Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 20 december
1956
Typisch Tilburgs
en Tilburgse typen 1
Toon Reijnen was het
manusje-van-alles in de Gemeente
"Manusje-van-alles"
Zo kon men destijds de oude Toon Reijnen gerust
noemen. Hij was bij de Tilburgers bekend en hij
kende veel Tilburgers uit de aard van zijn
velerlei functies. Bij de oude notaris Daamen
was hij de zg. afhanger en door de verkopingen
kwam hij met lieden van allerlei slag in
aanraking. Ook ging hij voor de notaris de
straten rond om verkopingen aan te kondigen,
zoals later Kees Donders met de bel zou doen.
Maar Reijnen sloeg met een soort klepel tegen
een ronde metalen plaat van mooi blinkend koper.
Was er iets van aanbelang verloren, dan kwam men
om 't af te kleppen. Hetzelfde als er lappendag
gehouden zou worden, of als er een paardenspel
op komst was. Als er een zigeunerstroep of
ketellappers in de omtrek gesignaleerd waren,
dan kwam het alweer bij Reijnen.
Hij was ook als baas over de gemeentewerkers
aangesteld en moest hen tewerkstellen. Doch dit
waren er niet veel. De regeling betrof: het
onderhoud der zandwegen; de "loopen" van
afvoerwater zuiver houden; zorgen dat de
vuilniskar (die er destijds maar één was!)
regelmatig haar rondgang deed. Zij werd door een
gewone vrachtrijder gereden. Als er bomen
gesnoeid moesten worden of aanplant gedund of
bijgeplant, moest Toon in tuig. Ook was hij de
boodschappenloper der gemeente.
Armenzorg
Met Nieuwjaar bezorgde hij de armbussen van het
Burgerlijk Armbestuur en hiermede was nogal wat
werk. Dan was hij ook aangesteld om jaarlijks
voor "den armen" met paard en kar giften, zoals
aardappelen en kledingstukken, op te halen. Die
werden bij hem aan huis opgeslagen, totdat de
Armmeester kwam om die uit te delen. Deze had
een en ander vooraf naar de toestand der
bedeelde gezinnen geregeld. Zo'n bedelingsdagen
gaven heel wat drukte bij Reijnen aan huis als
die armen hun portie kwamen halen, waarbij nogal
veel "gesteggeld" werd. Zijn zoon vertelde, dat
er steeds een vrouw bij vooraan stond, die
probeerde mee de lakens uit te delen: "Ach,
mijnheer den Armmeester, geef die vrouw nog maar
wat meer, want zij heeft 't zo hard nodig."
Tenminste als betrokkene goed met haar stond,
anders was 't juist andersom.
Destijds waren er nog vele zg. armhuisjes en
armenboerderijen, die ook onderhouden moesten
worden. Daar was vader Reijnen ook alweer bij
nodig, die tevens bij zulk werk meehielp. Die
armhuisjes waren verhuurd en met die huur ging
het soms moeilijk. Door de boerderij moest ook
rogge geleverd worden naargelang de huurwaarde
was.
Rog leveren
Die rogge moest op bepaalde dagen ingeleverd
worden op de zolder boven de Heuvelse pastorie.
Dat nam meerdere dagen in beslag: per windas
moest hij naar boven getrokken worden. Was dan
zo'n boerenlevering boven, dan moest nog eerlijk
nagemeten worden of er genoeg was. Was na enkele
dagen alles boven, dan moest van tijd tot tijd
die rog omgezet worden tegen het schieten en
ongedierte. Daarna kwam het malen aan de beurt
en eindelijk belandde het graan bij de bakker,
die dat jaar voor "den arme" moest bakken. De
broodbedeling was het einde van deze
bedelgeschiedenis.
Toentertijd besteedde men op de zg. armenhoeven
ook nog "van die verwaaide of halfzotte vrouwen
of meiden" uit (dit zijn de letterlijke
bewoordingen uit die dagen voor dergelijke
beklagenswaardige schepsels, die op kosten van
het Armbestuur verzorgd moesten worden). Zij
moesten bij de boer werken, terwijl ze meestal
des nachts opgesloten werden in een oud bakhuis
of in een afzonderlijk vertrek.
Bedelarij
De bedelarij was in die dagen vaak een echte
plaag. Dikwijls kwamen hele families, die geen
normaal bestaan hadden, naar Tilburg om te
"schooien". Maakten zij het al te bont, dan
werden ze opgestuurd naar Veenhuizen of
Ommerschans. Zo'n transport was alweder een
postje voor Toon Reijnen. Voor zulke reizen was
toen een paar dagen nodig. Vader Reijnen ging
dan "als 'n boerenmeens gekleed" met blauwe kiel
aan en een stok en een rode zakdoek om de hals.
Dat was zijn uitrusting. Begrijpelijk, dat zo
iemand in het dorpse Tilburg algemene bekendheid
genoot, terwijl hij Tilburg door en door kende!
Typisch Tilburg en een Tilburgs type.
Scheipalen
Reijnen moest ook scheipalen mee gaan zoeken of
leggen, als er bijv. een stuk grond onder boeren
verkocht was. Want de aanduiding der
grensscheidingen had nogal eens wat om 't lijf.
Niet steeds waren de boeren met het oog op de
afbakening van hun grond heel eerlijk en dan
ontstond de boerenruzie als er beschuldigd werd
van het verleggen of verzetten van 'n grenspaal.
Dat de kadastrale aanduidingen tegenwoordig van
officiële zijde geregeld zijn, is 'n voordeel,
dat voor ons geslacht vanzelf spreekt.
De oudste hoge hoed
Het zal wel een tachtig jaar geleden zijn, dat
door de Koninklijke Harmonie een concours
gegeven werd van oude hoge hoeden. De bedoeling
was, dat hij, die de vreemdste, oude hoge hoed
ten tonele voerde, de prijswinnaar zou worden.
'n Prachtthema voor veel vrolijkheid! Mijn
verteller was destijds in zijn jonge jaren
werkzaam in de tabakskerverij en sigarenwinkel
bij Frans Woestenbergh in de Heuvelstraat. Deze
was ook werkend lid van de Harmonie en tevens
van de Liedertafel. Een pretmaker, die voor zo'n
zonderlinge wedstrijd alles voelde. En ieder
begon al bijtijds zich iets aan te schaffen.
Maar meester Frans was goed bekend in de "Acht
zaligheden", de dorpen Duizel enz. omdat hij
daar nogal sigaren van opdeed. Hij schreef of
ging er heen en kreeg daar een oud en raar model
van zekere Jan Teijen. De hoed beviel hem goed,
maar hij zocht er meer bewijzen bij te hebben,
dat hij werkelijk oud was en "wat die zoal
meegemaakt had". Hij stelde daar zelf een
getuigschrift van op, maar toen hij daarmee
klaar was, vond hij toch, dat het 'n oud
geschrift moest zijn. Alweer moest Toon Reijnen
er bij te pas komen. Hem werd gevraagd, of hij
het stuk wilde overschrijven en deze vond het
direct goed. Hij deed het nog wel met een
ganzenveer, geen stalen pen, want die had nog
lang niet iedereen in die dagen. Woestenbergh
was er mee klaar!
Muziek en plezier
De optocht was eindelijk aangebroken en zou een
aanvang nemen. Wat was dat een aardig gezicht
met al die rare, oude hoeden. Volop muziek!
We hadden in die tijd ook nog twee baronnen in
Tilburg: Baron Sloet en Baron van Nispen. Voor
de kosten behoefden die het niet te laten en
daarom had Sloet dan ook iets buitengewoons
laten maken. Het was wel een half mud groot, van
boven heel wijd en zo enger wordend. Hij kon er
dan ook niet mee in zijn rijtuig, want dat was
er een met een deur van achter. Hij moest eerst
binnen, dan de hoed op en zo hing hij buiten.
Wat is dat een lollige dag geweest. Na afloop
ging het er lustig toe, zoals ge snapt. De
prijsuitreiking had plaats en mijn meester Frans
Woestenbergh kwam met de tweede prijs er uit,
omdat... hij de bewijzen er bij geleverd had! En
pret!