CuBra

Herinneringen aan de Sint Janschool van de parochie Goirke (Tilburg)

 

 

Terug naar de parochieschool van 't Goirke

Door Frans Looijkens.

Als kind ben ik opgegroeid in de Stokhasselt, een kleine woongemeenschap van ca 40 voornamelijk arbeidersgezinnen aan de andere kant van het kanaal. Hoewel er nu nog een wijk genaamd Stokhasselt bestaat herinnert niets meer aan de vroegere woongemeenschap. Alle huizen uit die tijd zijn verdwenen. Tegenover de parochiekerk van 't Goirke kwam je via de Kapelstraat bij de kanaalbrug. De brug welke zo vaak de reden was van het wel of niet op tijd op school komen. De Stokhasselt behoorde tot de parochie 't Goirke een parochie met toen nog een grote tweedeling tussen arbeiders en welgestelden. Een tweedeling welke vanuit de geestelijkheid werd gekoesterd. De Goirkestraat, Smidspad, Wilhelminapark werden in hoofdzaak bewoond door fabrikanten en middenstanders terwijl de aangrenzende straten het woongebied vormden van in hoofdzaak arbeidersgezinnen. Deze tweedeling manifesteerde zich ook in de scholen. Voor de jongens had je de St. Janschool aan de Kasteeldreef en de Leoschool aan de Leo XIII straat. De eerstgenoemde was bestemd voor de arbeidersjeugd terwijl de tweede speciaal gericht was op de welgestelden of die daarvoor door wilden gaan. Want onder die laatste groep waren er ook die hun stand op wilden houden voor de buitenwereld maar waar de portemonnee dat eigenlijk niet toe liet. Al woonde je vlak naast of bij de Leoschool, als jongen uit een arbeidersgezin kwam je daar niet op. Je moest naar de St. Janschool. Ook voor de meisjes was dat zo in de vorm van St. Jozefschool aan de Pastoriestraat en Mariaschool aan de Goirkestraat. Zelfs in het kleuteronderwijs was een dergelijke tweedeling doorgevoerd. De Leoschool en de Mariaschool hadden een bovenbouw in de vorm van een Muloschool zodat de leerlingen welke door wilden leren langer vastgehouden konden worden. Doorleren voor arbeiderskinderen kwam sporadisch voor en als het al voorkwam dan was het in hoofdzaak aan de ambachtschool of textielschool. De kinderen op de St. Janschool en de St. Jozefschool waren dan ook voorbestemd om in de voetsporen van hun ouders te treden en te gaan werken in de fabrieken. Het bekende Tilburgs gezegde onder geestelijkheid en fabrikanten: "houden jullie ze maar dom, wij houden ze wel arm", werd op 't Goirke zo in praktijk gebracht.

1. De bewaarschool

Op 3 september 1945 mocht ik voor het eerst naar school, de bewaarschool aan de Pastoriestraat. Omdat aan het einde van de oorlog de kanaalbruggen door de Duitsers voor hun vertrek waren opgeblazen was de weg naar 't Goirke daarmee afgesneden. Een buurtbewoner welke over een roeiboot beschikte spande een kabel over het kanaal waarlangs hij de bewoners van de Stokhasselt naar de overkant bracht. Deze vroeg echter voor iedere overtocht geld. Om 4x per dag met twee personen, mijn moeder en ik, overgezet te worden liep zo in de papieren. Er werd dus naar een oplossing gezocht. Aan het Lijnsheike hadden de bevrijders een noodbrug gelegd en zo gebeurde het dat ik voor halen en brengen, lopend over de kanaaldijk tussen Stokhasselt en Lijnsheike, via het Julianapark, Hoefstraat, St. Janstraat en voor een deel wat toen de Binnenpad genoemd werd de Pastoriestraat bereikte. Een hele reis voor enkele uurtjes school per dag. Later, toen ook bij de Stokhasselt een noodbrug verscheen, ging dat een stuk gemakkelijker. De bewaarschool was een echte bewaarschool. Muizentandjes vouwen en scheuren, vlechtwerkjes maken en een keer per week een spelletje spelen. Omdat het direct na de oorlog was ontbrak het nog aan materialen waar enige vorm van creativiteit bijgebracht kon worden. Ik heb een jaar op die school gezeten. Het was een echte bewaarschool waar je een deel van de dag "goed bewaard" doorbracht.

2. De onderwijzers aan de St. Janschool

2 september 1946 brak het echte schoolleven aan. Ik ging naar de lagere school, de eerste klas van de St. Janschool aan de Kasteeldreef. Frater Aurelio was mijn eerste leraar. Van hem heb ik mijn eerste woordjes (ik meen dat het eerste woordje: "boom" was) leren schrijven. Het was een grote klas met alleen maar jongens. In die tijd waren er nog geen gemengde scholen in het katholiek onderwijs. De meeste scholen werden bestuurd door fraters. Zelden kwam je een lekenonderwijzer tegen. Frater Aurelio was een lange magere, maar vooral strenge man met een bril op. Spannend vond ik altijd zijn voorlezen. Hij wist een verhaal zodanig te brengen dat je er midden in stond. Het leek wel of jezelf de hoofdpersoon was. Het verhaal wat mij het meest getroffen heeft is: "Het meisje met de zwavelstokjes". Hoe hij dat bracht leek wel of je zelf in dat portiek erbij was. Hij las dat voor uit de Engelbewaarder, een blad wat werd uitgegeven door Drukkerij/uitgeverij van het Rooms Katholiek Jongensweeshuis te Tilburg. Verder vermaakte hij ons soms met goochelen. Hij pakte dan een cent, deed net of hij die weggooide en vroeg aan ons of wij hem niet zagen vliegen. Natuurlijk zagen wij dat niet. "Hij wel" zei hij dan om vervolgens net te doen of hij die uit een van de leerlingen zijn borstzakje haalde. Wij waren stom verbaasd over zoveel kunst. In de loop van dat schooljaar kregen we ons eerste leesboekje mee naar huis. Wat was ik trots dat ik dit helemaal zelf kon lezen. Het ging over ene Guus wiens vader op zee was en door storm schipbreuk leed. Vader klom op een plank en spoelde zo aan. En zo was hij weer thuis. De eerste beginselen van lezen en schrijven zijn mij door frater Aurelio bijgebracht. Aan het einde van het schooljaar is hij vertrokken naar de missie in Curaçao. Frater Aurelio is in 2000 overleden.

Foto 1e klas – Frater Aurelio met zijn leerlingen

Het nieuwe schooljaar kwam ik met de bagage van frater Aurelio in de tweede klas. Daar kregen we les van meester Proost, een van de twee lekenonderwijzers aan de St. Janschool. Meester Proost was een oudere vrijgezel welke al veel jaren in het onderwijs zat. (Mijn vader had destijds nog bij hem in de klas gezeten en les van hem gehad.) Een kleine gebochelde man waar de natuur zich niet van zijn beste zijde had laten zien en een krakerig, door de neus klinkend, stemgeluid. Zijn uiterlijk leverde hem dan ook de bijnaam op van "de bult". Altijd strak in het pak, afgestemd op het jaargetijde en gezeten op zijn verhoogde lessenaar met daarop een glas melk met een kartonnetje erop, gaf hij ons les. Van hem kan ik me niet zoveel meer herinneren anders dan dat een van de leerlingen eens een kever had gevangen en die onder het kartonnetje in zijn melk had gestopt. Furieus reageerde hij hierop en toen hij wist wie de schuldige was moest deze voor de klas komen en sprak hij op een zeer specifieke wijze: "bukken". Terwijl de dader zijn bevel opvolgde sloeg hij met een liniaal hard op diens achterwerk als straf voor diens wandaad. Verdere specifieke dingen zijn mij niet van hem bijgebleven. Het lesgeven aan een dergelijk grote groep leerlingen moet voor hem zwaar geweest zijn. Later is hij dan ook les gaan geven aan een klein groepje leerlingen welke moeite hadden in een grote klas mee te komen. De fraters waren hun tijd, met deze vorm van werkaanpassing aan de omstandigheden, daarmee dan ook al ver vooruit.

Na de vakantie ging ik naar de derde klas. Hier kregen we les van frater Jonathan. Frater Jonathan kampte met zijn gezondheid. Zodanig dat we vaak een invaller hadden. Van de derde klas kan ik me niet zoveel meer herinneren. In ieder geval zijn er geen leuke anekdotes te melden.

Foto 4e klas – Frater Wibertus met zijn leerlingen.

Aangeland in de vierde klas bij frater Wibertus. Dit was een van de jongere fraters. Zoals zoveel fraters en onderwijzers had deze ook een bijnaam "de kwibus". Of dat te maken had met zijn jeugdige uitstraling is mij niet bekend. Ik heb de naam ook maar uit de overlevering. Naast het geven van les had hij ook nog een dagelijkse taak: het behoeden van leerlingen voor ongelukken bij het uitgaan van de school. De school lag aan de smalle Kasteeldreef. Aan de kant van het kleine schoolpoortje was geen trottoir. Zodra je het poortje uitstapte stond je op de straat. Bij het uitgaan van de school ging frater Wibertus op straat staan en als er verkeer aankwam hield hij je tegen in de poortopening. Het is niet bekend hoeveel kinderen door hem behoed zijn voor een ongeval maar dat er ongevallen gebeurd zouden zijn als hij daar niet gestaan had is iets wat vaststaat. In de winterdag, als het vroor was deze frater in de weer met waterslang om glijbanen te maken op het schoolplein daarbij geholpen door frater Leonis uit de zesde. ‘s-Nachts bevroor dit water en er lag een prachtige glijbaan waar voor schooltijd en tijdens het speelkwartier dankbaar gebruik van gemaakt werd. Ook de frater zelf liet zich niet onbetuigd. De rokken van zijn toog optillend nam hij een aanloop om al glijdend over het ijs te gaan.

In die tijd waren er op 't Goirke 4 geestelijken, een pastoor en drie kapelaans. Iedere dag waren er tenminste drie missen. Daarbij waren er nog regelmatig huwelijks- en overlijdensmissen. Hiervoor was een leger aan misdienaars nodig welke door de St. Janschool werden geleverd. Frater Wibertus had op zich genomen de opleiding daarvan te verzorgen. In een kamertje tussen de derde en vierde klas had hij van een oud harmonium een altaar gebouwd. Door de klep te ondersteunen met blokken hout ontstond zo een altaartafel. De Latijnse teksten moest je thuis leren uit een boekje en als de uitspraak niet wilde lukken moest je op je vrije woensdagmiddag naar het fraterhuis aan de Houtstraat om deze te oefenen. De praktijk van het misdienen werd je na schooltijd bijgebracht in het bewuste kamertje. Heel wat jongens van de St. Janschool zijn op die manier opgeleid tot misdienaar. Frater Wibertus is in september 1952 vertrokken naar Curaçao om missiewerk te gaan doen. Op een dag nam hij afscheid in het patronaat wat tegenover de school lag op het schoolplein. Bij die gelegenheid werden allerlei toneelstukjes en voordrachten opgevoerd. Ook was er een speciaal lied voor hem gemaakt. Een deel van de tekst ken ik nog. Dat gaat als volgt: "Zeg jongens heb je het al vernomen er is hier iets aan de hand. Ja, de frater van de vierde vertrekt naar het warme missieland." Om verder te gaan met een refrein als: "Kijk eens jongens wie daar zit. Ja die frater in het wit. Zing voor hem nu nog een laatste groet. Vaarwel, het ga je goed."

De volgende klas was de vijfde. Hier gaf wederom een lekenonderwijzer les, dhr Govertsen. Hoe deze aan zijn bijnaam "de Chiel" kwam is ook mij niet bekend. Heel veel over hem komt ook niet in mijn herinnering op. De enige leuke anekdote is de kauwgomketting. In die tijd begon het kauwgom kauwen op te komen. Je zag dan ook veel kinderen met hun mond vol van dat spul de hele dag maar hun kaken bewegen. Vaak vergat men dat in de klas uit de mond te doen. Dit tot ergernis van meester Govertsen. Betrapte hij je in de klas dan had hij maar een remedie. Je moest voor in de klas op je knieën komen zitten met je gezicht op ca 20 cm van de muur. Hij pakte dan je kauwgom, trok die uit en drukte een punt op je neus en de andere tegen de muur. Hij mocht er niet afvallen. Gebeurde dat toch dan volgde een zwaardere sanctie. Dus het was stilzitten geblazen. Later is dhr Govertsen als vakdocent gaan werken aan een muloschool.

De zesde klas stond onder leiding van frater Leonis. Naast het bijbrengen van de nodige leerstof was hij degene die ons klaarstoomde voor de beroepskeuze. Hoewel het doorleren aan een mulo of nog hogere school voor leerlingen van de St. Janschool tot een zeldzaamheid behoorde, begeleide hij door gesprekken ons voor op de onvermijdelijke keuze. Om die keuze te kunnen bepalen heeft hij heel wat excursies georganiseerd naar diverse bedrijven. Op woensdagmiddag ging je al lopend onder zijn leiding naar een bedrijf waar je dan een rondleiding door de productie kreeg. Zowat alle textiel- en schoenfabrieken in de omgeving zijn op die manier onder zijn leiding bezocht. Hij ging daarin zelfs zover dat hij te voet met ons door de Oisterwijksebaan naar Oisterwijk liep naar de schoenfabriek van zijn ouders. Hij had ook wel wat losse handjes en deelde nogal eens een tik uit. Ik weet nog een geval te herinneren dat een van de leerlingen een zodanige klap van hem kreeg dat hij aan de andere kant van de klas terecht kwam. Verder experimenteerde hij graag. Ik herinner me nog een natuurkundeles waarbij hij na het mengen van diverse chemicaliën een goedje had weten te bereiden dat op een soort buskruit leek. Toen hij het dan ook met een hamer op de hardstenen klasdorpel tot ontploffing bracht gaf dat een zodanige knal dat de andere fraters en meesters kwamen aanlopen om te zien wat er gaande was. Of het allemaal wel veilig en verantwoord was dacht je toen niet aan. De spanning erom heen alleen al was voldoende. Jaarlijks bouwde frater Leonis een kerststal welke een kwart van de klas besloeg. Tot aan het plafond werd doorgebouwd. Dit was zijn lust en zijn leven. Hij moet dan ook wel ontzettend boos geweest zijn toen hij deze vanwege ons (wan)gedrag uit protest deze juist voor Kerstmis geheel had afgebroken. "Bij jullie wangedrag hoort geen kerststal" waren zijn woorden om vervolgens daags voor Kerstmis ons 's-morgens toch nog te verrassen met een kleine kerststal. Hij kon het niet over zijn hart verkrijgen ons zonder kerststal aan de kerstvakantie te laten beginnen, heeft hij later verteld.

In de daarop volgende zevende klas zwaaide frater Wilbertus de scepter. Frater Wilbertus was hoofd van de school. De man had een soort klompvoet met een orthopedische schoen eraan. Hij liep daardoor wat moeilijk. Het was deze handicap welke hem de bijnaam "den os" bezorgde. Gelukkig was niet iedereen gediend van die bijnamen en als je hem beter leerde kennen ontdekte je zijn bezorgdheid om jou welzijn. Het is dankzij hem dat ik veel verzen en gedichten heb geleerd. Immers hij deed veel aan goed leren gebruiken van de Nederlandse taal. Hij had een geheel eigen stijl van lesgeven en was daarvan niet af te brengen. Hij was ervan overtuigd dat je de jeugd van 't Goirke niet in de maatschappij los kon laten zonder een zevende klas te hebben gevolgd. Een klas waarin je veel leerde op maatschappelijk gebied. Zo heeft hij ons geleerd hoe de parlementaire democratie in elkaar steekt. Daartoe heeft hij met ons vergaderingen van de gemeenteraad bezocht. Later heb ik van zijn wijze woorden nog vaak profijt gehad. Omdat voor de meeste jongens van de St. Janschool bij het verlaten van de school ook een einde kwam aan het onderwijs is door frater Wilbertus een avondschool gesticht. Hij was van mening dat zeven jaar onderwijs niet genoeg was. In de vorm van herhalingsonderwijs werden op deze avondschool de vaardigheden van rekenen en taal, opgedaan op de lagere school, op peil gehouden. Van deze vorm van onderwijs is door veel oud-leerlingen dankbaar gebruik gemaakt. De cursusduur was drie jaar alleen in de wintermaanden en aan het einde van die periode kreeg je een gekalligrafeerd getuigschrift. Hij was ook een zeer gelovig mens. Iedere morgen begon hij met een half uurtje godsdienstles. Het was zijn gedrevenheid die er dikwijls voor zorgde dat het halfuurtje behoorlijk uitliep. Zo erg zelfs dat de volgende les qua tijd behoorlijk inboette. Vaak ging hij in zijn godsdienstles zover dat hij ging spreken met consumptie. De speekselfluimen daalden dan neer op de eerst banken wat niet door iedereen op prijs werd gesteld. Ik herinner me nog een geval waarbij het zo erg was dat de jongen op de voorste bank zijn zakdoek pakte en opzichtelijk zijn gezicht afdroogde. Frater Wilbertus gaf geen krimp en ging gewoon door. Het hoorde er nou eenmaal bij, moet hij gedacht hebben. Enkele jaren nadat ik de school had verlaten is hij overgeplaatst naar de school aan de Staringstraat om kort daarna te vertrekken naar Kenia voor het missiewerk. Toen zijn gezondheid hem parten ging spelen is hij terug gekomen naar Nederland. Op 78-jarige leeftijd is hij in 1983 overleden.

Foto 7e klas – Frater Wilbertus met zijn leerlingen.

3. Wat mij verder is bijgebleven

De school was een RK Jongensschool en gold als parochieschool van 't Goirke. Een oud schoolgebouw met hoge ramen, in de hoek van de klas een hoge potkachel. De banken bestonden uit een gietijzeren onderstel op houten verstevigingbalken met twee aan twee lessenaars met klapdeksel. Bovenaan waren pennenbakjes met daartussen een inktpotje met schuifdekseltje. Als je hard onder tegen het kastje schopte vloog de inkt eruit wat een enorme smeerboel gaf wat dan weer op een berisping van de frater of meester kwam te staan. Van tijd tot tijd kwam de frater of meester langs met een grote fles walnoteninkt om de potjes bij te vullen. De vloer van de klas bestond uit planken waar regelmatig wit zand op werd gestrooid. Beneden waren de klassen 1, 2 en 7 en boven de klassen 3 t/m 6.

Rapportage aan de ouders stond hoog in het vaandel van deze school. Iedere week kreeg je als leerling een rapportkaart mee naar huis waarop je gedrag en ijver van de afgelopen week werden gerapporteerd. Je moest die kaart, door je ouders voor gezien getekend, weer terug inleveren. Zo wist men op de school dat je ouders ook van jou gedragingen op de school op de hoogte waren. Deze kaart vormde ook de basis voor het wel of niet mee op schoolreisje mogen. Omdat het schoolreisje niet gratis was en de meeste van de ouders een bedrag daarvoor niet ineens konden betalen kreeg je de gelegenheid hiervoor te sparen. Je mocht echter alleen sparen als je gedrag en ijver tijdens de afgelopen week voldoende was. Onvoldoende betekende niet sparen en vaak onvoldoende betekende dan ook niet mee op schoolreisje. Tijdens het schoolreisje welke ook nog een vorm van educatie inhield werd steevast een herinneringsfoto gemaakt. Hieronder een foto van een van de schoolreisjes uit die periode.

Foto schoolreisje naar Schiphol - 1951-1952

Het was een rooms katholieke school geleid door fraters welke woonden in het fraterhuis aan de Houtstraat. Slechts een tweetal lekenonderwijzers waren werkzaam op de school. Vanwege de katholieke signatuur werd er veel aandacht besteed aan godsdienstonderwijs. Iedere dag werden de lessen begonnen met gebed, in de ochtend meestal gevolgd door een godsdienstles. Deze lessen werden gegeven aan de hand van grote wandplaten. Tussen de vijfde en zesde klas was een kamertje met diverse kaartenkasten. Daarin opgeborgen grote wandplaten op dik karton met Bijbelse afbeeldingen. Naar gelang het Bijbelse verhaal werden deze in de klas opgehangen. De eerste vrijdag van de maand was er een H. Harthulde in de school. Tussen de twee trappen naar boven stond op een houten troon een levensgroot H. Hartbeeld. In de hal voor dit beeld stonden dan in rijen van twee-aan-twee de klassen 1, 2 en 3. Op de traptreden naar boven links en rechts van dat beeld twee klassen van de bovenverdieping terwijl in de gangen naast de trappen de twee overige klassen opgesteld stonden. Er werd dan gebeden en gezongen. Na dit maandelijkse ritueel gingen alle leerlingen naar de klassen terug en hervatte zich het dagelijks gebeuren. Ik herinner me nog steeds de spreuken welke in de gebrandschilderde ramen stonden: "ora et labora" "bidt en werkt".

Vanwege de katholieke signatuur werd je ook aangespoord om dagelijks naar de kindermis te gaan. We zaten dan in de zijbeuk van de kerk. De jongensscholen aan een kant en de meisjesscholen aan de andere kant van het altaar, maar zo dat je elkaar niet kon zien. Want jongens en meisjes samen dat bestond toen nog niet. Vooraan bij de zijbeuk zat een leerling op een stoeltje met een stempeldoos. Als leerling had je een stempelkaart en als je 's-morgens de kindermis bezocht kreeg je een stempeltje. Als je de kaart vol had en dus voldoende keren naar de mis was geweest mocht je mee naar het Tilburgs dierenpark aan de Bredaseweg. Een boer (Noudje Scheerders) met platte wagen met een Belgisch paard ervoor kwam dan voorrijden. Je moest dan op de platte wagen gaan zitten en zo reden we dan naar het dierenpark. Op deze manier voelde je je haast verplicht om dagelijks naar de kerk te gaan. Niet mee mogen was immers een schande.

In het begin heb ik al aangegeven dat wij vroeger in de Stokhasselt woonden. De afstand tussen huis en kerk was zodanig dat je na de kindermis niet meer naar huis kon om nog iets te gaan eten alvorens je weer naar school moest. En eten moest dan nog want naar de kerk gaan zonder te communie te gaan was ondenkbaar. Maar creatief als de fraters waren hadden ze daar wat op gevonden. Na de kindermis mochten de jongens uit de Stokhasselt dan ook recht mee naar school. Je kon dan voor dat de school begon daar je meegebrachte boterhammen opeten. Het was niet zo dat je dan kon doen wat je wilde. De Fraters hadden altijd wel karweitjes voor je. Papierbak legen, boeken kaften, planten water geven en in de winter de kolenkitten van alle klassen volscheppen. Ook de Bijbelse platen moesten van en naar de klassen gebracht worden en dit was ook een van de dagelijkse karweitjes. En had je dan nog tijd over dan kreeg je een boek voor je om te lezen want "ledigheid is des duivels oorkussen" werd je voorgehouden.

Jaarlijks, in juni, was er de H.Hart-hulde op de Heuvel. In lange rijen met vlaggen, vooraf gegaan door trommels, liepen we naar de heuvel. Daar, dikwijls in de brandende zon, werd dan rond het H.Hart-beeld voor de heuvelse kerk een eredienst gehouden. Alle scholen uit Tilburg waren vertegenwoordigd. Het gebeurde vaak dat door de brandende zon waarin je op elkaar gepakt moest staan jongens onwel werden en bevangen door de hitte moesten worden afgevoerd. Meestal werden die dan in de schaduw met wat water weer opgelapt om na de viering weer in lange rijen terug te lopen naar de school waaruit je vertrokken was.

Ook in juni werd in de parochie 't Goirke de jaarlijkse sacramentsprocessie gehouden. Vanuit de kerk werd dan gelopen via de Goirkestraat, Wittebollenstraat, Kapelstraat weer terug naar de kerk. Tijdens deze rondgang droeg de pastoor, lopend onder een baldakijn, het Allerheiligste sacrament. Omgeven door bruidjes en misdienaars liep de stoet dan door de straten. Voor vrijwel ieder huis was een tafeltje buitengezet met daarop een Heilig Hartbeeld met kaarsjes. In de Wittebollenstraat en de Kapelstraat stonden aan een kant geen huizen maar een grote blinde muur van de Eras fabriek. Als leerling van de St. Janschool werd je daar op een bepaalde afstand van elkaar neergezet met een vlag om zo die muur toch enigszins kleur te geven. Met een zekere trots deed je dit omdat jij daar voor was uitgezocht.

Met dit verhaal heb ik weer willen geven mijn belevenissen op en rond mijn lagere schooltijd op en rond de St. Janschool. Het verhaal speelt zich af tussen 1945 en 1953. Na mijn lagere school ik een vakopleiding gaan volgen en in de grafische industrie gaan werken. Sinds enkele jaren ben ik gepensioneerd maar denk nog wel eens terug aan de tijd op de St. Janschool.