Nieuwe Tilburgse Courant - zaterdag 14 maart
1959
Typisch Tilburgs
en Tilburgse typen 16
"Men" was geestrijk noch geestig
in zijn uitingen
Een onbestemd verlangen van de
volksziel
In nr. 8 dezer serie hebben we gewezen op
spotrijmen, leugenrijmen, volksvertelsels en
andere uitingen van plezier vol grappen en
grollen, die men jaren geleden in Tilburg kon
constateren en desverlangd noteren als een
folkloristisch eigen dezer streek. Dit alles is
"verleden tijd": tegenwoordig schaamt men er
zich zelfs voor aan die dagen herinnerd te
worden. Wij mensen van de dwaze dansen en songs!
Wij, die - zo gezegd - meer streven naar steedse
allures, hebben de mond
vol van heel
andere dingen, die schatten belastinggeld
verslinden, en de massa nog zenuwziek op de koop
toe maken. Maar... dat heet: de geest des tijds!
Geef me dan toch maar die rustige, droge,
gemoedelijke dagen van weleer.
Met algeheel uitschakelen van het persoonlijk
element mag men uit folkloristisch oogpunt
gezien vrijelijk aandacht schenken aan
gebeurtelijkheden uit vroeger dagen, ook al
liggen de dagen, waarin ze voorvielen, nog niet
zo héél lang achter ons. Bij dergelijk opsporen
behoort men vanzelfsprekend boven alle
kleinburgerlijk persoonlijk gedoe te staan,
terwijl het releveren (en daardoor vastleggen)
enkel geschiedt om de volkstrekken dezer streek
tegenover die van elders te kunnen stellen. Ook
daardoor komt men een niet onbelangrijk stuk
streek-eigen op 't spoor.
Vaak afgrijselijk
In de volksziel sluimert altijd een onbestemd
verlangen naar iets onbekends. Alle sentimentele
wijsjes en deuntjes, die het volk heden ten dage
zingt, zijn (vaak afgrijselijke) uitingen van
dat verlangen. Daarbij komt, dat het volk niet
de gave heeft dat verlangen uit te spreken,
immers het vermogen om het onzegbare te
vertolken is het kenmerk van de kunstenaar. In
de Belgische literatuur heeft Maurice Cauchez de
toon der volkspoëzie getroffen in z'n
verzenreeks "Ainsi chantait Thyl". Hij heeft de
volksziel aan het front leren kennen. Hoe
schitterend heeft Cauchez dat onbestemd
weemoedige neergelegd in de twee laatste regels
van zijn Thyl: "Et nul ne sait ou Thyl dans la
pourpre des Flandres, Chanta son chant dernier
pour la dernière fois."
Wij hebben bij vorige publicaties reeds heel wat
van 't Tilburgse typische volksleven aangeduid
en daaruit valt 't bewijs te putten, dat de vage
"Men" in 't verleden hier noch geestrijk noch
geestig in z'n uitingen was: meermalen benaderde
dat gewoon platte het triviale, hoewel de
brutale spot gepaard aan 'n zuidelijke vlotte
zegvrijheid er voor en na klaterend uit
opflitste.
Een oud spotlied
We noteerden iets van die aard, duidend op 'n
milieu, waaruit liefde, geld en standentrots de
spotzin wekten; de populaire melodie van "Sien,
Sien, Sientje la me los!" ging er gretig in.
(Teneinde het persoonlijk cachet er aan te
ontnemen wijzigden we namen. Maar gezongen als
deze rijmelarij in een bepaalde buurt is!)
Te Amsterdam woonde een jongeman
Met z'n vader in een zaak.
Voorbeeld van ijver, plicht en trouw,
Vervulde hij zijn taak.
Hij werd gevleid en zeer geplaagd
door zijnen vriend August.
"Kom toch te Tilburg in ons zaak!"
Hij werd als kind gekust.
refrein:
Gust, Gust, laat de poort maar los,
Pietje staat er voor.
Hij is in de zaak als compagnon
en gaat er niet van door.
Het duurde slechts een korte tijd,
Toen kwam de liefde in het spel.
En Piet moest buiten voor altijd,
Marietje wist het wel.
Een jongeman kwam, vrij onverwacht,
Bevangen door liefderoes.
Hij werd door d'oudjes opgepast
en was dra voor de poes.
refrein
De brandkast staat bij Gust in huis,
Gesloten door onze Piet.
Daarom is 't zaakje nog niet pluis,
Er in toch kan Gust niet.
De rakker komt, denkt even na.
Men geeft elkaar de hand.
Dan is het zaakje opgeknapt
en de ruzie weer aan kant.
refrein
Slechts een'ge dagen voor 't proces
Kwam een wolk verbittering.
Gust had de poort toch losgezet
en Pietje kon er in.
Nu opgepast, hoor lelijke vent.
Hij heeft geen onschuld meer.
Wijl loontje om zijn boontje komt,
vreest hij u nu niet meer.
refrein
Zingt de massa nog zo veel?
Niemand zal er dichterlijke waarde aan
toekennen. Toch heeft het 'n tijdje opgang
gemaakt om daarna spoorloos te verdwijnen. 't
Ging er mee als met de tegenwoordige
"schlagers", die nog sneller van de podiums
verdwenen, dan zij zijn verschenen. Vooral in 't
laatste couplet van dit spotrijm is de draad
zoek, doch 't lukte niet dit anders te noteren.
Uit 't feit, dat we tegenwoordig de massa niet
meer voor soortgelijk gedoe zien warm lopen, mag
misschien een geestelijke... vooruitgang
geconstateerd worden: meerder beschaving immers
maakt voor dergelijke dingen immuun. Maar 't kan
ook zijn, dat de bioscoop, radio en televisie
elke zelfwerkzaamheid op dit terrein in de kiem
smoren. Wordt er nog zo veel en mooi gezongen
door de massa als vroeger? Hoe staat het met
onze mannen- en gemengde zangverenigingen?