "volk" en hetgeen uit de economische geschiedenis van Europa - we laten de nog barbaarscher slavernij in Amerika buiten bespreking! - alzoo valt af te leiden, dat er inderdaad over deze donkeren plutocratische (2) tijden mag gesproken worden, als de opstandpredikers het deden: "Wij zullen deze bedrijven van misdrijf vernielen." (3) De niet meer jongeren onder ons hebben ook nog de ochtend-klompenparade gekend en den 14-urigen arbeidsdag en de loonen van 6 à 7 gulden en de vunzige woonkrotten. Dat alles is sedert lang gelukkig voorbij.

Wij hebben 'n paar maal iets breeder uitgeweid over de economische verhoudingen in de vorige eeuw ten onzent - mede om de "kankeraars" van heden tot het besef te brengen, dat er inderdaad toch voortgang zit in onze levensverhoudingen. De "arbeid" heeft van lieverlede meer waarde gekregen en men weet dat thans in Europa de leuze wordt aangeheven - ook door de Engelsche chartisten 100 jaar geleden al aangeheven! - alleen arbeid in kapitaal. In zoover gaan wij dus een nog betere toekomst tegemoet!

 

In een afzonderlijk stukje deelden we dezer dagen iets mede omtrent de grootscheepse plannen om van onze Leyelief 'n scheepvaartkanaal te maken! Waar natuurlijk nooit iets van terecht gekomen is. Integendeel. Men had al moeite genoeg om het "geval" niet heelemaal te laten verzanden. Zelfs gemeentebesturen schoten ten deze in hun taak te kort. Luister maar: "In de maand Juni hebben wij (d.z. B. en W. van Tilburg) de aangelanders aan de Ley van Kemplmine (?) bij Goirle tot Enschot toe verzocht om ter plaatse waar zulks noodig mocht wezen, behoorlijk te diepen en te verbreeden, hetwelk een zeer gunstig resultaat voor de aldaar gelegene landerijen heeft opgeleverd." En dat alles zou nog beter aan de verwachtingen hebben beantwoord, indien het gemeentebestuur van Enschot voldaan had aan de "vriendelijke uitnoodiging om de bedoelde Ley in de nabijheid van den Baars, alwaar zich een vonder bevindt, te doen verbreeden". Weliswaar riep men de hulp in van den Gouverneur der provincie en die betuigde gezegd gemeentebestuur "zijn ontevredenheid om de nalatigheid in het doen vegen en zuiveren der bedoelde rivier" en gelastte alsnog een spoedige "behandeling". Maar Enschot bleef Oost-Indisch doof en er gebeurde niets!... En het verslag constateerde leukweg: zoodat geen verbetering aan de afwatering onder die gemeente is toegebracht kunnen worden.

"Ook heeft men in den loop van den zomer ontwaard, dat wanneer het water aan den molen te Oisterwijk op het bepaalde peil wordt gehouden, zulks van veel belang voor de aan de meermaal bedoelde Ley gelegen landerijen is." Het gemeentebestuur heeft daarop bij brief van 31 Juli de aandacht gevestigd van Oisterwijk, die er onmiddellijk gevolg aan heeft gegeven! Het verdient misschien aanbeveling om dezen raad aan Oisterwijk nog eens te herhalen, althans voor zoover men hem vergeten zou zijn.

 

Dat het "onderwijs" 'n eeuw geleden niet op het hooge peil stond van vandaag den dag, behoeft zeker niet betoogd. En blijkt eens te meer uit het feit, dat het hoofd der school aan de Veldhoven, J.C. Mutsaerts, die van lieverlede stokdoof was geworden, het geheele onderwijs overliet aan een niet volkomen "bevoegde" ondermeester, Vingerhoets geheeten. Toen B. en W. de "fraude" ontdekte, stelde zij als hoofd aan B.P. Drabbe, zoon van den hoofdonderwijzer G. Drabbe, die tot zijn 82e jaar de kinderen van den Heikant in de wetenschap bekwaamde! Grooter was de roem, die uitging van den in Juni 1840 benoemden Franschen onderwijzer C.L. Borsten - die de ouderen onder ons nog als "monsieur Borsten" hebben gekend - en waarvan het jaarverslag getuigt, dat hij "volkomen aan de verwachting had beantwoord, zoodat zijn school van maand tot maand toeneemt."

 

 

1. Driest, stoutmoedig.

2. Plutocratie beteekent de uitbuitende heerschappij van de geldmagnaten.

3. J.R. Stephens op Nieuwjaarsdag 1841 te Newcastle.

De organisaties van werkgevers en werknemers hebben zich op den langen duur gevonden en men kan niet anders zeggen, dat in 1941 - nu laten we even den "toestand der bezetting" er buiten - met name in onze textiel- en schoenwereld alleszins oirbare verhoudingen bestaan.