Op
een ijskoude, zonovergoten ochtend loop ik over een smal trapje
langs de dijk naar beneden. In Ophemert, een dorpje op de grens
van Gelderland en Brabant, ben ik op weg naar Bert van den Brink,
pianist, arrangeur, producent en componist.
Bert
werd geboren op 24 juli 1958 in Geldrop bij Eindhoven. Hij werd
blind geboren, evenals zijn iets oudere zus.

Foto:
Marco Borggreve
"Mijn
ouders hebben dus echt pech gehad met 2 blinde kinderen. We hadden
dezelfde oogafwijking. We zijn naar Zeist verhuisd toen mijn
vader, binnen Philips in Utrecht, een andere vestiging mee op kon
zetten. Wij konden dan in Zeist naar Bartimeus, de blindenschool.
Het
is onvergelijkbaar of iemand later blind wordt, of blind vanaf de
geboorte is. Je maakt dan een heel andere ontwikkeling door. Als
kind krijg je op een gegeven moment door dat je anders bent dan de
anderen, en dat is moeilijk in het begin. Maar mijn zus en ik
hadden wel steun aan elkaar. We hebben heel veel samen gespeeld en
zaten samen op de blindenschool. We speelden ook wel met andere
kinderen, maar dat was beperkt omdat we niet met alles mee konden
doen. Langzamerhand krijg je door dat het allemaal anders is en
dan komt natuurlijk ook het verzet, waarom ik? Maar ik zag al heel
snel in dat dat geen reële vraagstelling was, want daar zou ik
nooit een bevredigend antwoord op krijgen.
Je
zal zo’n kind maar rond hebben lopen!
De
muziek heeft er altijd al heel diep ingezeten en ik ben al heel
vroeg begonnen met pianospelen.
Als
kind zat ik overal op te tikken, op glazen, met bestek, op
lantaarnpalen. Mijn ouders werden er helemaal gek van, maar ze
zagen ook dat ik daar buitengewoon door gefascineerd was en dat
het heel apart was wat ik had met muziek.
Mijn
zus was iets ouder en had al muziekles op het blindeninstituut.
Mijn ouders besloten een piano aan te schaffen. In de pianowinkel
speelde zij wat liedjes en ik speelde ze gewoon mee. Terwijl ik
nog nooit muziekles had gehad. Dat was de herinnering die me bij
is gebleven, waarvan je achteraf denkt; je zal zo’n kind maar
rond hebben lopen!
De
associatie tussen een klank en een toets was voor mij
vanzelfsprekend. Een toonladder, dat was toch gewoon logisch?
Buiten een absoluut gehoor had ik misschien een soort
gereïncarneerd gevoel voor toetsenconfiguratie.
Dus
toen die piano kwam en gestemd moest worden hoorde ik de overgang
tussen de omwonden snaren en de niet omwonden besnaring. Ik was
toen 5!
Mijn
ouders hebben er echt alles aan gedaan om er uit te halen wat er
in zat. Eerst kwamen alle amateurs uit de buurt bij ons over de
vloer, of collega’s van mijn vader, maar dat ging steeds verder
en op mijn 7e jaar zat ik bij Jules de Corte! Op mijn 8e
bij de directeur van het Conservatorium van Den Haag en op mijn 9e
kwam Louis Toebosch, de toenmalige directeur van Tilburg, bij ons
thuis.

Foto:
Marco Borggreve
Bepaalde
aspecten van mijn talent zitten wel tegen het ‘wonderkind’
aan, en dat durf ik nu ook wel te zeggen, maar ik ben blij dat het
niet geëxploiteerd is en dat ik niet een soort Heintje ben
geworden.
Ik
wist niet of ik wel in de muziek verder moest
Eerst
kreeg ik muziekles van een mevrouw uit de straat. Dat is een
geweldige lerares voor mij geweest.
Ik
heb van haar zoveel ontzettend goede fundamentele dingen geleerd.
Ze zei bv dat als het spelen pijn deed in je schouders of je
armen, dat je onmiddellijk moest stoppen. Een beter advies kun je
een speler niet geven. Stoppen, en als het echt niet over gaat,
doe je toch echt iets fout. Misschien zei ze dit niet eens vanuit
medisch opzicht of vanuit haar praktijkervaring, maar meer vanuit
het holistische, het mag géén pijn doen! Toen kon ik nog geen
muzieknoten lezen, deed alles auditief. Ze heeft me een groot stuk
muziektheorie bijgebracht zonder dat te concretiseren in noten.
Alles stond op bandjes en ik speelde dat na.
Toen
ik op mijn 10e het braille muziekschrift leerde van een
blinde leraar, had ik eigenlijk alleen maar het gevoel dat ik
moest leren hoe het in braille gecodeerd was. De muziektheorie
kende ik allemaal al.

Foto:
Marco Borggreve
Vroeger
vonden ze dat blinde mensen tot en met de middelbare school (toen
MAVO) binnen de muren van de school moesten blijven. Daarna konden
de deuren open naar de maatschappij. Een totaal verouderd verhaal,
want tegenwoordig nemen blinde mensen gewoon deel aan het
reguliere onderwijs met een stukje ambulante begeleiding.
Ik
was een jaar of 15 toen ik van deze school afkwam en ben nog 2
jaar naar een regulier Lyceum gegaan. Het Bartimeus had hiervoor
de boeken gebrailleerd. Maar na die 2 jaar was ik niet meer te
houden en werd ik aangenomen in Utrecht op het Conservatorium. Ik
was toen 17 jaar.
Op
dat moment wist ik eigenlijk helemaal nog niet of ik wel in de
muziek verder moest. Er zijn twee gebeurtenissen die dat
meebepaald hebben.
Ik
heb nooit les gehad in lichte muziek
Ik
won een prijs bij een wedstrijd voor geluidsamateurs met een stuk
van Ekseption wat ik had nagebootst. Dat bandje heb ik opgestuurd
aan Rick van der Linden, die echt een idool van mij was. Hij vond
het geweldig en ik mocht een keer langskomen. Al had ik bij mijn
voorgaande leraren het gevoel dat ik ze zo voorbij speelde, bij
hem had ik het idee dat ik dat in jaren niet kon. Het was een
uitdaging voor mij en dat had ik echt nodig. Hij was heel erg
aardig, warm en gastvrij. Hij liet me dingen horen en gaf me les
in improvisatie. Maar ik was helemaal weg van die synthesizers en
tot mijn grote verbazing bood hij aan om er een mee naar huis te
nemen om er op te studeren. Ik wist nog helemaal niet hoe dat
apparaat werkte maar na een week had ik 2 stukken opgenomen en hij
vond het geweldig!

De
tweede grote bron was Louis van Dijk. Ik won een Yamaha-concours
op elektronisch orgel. Hij zat in de jury met andere grote jongens
als Rogier van Otterloo en Pim Jacobs. Zijn recommandatie was heel
belangrijk voor mij.
Wij
hadden thuis een elektronisch orgel (Hammond) en ik heb daar
altijd lichte muziek op gespeeld, al van jongs af aan. Ik heb er
nooit les in gehad. Tot na het conservatorium, waar ik Klassiek
Piano studeerde, is lichte muziek alleen maar een speelplaats
geweest.
Op
het Conservatorium heb ik ook een tijdje Orgel als hoofdvak erbij
gedaan, maar omdat ik alles uit het hoofd moest doen trok ik dat
niet en ben ik daar weer mee gestopt. Maar ik bleef wel thuis jazz
en pop op het orgel spelen. Later speelde ik ook wel eens jazz op
het kerkorgel, bv samen met Eric Vloeimans (trompet). Dat kan heel
goed, als je het instrument maar eerbiedig behandeld.

Eric
Vloeimans
Ik
was ‘flink’ buiten de deur geweest
Muziek,
en dat heb ik altijd al gevonden, heeft een soort vluchtkant uit
de samenleving omdat je jezelf heel goed moet concentreren.
Concentratie betekent ook dat je jezelf moet afsluiten voor al het
andere, en je niet moet laten afleiden.
Maar
er zijn meer dingen in de wereld die belangrijk zijn. Het is
belangrijk dat je iemand anders ook zijn verhaal laat vertellen.
Ik ken erg veel muzikanten die dat helemaal niet doen. Die alleen
maar over muziek kunnen praten. Het is niet het enige wat telt.
Maar de intensiteit van het vak is groot, en dat is iets waar
mensen vaak jaloers op zijn. Je creëert zelf een sfeer waarin het
gewoon mag gebeuren. Iedere keer als je speelt is dat zo, thuis of
op een podium.
Vlak
voor mijn afstuderen aan het conservatorium won ik een concours
voor blinde musici in Praag. Met die prijs op zak was mijn examen
een soort thuiswedstrijd. Ik had een 10! Dat was een zegetocht. Ik
was ‘flink’ buiten de deur geweest. Tegenwoordig is dat wel
anders. Muzikanten gaan veel eerder buiten de deur spelen en ik
vind het ook belangrijk dat ze dat doen.
Ik
houd van duidelijkheid
Na
het conservatorium kwam het spelen met anderen maar langzaam op
gang. Ik kwam bij een Impresariaat terecht dat wat schnabbeltjes
regelde tegen een hongerloon. Maar uiteindelijk besloten ze mij
bij een beginnende maatschappij de preludes van Chopin te laten
opnemen op cassette. Dat was de eerste opname die naar buiten werd
gebracht.
Ik
had ooit eens met Hein van de Geyn samengespeeld en vond hem toen
al een hele goede bassist. Maar na zijn studie vertrok hij naar
Amerika en ik dacht dat hij nooit meer terug zou komen.
Ik
speelde wel met andere bassisten, van die sloddervossen,
laatkomers. Soms kwamen ze gewoon niet of hadden ze zich niet
voorbereid. Dat vond ik echt niet leuk. Ik hield meer van
duidelijkheid. Maar op een gegeven moment werd ik gevraagd om een
pianist te vervangen in het Amstel Octet. Daar bleek Hein van de
Geyn ook in te zitten! Ze hadden al een plaatje gemaakt. Met hun
heb ik veel opgetreden in jazzclubs en het BIM huis. Dat is
eigenlijk het begin geweest.

Hein
van de Geyn
Inmiddels
had ik ook Cor Bakker leren kennen. Met hem heb ik hele leuke
optredens gedaan als pianoduo, ook op grote festivals. Ook zaten
we bv in het voorprogramma van het Pim Jacobs Trio. Wij voelden
elkaar zo goed aan!
Dat
is nu nog steeds een van mijn meest dierbare
samenspeelcontacten."
Tot
zijn 25e woonde Bert bij zijn ouders in Zeist. Daarna
volgde de stap naar zelfstandig wonen. In die tijd leerde hij zijn
huidige vrouw kennen. Zij was een leerling van Bert. Samen hebben
zij 2 kinderen in de leeftijd van 9 en 11 jaar. In deze tijd
overleden ook zijn ouders kort na elkaar. Een ‘roerige’ tijd
noemt hij het zelf.
Er
was nog zoveel méér wat ik moest doen
"Het
was een belangrijke, intensieve periode, waarin ik veel muziek heb
gemaakt. Na het overlijden van mijn vader heb ik ook op eigen
initiatief een cd opgenomen. Die heb ik uit laten komen bij
Limetree Records die een actief Jazz label hebben. Ik noemde hem
‘The deepest to dearest’. Dat was mijn eerste solo cd. Ik heb
hem thuis opgenomen, want ik heb nog steeds een broertje dood aan
gevestigde namen. Je zet een punt in je leven en daar ben ik
hartstikke trots op. Het was misschien niet een grootste
verspreiding, maar zo was het toen, en zo was ik toen ook! Het was
zo’n goed moment om eens een keer te reflecteren; wat doe je,
wat ben je?

Kort
na het overlijden van mijn moeder werd ik door Hein gevraagd om de
pianist bij Dee Dee Bridgewater te vervangen. Maar het overlijden
van mijn moeder had me erg aangegrepen en ik zat helemaal niet
goed in mijn vel.
We
namen 10 stukken bij mij thuis op die Dee Dee zou kunnen inzingen,
en aan het eind van de dag voelde ik me dolgelukkig. Een half jaar
later werd ik gevraagd om met haar een concert te doen in Italië.
Het overviel me wel maar ik heb ja gezegd. Zonder repetitie deed
ik mee en toen zat ik in haar band!
Ik
heb 2 jaar met haar gespeeld, toen zag ik in dat het niet mijn weg
was. Ik zat veel te vast aan haar carrière en vond dat er veel
méér was wat ik moest gaan doen.
Bovendien
begon het reizen me ook op te breken en vooral de momenten tussen
de optredens in vond ik zeer arm. In goed overleg ben ik gestopt
en ik nam me voor om echt aan mezelf te gaan werken. Heel soms
miste ik het nog wel, want het professionele gevoel van die band
was enorm. Het heeft ook jaren geduurd voor ik dat gevoel weer
terug kreeg, want het was wel een stap terug. Maar ik heb er geen
seconde spijt van gehad.

Het
pianoduo met Cor Bakker kwam op cd, ik ben met Denise Jannah gaan
werken en zij was in Nederland behoorlijk groot.
Ik
heb nooit gevonden dat ik perse op alle posters moest, dat is mijn
weg ook niet. Wel, het moet er helemaal rijp voor zijn. Ik moet
het ruimschoots aan kunnen, er helemaal klaar voor zijn. Alleen
dan klopt het plaatje. Het moet ook klikken met de muzikant(en) en
ik moet toch wel een grote vinger in de pap hebben. Ik gebruik
mijn autoriteit, wat natuurlijk ook deels door mijn leeftijd komt.
Ook
door mijn blindheid moet ik het samenspelen vaak naar mijn hand
zetten, want ik kan wel iets aangeven, maar als de anderen dat
doen dan zie ik dat niet. Daardoor is met een orkest spelen,
alhoewel ik erom geprezen ben, praktisch gezien bijna onmogelijk.

Bert
met Gino Vannelli; foto: Sarah Wong
Veel
jazz muzikanten beleven het ‘hier en nu aspect' niet zo goed
Er
zijn maar weinig muzikanten waar ik een vriendschap mee deel.
Meestal zijn het gewoon collega’s. Vooral bassisten en drummers
hebben zich vaak aan anderen gecommitteerd en dat vind ik wel eens
een beetje lastig. Daar staat tegenover dat als je ze inhuurt, dat
ze er dan ook gewoon weer zijn.
Ik
vind van veel jazzmuzikanten dat ze het ‘hier en nu’ aspect
niet zo goed beleven. Tijdens repetities laten ze zich vaak
afleiden door bv. de telefoon. Er is veel quasi druktemakerij over
weer het volgende. Terwijl ik denk, je bent nu hier! En dan moet
je dat ook helemaal doen. Dat moet ook van je afstralen.
Ik
wil het ook voelen en dat doe ik bij een heleboel mensen niet.
Maar dat is misschien ook een beetje mijn hang naar romantiek.
Het
heeft ook te maken met respect voor degene waar je mee speelt en
voor het vak!

Bert
met Toots Thielemans; foto: Philippe Haulet
Publiek
is ook een belangrijke factor. Niet allen tijdens optredens, maar
ook voor mijn internetconcerten (Bert’s Bytes).
Interactie
met publiek tijdens een optreden in een zaal kan alleen als deze
niet te groot is. Als het klein is, is het veel leuker. Dan kan je
elkaar bijna vasthouden. Dat zijn ook wel de leukere momenten. Als
ik heel eerlijk ben heb ik de vibe van het publiek niet echt
nodig. Ik trek me een beetje terug in mezelf tijdens het spelen en
hoop dat ik de mensen met mijn spel kan behagen. Anders ga ik
misschien teveel vanuit effectbejag spelen. En daar geloof ik niet
in, want dan zou je zonder contact met het publiek helemaal niet
goed kunnen spelen. In Japan bv. wordt niet geapplaudisseerd na
een bassolo, en dat vind ik toch wel concertant. Meer vanuit de
klassieke traditie.
Ik
wil dat mijn leerlingen trots op zichzelf zijn
Ik
wil wel mensen raken met mijn muziek, maar ik doe het er niet om.
Ik
heb geleerd dat wanneer het mij emotioneert, het ook voor anderen
emotioneel is. Het moet vanuit de muziek gebeuren.
Ik
vind ook dat er veel te veel effectbejagmuziek is. Er is te veel
show en tamtam om de muziek heen.
Ik
hou heel erg van de wat oudere klassieke opnames en denk dan, wat
is dit universeel, wat is dit waar! Bijna mediamiek. Dat raakt me
toch het hardst."
Na
zijn afstuderen bleef Bert ‘hangen’ op het Utrechts
Conservatorium waar hij nog steeds lesgeeft. Een aantal Brabantse
talenten kregen ook les van Bert, zoals Jeroen van Vliet en Harmen
Fraanje.

Harmen
Fraanje
"In
’85 is er een afdeling Lichte Muziek gekomen waarbij ik
automatisch ook de Piano hoofdvak leraar werd. Dus die piano
sectie Utrecht is een beetje mijn kindje. Daar ben ik best trots
op.
Het
contact met de jongeren houdt me ook wakker in de muziek. De
muzikale ontwikkeling, stromingen. Maar ik wil ook weten wat hen
bezig houdt, wat zij vinden.
Naast
een stuk concrete muzikale kennis en wetenschap wil ik ze ook een
stuk stevigheid meegeven. Ik wil ze leren zo veel mogelijk vanuit
hun eigen identiteit te denken en te doen. En om trots op zichzelf
te zijn.
Het
delicate van het respect voor diegene die naast je zit in de staat
van ontwikkeling van dat moment is heel belangrijk!
Jazz
is een vrijbrief voor vrijheid.
Klassieke
muziek is de oprechtheid van de prachtige composities, en de
lichte muziek, jazz, is de eigen vrije ruimte. Het wordt van je
gevraagd om met een stukje gegeven materiaal, zelf iets te
improviseren. Dat kan dan allerlei kanten op gaan. Klassiek en Pop
zijn veel gestileerder. Je doet zoals de componist het wil, en
voor de popmuziek; je doet zoals de mode het wil. Ik zou dat wel
heel goed kunnen omdat ik zo precies ben. Ik zou best die
spijkerbroek kunnen aantrekken maar ik zou me heel gauw gaan
vervelen.
Je
moet varen op je eigen wieken. Uitgaan van je eigen intuïtie.
Dat
Jeroen van Vliet voor het opnemen van zijn cd naar de Rainbow
Studio in Oslo gaat is geweldig. Hij had het ook in Wisseloord
kunnen opnemen.
Maar
ik applaudisseer voor hem, want hij gaat zitten op de plek waar
hét gebeurd is. Hij is iemand die goed weet wat hij wil en zijn
eigen weg is blijven volgen. Ik ben apetrots op hem als ik hem
hoor.
Je
moet gewoon doen wat het beste bij je past. Voor mij is ‘Bert’s
Bytes’ een gouden greep. Zitten en spelen. Het levert me zoveel
creativiteit op.

Jeroen
van Vliet
Geluk
betekent een soort gevoel van geborgenheid hebben. Dat je weet dat
er mensen zijn die om je geven, dat je vanuit die bron van
menselijk contact ook kunt vertrouwen, en van daaruit de rest kunt
bouwen.
Er
is een intrinsieke waarde van geluk, dat je gewoon vanuit je pure
zelf, als kluizenaar, gelukkig bent. Dat ben ik altijd wel! Ik ben
een autonome optimist. Intermenselijk of vakmatig moet je er
altijd aan blijven werken."

Foto:
Marco Borggreve
Nog
vol van alle wijsheid en prachtige verhalen loop ik samen met Bert
het perron op. We zoeken naar de trein die ons weer een halte
verder zal brengen.
Bijna
gaat hij aan onze neus voorbij…..
|