Nieuwe Tilburgse Courant - donderdag 5 december
1957
Typisch Tilburgs
en Tilburgse typen 10
Gezelschapsliedjes en
aftelrijmpjes
Wat anders verloren dreigt te
gaan
Het vorig artikel eindigde met de herinnering
aan vroeger gezinsleven, waarin ook
gezelschapsliedjes het hunne bijdroegen om de
familieband te verstevigen. We laten een liedje
volgen, dat naar aanleiding daarvan op onze
schrijftafel belandde. Hier volgt dus dat oud
gezelschapsliedje:
Er was eens een boom,
Zo een lieflijke boom,
Zo een schone boom.
En de boom stond in de aarde
En bloeide zo schoon.
En aan die boom
Daar kwam een tak,
Zo een lieflijke tak,
Zo een schone tak.
En de tak aan de boom.
En de boom stond in de aarde
En bloeide zo schoon.
En aan die tak daar kwam een blad,
Zo een lieflijk blad,
Zo een schoon blad.
En het blad aan de tak.
En de tak aan de boom.
En de boom stond in de aarde
En bloeide zo schoon.
En op dat blad daar kwam een nest,
Zo een lieflijk nest,
Zo een schoon nest.
En het nest op het blad.
En het blad aan de tak.
En de tak aan de boom.
En de boom stond in de aarde
En bloeide zo schoon.
En in dat nest daar kwam een ei,
Zo een lieflijk ei,
Zo een schoon ei.
En het ei in het nest.
En het nest op het blad.
En het blad aan de tak.
En de tak aan de boom.
En de boom stond in de aarde
En bloeide zo schoon.
En van dat ei daar kwam een jong,
Zo een lieflijk jong,
Zo een schoon jong.
En het jong uit het ei.
En het ei uit het nest.
En het nest op het blad.
En het blad aan de tak.
En de tak aan de boom.
En de boom stond in de aarde
En bloeide zo schoon.
De pret bij dit gezelschapslied was om - kalm
beginnend te zingen - telkens vlugger met deze
samenzang de regels achter elkaar te laten
volgen. Begrijpelijkerwijs konden meerderen dan
het tempo en de woorden niet blijven volgen. Dit
had een gebrabbel en uit de wijs raken tot
gevolg, dat dan de nodige hilariteit verwekte
tot men onechtig even pauzeerde om met een ander
liedje vaart en vreugd er in te houden.
Aftelrijmpje
We herinnerden ook aan kinderspelen en
kinderliedjes van vroeger. Nu schrijft een oude
lezeres (aan wie voor haar meeleven dank betuigd
wordt), dat zij zich uit haar kinderjaren nog
twee heel oude spelletjes herinnert en de
daaraan voorafgaande afteldeuntjes. Als men
krijgertje ging spelen, moest vooraf bepaald
worden, wie de eerste "vangster" of "vanger"
zijn zou en om dit uit te maken telde het
haantje-de-voorste van het groepje af door bij
elk der zinnen een der kameraadjes op de borst
te tikken. Schrijfster veronderstelt, dat de
liedjes uit de Franse tijd moeten stammen en
hier naderhand verbasterd werden. Dat kan waar
zijn, als we nagaan hoe bejaarde mensen nog tal
van verbasterde volksuitdrukkingen en woorden
bezigen, bijv. verkèt (vork) afkomstig van het
Frans fourchet. "Hij heeft niets te kiskedieje"
hoort men bezigen in de betekenis van: hij heeft
niets te zeggen, te beslissen. Zou dit een
verbastering zijn van "Qu'est et que dit?" Hier
volgen de aftelrijmpjes:
Un dun don,
Ziede geen, ziede gon.
Zie het hart van Mère.
Malle malle Mère.
Pinpolette,
Franse mussette,
Franse maçon:
Un dun don.
Roemeleboesje,
Desie diezie d'eau
Rappele mente beau
A ra fitica,
Cappelemente ici da.
A ra ka.
Hoeveel zijn er gebleven?
Tien, twintig, dertig, veertig, vijftig,
Zestig, zeventig, tachtig, negentig, honderd.
Slaat de kat voor zijn g..
Dat het dondert.
Voor ditmaal kunnen we het er, dunkt me, weer
wel mee doen: men leeft mee en helpt zo onbewust
mee verzamelen al datgene, dat uit
folkloristisch oogpunt beschouwd weldra zal zijn
verdwenen. Dit is dan ook de enige reden, waarom
wij deze serie artikelen in ons blad begonnen en
met bijval van het lezend publiek hebben kunnen
voortzetten.
De folklore
Als we nagaan hoe de stem der folklore ons de
levensgewoonten onzer voorouders, vaak uit lang
vervlogen tijden, verklankt, dan is 't
begrijpelijk hoe andere landen, bijv. België en
Zweden, folkloristische opsporingsdiensten
hebben, die de wetenschap, die volkseigenheden
naspeurt, de behulpzame hand bieden. Dan wordt
een boek van Prof. Dr. J. Huizinga: "Homo
Ludens" als proeve ener bepaling van het
spelelement der cultuur, voor ons betekenisvol.
En dat de Vlaming Alphons de Cock zijn hele
rijke leven gewijd heeft aan 't ophalen en
rangschikken en vergelijken van volkseigenheden
dwingt eerbied af. Hij diepte bijv.
aftelrijmpjes op, die teruggaan tot Jan Hyoen en
Keizer Karel.
Mogen we voor Tilburg op deze wijze daarom ook
niet meehelpen te verzamelen, wat anders dreigt
verloren te gaan en alweer de Tilburgsche
schakel in een geheel gemist zou worden??