Nieuwe Tilburgse Courant - woensdag 22 januari
1958
Typisch Tilburgs
en Tilburgse typen 12
Oude zegswijzen en dialect hebben
hun bekoring
Er zit méér
achter dan men vaak denkt
In 1565 is verschenen: "Die nieuwe Chronijcke
van Brabandt", waaruit we onder meer deze
wijsheid puurden:
"Isser iet dat u denckt datter niet en betaemt
Noch en behoort, gaget voorbij in desen
Soo sal van dbeste een memorie wesen."
Dit zal gezegd zijn ook voor hen uit deze tijd,
die menen dat al wat oud is afgedaan dient te
hebben en slechts het heden en de toekomst hun
woordje zullen doen. Kom, kom, de tijd zal
anders leren!
'n Ouwe Tilburger zou zeggen: "Hij komt van Gool
(Goirle) en wit niks", wat men verklaren kan
door de zegswijze: "Hij houdt zich van den
domme". Praat iemand met veel bravour over
dingen, die hem niet duidelijk zijn, dan zegt
men: "Hij weet er zoveel van als een kat van
saffraan". Een oud-Hollands spreekwoord brengt
dit volgenderwijs onder woorden: "Wat weet een
boer van saffraan, een koebeest van gekookt
eten?" Hier past ook de oude Vlaamse
levensregel: "Den jonge zal men leren. Den oude
zal men eren." Wat zij nalieten, komt menigmaal
de jeugd ten goede.
Akkefietje
En toch zijn 't vaak maar kleine "akkefietjes".
Daar heb je weer zo'n woord. Waar komt 't
vandaan? Hoe is 't ontstaan? U moogt ook
schrijven: "akkevietje" en het beste zou zijn
als u "akevietje" schreef. De oorsprong is: aqua
vitae; eau de vie, levenswater oftewel
brandewijn. Wees nou eerlijk: Had ge dit
gedacht? En 't wordt nog interessanter, als we
er bij vertellen, dat in Denemarken akvavit de
naam is voor een soort jenever. Een akkefietje
is dus een borreltje. Maar wij verstaan er
onder: een koopje, een vervelend karweitje, een
tegenvaller. Niet dat het drinken van 'n ouwe
klare door velen als een lastig werkje beschouwd
wordt, maar de betekenisovergang wordt duidelijk
als men de uitdrukking: "dat is me ook een
hapje" er naast plaatst.
Nog zo'n woord is: "sjappietouwer". We bedoelen
er mee een straatslijper. In de oudste
vindplaatsen betekent het matroos, zonder enige
ongunstige bijbetekenis, doch dit laatste kan
men tegenwoordig allerminst zeggen.
Die woordverklaringen vragen dus meer snuffelen
en nazoeken, dan menigeen oppervlakkig
veronderstelt. Men neemt het maar "zoals het
reilt en zeilt". Pas op: hier hoor je weer
zoiets. Het werkwoord reilen bestaat niet. De
vorm "reilt" komt alleen voor in de uitdrukking:
"zoals het reilt en zeilt", dat wil zeggen:
zoals iets zich vertoont in zijn verschillende
toestanden, met zijn deugden en gebreken.
Eigenlijk zegt men het van een schip en
oorspronkelijk was de zegswijze: "zoals het
schip voor anker ligt te rijden en zoals het
zeilt". Het Engels kent ook: "to ride at
anchor". Later begreep men het werkwoord rijden
in dit verband niet meer en toen openbaarde zich
de neiging er een rijmende uitdrukking van te
maken.
Dat zo'n behoefte sterk is, blijkt uit vele
spreekwoorden: "borgen baart zorgen"; "gissen
doet missen"; "wie goed doet, goed ontmoet";
"oud mal gaat bovenal"; "elk huisje heeft z'n
kruisje"; "oost west, thuis best"; "boontje komt
om zijn loontje"; "zo gewonnen, zo geronnen";
"heden groot, morgen dood"; en nog zoveel
andere, waarin een schat van volkswijsheid
verborgen is.
Wie kent nog meer?
Wellicht zijn er Tilburgers of Goirlenaren die
naast hetgeen hier als zegswijzen gegeven is,
zich nu direct een typische plaatselijke
uitdrukking herinneren die dezelfde betekenis
heeft. Menigmaal blijkt een uitdrukking ontleend
te zijn of verband te houden met de
streekambachten, bv. de textiel. Hoor maar: als
't erg donker in een vertrek is, zegt 'n ouwe
wever: "'t Lijkt wel dè hier ne wèver op sterven
leej"; "'t Is schering en inslag" werd tot 'n
extra beschaafde Hollandse zegswijze. En er zijn
soortgelijke uitdrukkingen nog veel meer. Wie
dus zo'n zegswijze kent, doet steller dezes een
groot genoegen, die even op te schrijven en aan
de redactie van de Nieuwe Tilb. Courant door te
geven. Op die manier kan goed bruikbaar
materiaal bijeen gebracht worden.
Opzien tegen de moeite zou het woord op de tong
kunnen leggen: "'k wil met de santekraam niets
te maken hebben". Een ander zou kunnen zeggen:
"dat gaat allemaal zo op z'n elf en dertigst",
en zodoende wordt het op schrift gesteld of
getelefoneerd "met Sint Juttemis". 'n
Goedwillende zou die bezwaren weg kunnen wuiven
door te zeggen: "Dat kan niet diepen of drogen".
Ook weer zo'n echt Tilburgse zegswijze met de
betekenis van: dat beetje schrijven, of die paar
centen, kunnen geen moeilijkheden geven.
De hele santekraam wil zeggen: alle rommel bij
elkaar. Maar eigenlijk is het de kermiskraam,
waar heiligenbeeldjes verkocht worden. Sant is
het Franse Saint, latijn Sanctus. Zijn de
beeldjes klein, dan is het een "santepetiekraam"
of kortweg "santepetie". De algemene betekenis
is dus: koopwaar van weinig waarde, boeltje,
rommel. Vergelijk hierbij weer de uitdrukking:
"de hele keet". Een keet is een bergplaats of
schuur. Ook waardeloze spullen, die er in
opgeborgen zijn.
Een fijne kam...
Op z'n elf en dertigst drukt uit: op z'n dooie
gemak, uiterst langzaam, ietwat onbeholpen. Men
meende aanvankelijk, dat dit was ontstaan uit de
traagheid, waarmee de elf steden en dertig
grietenijen van Friesland tot het nemen van
regeringsbesluiten kwamen. Maar toen uit tal van
plaatsen bij schrijvers uit de zeventiende eeuw
bleek, dat zij de zegswijze bezigden in de
betekenis van keurig, zoals 't behoort, vond men
dat "elf-en-dertig" een uiterst fijne kam is in
de weverij en dat daarop het mooiste en
nauwkeurigst geweven linnen vervaardigd werd.
Het op die wijze vervaardigen van stoffen eiste
natuurlijk extra veel tijd, ging langzaam.
Aan "met Sint Juttemis" voegt men dikwijls toe:
"als de kalveren op het ijs dansen".
Onderzoekers hebben zich de vraag gesteld of
deze toevoeging van later datum is dan de
zegswijze zelf. Dit hangt er van af, of men Sint
Jutte opvat als een heilige, die nooit bestaan
heeft, dan wel haar vereenzelvigt met Sinte
Judith, wier naamdag op 17 augustus valt. In het
eerste geval betekent: "met Sint Juttemis"
alléén al: nooit van z'n leven niet. In het
Frans zegt men dan ook: à la (foire de)
Saint-Jamais, trois jours après jamais. Wanneer
men werkelijk aan de heilige Judith moet denken,
is een toevoeging noodzakelijk. IJs op 17
augustus is onmogelijk; dat de kalveren daarop
zouden dansen, is helemaal niet aan te nemen.
Kop van Jut
Het woordje Jut in het gezegde: "de kop van Jut"
op de kermis heeft met Sint Jut niets te maken.
Jut was een beruchte moordenaar. Op zijn "kop"
kon zich de volkswoede uitleven. Van lieverlede
is dit begrip vervaagd en zodoende hoort men
tegenwoordig al zeggen, dat iemand voor
kop-van-jut moet dienen, als men schuld op hem
wil schuiven, onverdiend.
Het vorenstaande tracht u duidelijk te maken,
dat het schenken van aandacht voor dit onderwerp
inderdaad de moeite loont en medewerking
belangrijk is. Soms zijn uitdrukkingen triviaal,
doch dit behoeft mededeling niet achterwege te
doen blijven. Zo bijvoorbeeld: "hij voelde zich
kiplekker, als een luis op een zeer hoofd".
Verklaring kan achterwege blijven, want deze
realistische schildering is overduidelijk. "Ge
moet geen spek in 'n hondsnest zoeken" zegt al
zeer overtuigend, dat men geen nutteloos werk
dient te verrichten.
In 'n vroegere bijdrage is de oude "Hasseltse
litanie" opgerakeld. Naar aanleiding hiervan
zijn vragen gesteld, die we 'n volgende keer
zullen trachten te beantwoorden. Zij sluiten bij
dit opstel aan.