CuBra |
Uit het liedschrift van A. Looijkens-de Kort (2)
Inleiding Het liedschrift waaruit de liedteksten hieronder afkomstig zijn, komt uit de boedel van mijn in 1998 overleden moeder A. Looijkens-de Kort. Het is geheel door haar met de hand geschreven. Bij bruiloften werden uit de teksten vaak feestgidsen samengesteld, vandaar dat er verschillende liederen voor bruid en bruidegom of bruidspaar in staan. Verder staan er diverse liederen in die mijn moeder zong of neuriede als ze aan het werk was, en die ik vaak gehoord heb. Toen ik naar aanleiding van een foto in de rubriek 'WeerZien' van het Brabants Dagblad, waar ik zelf op bleek te staan, op zoek ging naar oude foto’s, kwam ik dit liedschrift tegen. Voor zover ik heb kunnen nagaan, is het schrift aangelegd vanaf het begin van de jaren '40 van de vorige eeuw. Frans Looijkens De preek Vandaag, op deze dag wordt deze H. Mis opgedragen voor een bijzondere intentie. En om dat deze zo bijzonder is kan ik deze niet aan jullie vertellen. Zijn voornemens een christelijk huwelijk aan te gaan:
Zij die tegen een van deze voorgenomen huwelijken bedenkingen hebben zijn verplicht dit aan de betrokkene zelf me te delen opdat hij of zij er nog vanaf kan zien. In het afgelopen jaar waren er in onze parochie 12 grote en 7 kleine lijken. Er waren 19 huwelijken waarvan reeds twee mannen hun vrouw weerverlaten hebben wegens overspel. Van laatsgenoemde natuurlijk. Volgende week zullen er 5 geboortes zijn 3 jongens en 4 meisjes samen negen in getal. De tarieven voor de wekelijkse diensten zijn vanaf onnozele kinderen, patroondag van de kerkmeesters, met veertig gulden verhoogd. Thans volgt de dienst voor volgende week:
Janus van Kee van pietje is deze week aan de beurt voor de levering van boter en shag aan de pastorie. Vorige keer heeft hij er twee pakjes margarine bij geflikkerd maar die kan hij terug komen halen want die lust ik niet. Aanstaande donderdag beginnen de negen dinsdagen van Antonius die 3 weken duren. Omdat het vandaag een leutige dag is en ik al genoeg onzin heb verteld zal ik verder maar geen preek houden. Amen en Houdoe.
De speelbal
Een meisje van amper acht jaren , met heerlijk onschuldig gelaat stond iedere dag voor het raam , en keek naar de kinderen op straat Dan volgden haar ogen de bal , door het spel in beweging gebracht , ze hunkerde naar zo n bezit , en ieder keer zei ze zacht :
Refrein: Moesje toe geef mij een speelbal , al is hij ook nog maar zo klein , daar kan ik dan heerlijk mee spelen ik zal er heus zuinig op zijn
Haar moedertje kon op de duur , het smeken niet langer weerstaan , en is op een zonnige dag met haar naar een winkel gegaan , hoe licht viel haar offer toen zij de vreugd van haar lieveling zag , het kind hield de bal stijf omklemd , en zei met gelukkige lach
Refrein: Moesje nu heb ik een speelbal , ook al is hij toch maar heel klein , daar kan ik nu heerlijk mee spelen ik zal er heel zuinig op zijn
Wat was ze gelukkig en blij , maar het noodlot komt steeds onverwacht want juist door haar spel met de bal viel zij in een donkere gracht , men bracht haar als engeltje thuis de bal nog geklemd in haar hand , en moesje gebroken door smart , zei zacht door verdriet overmand
Refrein: Mijn meisje hier is nu je speelbal , je grootste bezit van weleer , nu kun je er heerlijk mee spelen daarboven bij Onze Lieve Heer
De trouwdag van Mietje Mietje was een meisje als melk en bloed Die streek voor de mensen en waste fijn goed Ze was uit een nette familie geboren Dat zei ze aan iedereen die het maar wilde horen Haar "Pa" Mietje zei altijd Pa voor ’t gemak Was namelijk sneeuwschepper van zijn vak Maar daar had hij ’s-zomers niets mee te maken En ’s-winters ging hij werkstaken Dat was dan ook de oorzaak dat Mietjes pa meer van een rentenier dan van een sneeuwschepper had Mietjes ma was een vrouw, het was natuurlijk een vrouw Omdat het anders onmogelijk Mietjes ma wezen zou Ze droeg een paars jack, soms ook een gebloemd En was wat je in de wandeling een driedekker noemt Ze was baker en de boze wereld zei zacht Dat ze meer kinderen UIT dan IN de wereld had gebracht.
Mietje had ook een vrijer, het was een adonis Je weet wel, dat is iemand die extra schoon is Met schoon bedoel ik niet "pas gewassen" Maar een menselijk aanzien first rate – eerste klasse Hij droeg polka haar en met een sierlijke boog Daalde een lok neer op zijn linkeroog Welke lok min of meer op een staart van een kat leek En die hij met zijn twee natte vingers steeds glad streek Hij droeg een belze broek, een hoge zijden pet Pantoffels, en een pruim in zijn mond, dat was zijn portret Als ik dan zeg dat hij "Janus" heette Dan heb ik geloof ik niets meer vergeten En vroeg je aan Mietje: "wat doet je galant" Dan antwoordde ze: "hij werkt aan de kant" Als je dan denkt aan de kant voor dames maakt u een flater Mietje bedoelde natuurlijk de kant van het water.
Nadat ze een poosje verkering hadden gehouwen Vond Mietjes pa het tijd dat ze nou gingen trouwen De goddelijke liefde werd somtijds zeer menselijk En dat maakt een nauwere verbintenis wenselijk Mietjes Pa zei dat het nauw welletjes was En dat ze moesten trouwen, want zo gaf het geen pas Maar Janus waagde nog op te merken Dat hij het vertikte voor een ander wijf te gaan werken Toen Janus dat zei sprak pa ontevreeën "Zeg Janus, je trouwt of ik breek je in tweeën Voor al die gekheid steek ik een stokje Als was je de koning ik zeg: trouwen mot-je" En Janus probeerde nog de dans te ontspringen En zei: "ik heb geen centen voor meubels en die dingen" Maar Mietjes ma riep: "Joh, daaraan heb ik maling Zes stoelen en een tafel krijg je op afbetaling, En potjes, pannetjes, beeldjes en zo Die krijgen we wel bij de boter cadeau"
Om kort te gaan Janus moest eindelijk buigen Hij liet zich het nut van het huwelijk overtuigen En zes weken later stond hij dan ook hand in hand Met Mietje voor de ambtenaar van de burgerlijke stand ’t Liep netjes af en direct na het trouwen Toog men weer naar huis om de bruiloft te houwen Ik vergat nog te zeggen dat Janus en zijn schone Voorlopig bij de oude lui in zouden wonen Daar stonden op de zolder twee kamertjes leeg Waarvan het jonge paar er een als slaapkamer kreeg
De bruiloft was prachtig men dronk en met at En toen men ’s-avonds aan het napretje zat Nam Mietjes Pa het woord en met tranen in de ogen Door ouderliefde en oude jenever bewogen Sprak hij: "Janus, jongen ’t is een rare boel Ik weet zelf niet wat ik mijn ribbenkast voel ’t Is hard voor ons mensen voor mijn vrouw en mij Dat we onze dochter moeten geven aan zo’n slampamper als jij Enfin, ’t is gebeurd, nou Janus daar ga je Drink uit, dan pakken we samen nog een taaie". En Janus repliceerde: "dat als hij zoiets mocht Graag een andere schoonmoeder had uitgezocht Maar nou zou hij haar eren tot aan haar laatste uren Al sprak hij de hoop uit dat dat niet al te lang meer zou duren" Waarop schoonmama Janus een nieuw glaasje aanbood En zei: "dat ze zich bij de vorige spreker van harte aansloot"
Onder de gasten was ook tante Kee Die zei niemendal maar dronk wel voor twee Tante Kee was een maagd van zowat zestig jaren Met drie tanden, een oog en nog zeventien haren Ze woonde buiten de stad en was voor plezier Omdat het bruiloft van Mietje was nu hier En omdat ze ’s-nachts niet meer huiswaarts kon gaan Was het tweede zolderkamertje haar afgestaan Men had haar gevraagd of het haar niet geneerde Dat het jonge paar ’s-nachts vlak naast haar logeerde Maar tante zei lachend: "och mens welneen, Als ik eenmaal lig slaap ik door alles heen". En dan ten andere ze was geen jonge meid Ze was als de pruimpjes, ze was uit de tijd De klare werkte sterk, ze moest eraan geloven Ze stamelde nog: "Ik heb de eer je te groeten" Kroop de trap op het bed in op handen en voeten.
Om half drie was alle drinkbare waar verdwenen En gingen de ander gasten ook henen Om kwart voor drie bracht moeder Mietje naar bed En hielp haar bij het opmaken van het nacht toilet Ze kwam weer naar beneden en vol waardigheid Fluisterde ze de bruidegom in de oren: "ze leit" Om drie uur ging ook de bruidegom naar boven en fier Op haar dochter sprak moeder heel zacht: "veel plezier" En toen half vier sloeg de klok van de toren Sliep alles in huis, geen geluid deed zich horen Alleen in de bruidskamer was nog gerucht Als kussen, gegiechel en zachtjes een zucht.
Tegen zeven uur ’s-morgens………………ontzettend gegil Geroep van moord en daarna een ogenblik stil Beneden keek Ma, Pa ontzet in zijn aanschijn Het geluid kwam van boven, wat zou er aan de hand zijn Weer gillen en vloeken, Pa trekt zijn broek aan En laat van zijn lippen een vreselijk vloek gaan Weer gillen en moeder krijst: "man hij vermoordt er" En Pa filosofisch zegt: "ik hoort ‘t, hij smoort er". Ze vliegen de trap op en blijven ontdaan Voor de deur van de twee zolderkamertjes staan Daar plots verschijnt de bruidegom in broekje en hemd Een vrouw houdt van achter zijn taille omklemd De bruidegom gilt: "laat me los lelijk mirakel" Want wat was de oorzaak van al het spektakel De bruidegom was ’s-nachts de andere deur ingelopen En in plaats van bij zijn bruid bij de oude tante in bed gekropen.
De vissport
Des zomers als het zonnetje schijnt Dan kun je heerlijk vissen Wanneer men zich een plaatsje kiest Moet men eerst vergewissen Kijk eerst goed uit voor je begint waar of je zitten gaat Want kom je in een mierennest dan is het vaak te laat Een wacht je dan een hele tijd Dan pas begint de narigheid
Refrein Nou zitten we hier te wachten Al aan de waterkant Wij zitten in gedachte Met een hengel in ons hand Wij wachten hier op de vis Maar weten niet of die er is We zitten nog steeds te wachten Hier aan de waterkant.
Men zegt de tijden zijn zo slecht Wij leven hier in een crisis Maar al dat zeuren helpt je niet Hou dat maar in de smieze Men confereert, het komt wel goed Zo zei ene mijnheer Lieftink Maar ik wil weten hoe het moet De geode tijd komt nooit weerom Vraagt men het aan een zwarthandelaar Dan zingt de hele schaar.
Refrein
Er is al heel wat stof gewaaid Over het kwartje en die rommel Maar daar trek ik me niks van aan Wat kan het mij toch bommen Zo’n kwartje in je vestjes zak, in overjas of demie Daar stap je dan de kroeg mee in met 25 spie Een gerstje ja dan is het op Dus zing je maar weer deze mop
Refrein
Zeg beste vriend ik schei er mee uit We kunnen toch niks vangen Als ik weer ga naar met niks naar huis Dan kan ik me wel hangen Niets aan te doen mijn beste vriend Zo zal het altijd wel gaan We pakken de zaak dan maar weer in En laat ons naar huis toe gaan En daarom voor de laatste keer Zingen we ons refreintje maar weer
Refrein
De weddenschap
Op een zekere plaats lag een garnizoen Van soldaten die hun best wilden doen Om flink te exerceren En daarbij hun dienst goed te leren En bij die club was een jong soldaat Een flinke jonge maat Die altijd de gewoonte had Ik wed om dit, ik wed om dat
De majoor een hele goede man Kreeg daar ook de brui wel van Hij sprak: soldaat doe mij een plezier Dat wedden moet je laten hier Jij altijd met je wedderij Je krijgt het aan de stok met mij De soldaat die sprak: majoor dat is een familiekwaal Dat wedden kan ik toch niet laten al hou je me nog zo in de gaten.
Dat staat je net Dat jij je tegen je meerdere verzet Verzetten, sprak de jongeling vlug Daar kom ik een even op terug Zelfs zou ik het durven wagen Een weddenschap aan u te vragen Zo wil je weer wedden jonge maat Kom er maar mee voor de draad Jou weddenschap kan zo niet wezen Of ik zal je ervan genezen.
Een glimlach trok over het gelaat Van de weddende soldaat Hij sprak majoor Het volgende stel ik voor Als u mijn weddenschap kan dulden Dan wed ik met u om 300 gulden Ja, het is sterk Dat er een steenpuist zal komen op uw achterwerk Misschien vind je het raar van mijn Maar binnen drie dagen zal het zo zijn.
De eerste dag der drie verstreek Maar hoe ons majoortje ook in de spiegel keek Niets was er dat hij kon ontdekken Hoe zeer hij zich ook mocht strekken De tweede dag stel je voor Dat ik mijn weddenschap verloor Nee, met mijn geld gaat hij niet strijken Ik zal de dokter eens laten kijken Maar hoe de dokter ook zocht en keek Niets was er wat op een steenpuist leek.
Toen ging ons majoortje naar de soos Terwijl hij daar een plaatsje koos Was daar ook een kapitein gezeten Die iets over de soldaat wou weten Zeg, zo ving hij aan Hoe is het met die soldaat gegaan Je weet wel, die altijd zin in wedden had Heb je hem al eens te pakken gehad?
Natuurlijk sprak de majoor, ik vertel je geen gein Dat kost de kerel driehonderd pop kapitein De kapitein werd wit en zuchtte, ach Dat is voor mij een dure dag Duizend gulden heeft hij al zo gewonnen Driehonderd gulden heeft hij van mij te pakken Omdat jij je broek hebt laten zakken Want hij wedde met mij bovendien Dat hij binnen drie dagen jou achterwerk zou zien.
De weddenschap
Op een zekere plaats lag een garnizoen Van soldaten die hun best wilden doen Om flink te exerceren En daarbij hun dienst goed te leren En bij die club was een jong soldaat Een flinke jonge maat Die altijd de gewoonte had Ik wed om dit, ik wed om dat
De majoor een hele goede man Kreeg daar ook de brui wel van Hij sprak: soldaat doe mij een plezier Dat wedden moet je laten hier Jij altijd met je wedderij Je krijgt het aan de stok met mij De soldaat die sprak: majoor dat is een familiekwaal Dat wedden kan ik toch niet laten al hou je me nog zo in de gaten.
Dat staat je net Dat jij je tegen je meerdere verzet Verzetten, sprak de jongeling vlug Daar kom ik een even op terug Zelfs zou ik het durven wagen Een weddenschap aan u te vragen Zo wil je weer wedden jonge maat Kom er maar mee voor de draad Jou weddenschap kan zo niet wezen Of ik zal je ervan genezen.
Een glimlach trok over het gelaat Van de weddende soldaat Hij sprak majoor Het volgende stel ik voor Als u mijn weddenschap kan dulden Dan wed ik met u om 300 gulden Ja, het is sterk Dat er een steenpuist zal komen op uw achterwerk Misschien vind je het raar van mijn Maar binnen drie dagen zal het zo zijn.
De eerste dag der drie verstreek Maar hoe ons majoortje ook in de spiegel keek Niets was er dat hij kon ontdekken Hoe zeer hij zich ook mocht strekken De tweede dag stel je voor Dat ik mijn weddenschap verloor Nee, met mijn geld gaat hij niet strijken Ik zal de dokter eens laten kijken Maar hoe de dokter ook zocht en keek Niets was er wat op een steenpuist leek.
Toen ging ons majoortje naar de soos Terwijl hij daar een plaatsje koos Was daar ook een kapitein gezeten Die iets over de soldaat wou weten Zeg, zo ving hij aan Hoe is het met die soldaat gegaan Je weet wel, die altijd zin in wedden had Heb je hem al eens te pakken gehad?
Natuurlijk sprak de majoor, ik vertel je geen gein Dat kost de kerel driehonderd pop kapitein De kapitein werd wit en zuchtte, ach Dat is voor mij een dure dag Duizend gulden heeft hij al zo gewonnen Driehonderd gulden heeft hij van mij te pakken Omdat jij je broek hebt laten zakken Want hij wedde met mij bovendien Dat hij binnen drie dagen jou achterwerk zou zien.
Driekske de Schaèreslieper’s zalige herinnering (Voor te dragen in Tilburgs dialect)
Dat is nou precies 23 jaar geleden dan onze pa, als president van de schaèresliepersbond, afdeling vegetariërs, mee zijn ledematen ter gelegenheid van mijn geboorte onder het balkon van onze woonwagen stond te zingen. Het ezeltje (hierbij wijst de voordrager op zichzelf) dat die dierbare last moest vervoeren, bulkte zo nu en dan zo natuurlijk mogelijk mee alsof het een bijzonder soort ezel was. Een zeldzaamheid die bij ons in de familie vrijwel dagelijks voorkomt. Bij mijn geboorte ontving ik de naam "Driek" en die is sindsdien zo populair geworden dat hij al 14 keer bij de griffie van de rechtbank is gedeponeerd. Soms reis ik incognito onder de naam "Krelis". Vandaag verjaar ik weer en dat valt toevallig samen me de dag waarop ik geboren ben. Verleden jaar ben ik ook verjaard en toen hebben mijn vrienden uit louter plezier me mijn glazen oog uitgeslagen. Maar daar konden ze ook niks aan doen. Ze dachten dat ze het geode oog te pakken hadden. En nou hebben ze me vanmorgen zo smartelijk gefeliciteerd dat we er tranen met tuiten om gelachen hebben. Als presentje hebben ze me een nieuw glazen oog cadeau gedaan en daarbij ook nog gezongen op nuchtere maag de nieuwe wals van Gerritje Straus.
De mottige Gijs, meester in woorden, deed de aanspraak bij het aanbieden van het oog. "t Is alleen jammer dat ze de maat niet geweten hebben want ’t is mij veel te groot. Hier kijk zelf maar (laat een grote glazen knikker zien) het is een kalfsoog.
Een het meisje dat in de slagerij dient stuurt me de borst van een kalf met een schone nieuwjaarsbrief erbij. Och toch zo mooi en gevoelig geschreven. Ik zal hem altijd aan mijn hart blijven bewaren. (haalt hem daarbij uit zijn kontzak en leest) Geliefde aanstaande Drek. Nou ja dat moet Driek zijn maar ze heeft de "i" vergeten. Geliefde aanstaande Driek, Hierbij stuur ik je de borst van een kalf hopende dat ik jou binnen niet al te lange tijd aan de mijne kan drukken. Gebruik hem dan mee gezondheid en mosterd. De borst heb ik voor jou op de kop getikt. De tong die erbij is niet, die is van mij en krijg ik de volgende week een paar dikke poten dan stuur ik jou die ook toe. Het heeft me wel veel plezier gedaan te vernemen dat ge lid bent geworden van de blauwe knoop. Als ge het nou maar nakomt ook wan mijnen baas heeft 12 blauwe knopen aan zijn slagerkiel staan maar die elke dat nog zo zat als een mirakel. Nou Driek hou je maar taai. En na je in gedachte onthalst te hebben ben ik toch mee jou dood. Jou liefhebbende Anneke Niegoedsnik.
Aardig hé. Beste brave meid. Trouwe eerlijke ziel. Pas uit Indië terug leerde ik haar kennen. Maar hadden ze een goed pensioen gegeven dan had ze nauw niet hoeven dienen. Dan was ze allang met me getrouwd geweest en dan had ze een leven als een prinses. Dan hoefde ze de hele dag niks te doen dan mijne wagen te poetsen. Nou ja, dat is dan ook zo erg niet.
Gepensioneerd? Nou ja, wat heb ik er eigenlijk voor gedaan die paar jaar dat ik in Indië was. Nou ja, ik heb het leven van mijnen beste luitenant gered. Maar ja die waren er toch nog genoeg. Maar hij was altijd zo vriendelijk. "Driek"zei hij, "ge moet altijd aan je moeder denken. Verbeeld je steeds dat ze aan je zijde is en je op je plichten wijst. Bidden als ge tijd hebt en vloeken nooit." Dat vond ik nou zo aardig van hem (pinkt een traan weg). Die brave man kon ook nie weten dat ik geen moeder heb gehad.
Eens bij Tjakjamistrigit, toen door die verraderlijke sloebers zoveel dierbaar bloed is gestroomd, lagen we acht dagen later in een sawakveld te bivakkeren. Het was nacht en ik stond op wacht. Een geritsel in de struiken deed me waakzaam zijn. Vier van die sloebers kropen op mijnen luitenant af. Eensklaps slaan ze op de vlucht. Mijn luitenant er achteraan. Ze keren zich om en werpen zich boven op hem. Wat te doen? Mijn God vier tegen één, dat is teveel. (Hij verplaatst zich naar de toestand van destijds) Houdt moet luitenant, houdt moed. Ik schreeuw "in naam der koningin" en verlaat mijn post om mijn luitenant te redden. In tien minuten tijd had ik er een gewurgd. Een snerpend geluid giert door de lucht en verder weet ik het ook niet meer. Vier dagen later werd ik wakker in het hospitaal. Mijn luitenant lag in het bed naast mij. "Hoe gaat het met je Driek?" "Met mij luitenant? Wat heb ik nou aan de hand, ben ik ziek?" "Ja Driek, je bent heel erg ziek. Een klawanghouw heeft je je oog ontnomen doordat je mij wilde redden"zei hij. "Maar ik zal voor je zorgen Driek! Dat was nou moed, beleid en trouw."
Maar ik heb later nooit meer iets van hem gehoord. Ze hebben me stil naar Nederland geëxpediteerd als zijnde een zending koloniale waren. Een jaar later ontving een gratificatie van 100 gulden zeggende "’t oog moet ook wat!". Maar als ik bij de overheid had mogen blijven want daar geldt: "wie een oog dicht kan doen brengt ’t daar ver". Door de vingers zien is nog beter. Eindelijk heb ik mogen delen in het smartegeld. De een kreeg ’t geld en ik kreeg de smarten.
Gelukkig dat mijn pa de zaak liquideerde en na het aflossen van de hypotheek en het betalen van de successierechten nam ik de affaire over. Ik zal maar zolang met de scharenslieperij doorgaan tot de wereld verga. Volgens mijn vriend Falt is dat op (datum invillen). De dag daarop doe ik dan ondertrouw en aangezien ik dan de dag daarop wil trouwen en alle ambtenaren van de burgerlijke stand dan ook wel mee zullen zijn vergaan is mijn huwelijk dan het eerste wat in de hemel wordt gesloten. En zo zie je komt alles toch nog goed.
Feestlied bruidspaar (Wijze: "daar bij die molen")
Refrein: Kom laat ons klinken Kom laat ons drinken We zitten hier allen zo vrolijk bij elkaar En laat ons wensen Dat die twee mensen Het zilver vieren na 25 jaar
We zitten hier toch allen saam Al op dit bruiloftsfeest De bruid en bruidegom zijn beide blij van geest Wij zochten maar wij vonden niets door hen verkeerd gedaan En daarom zingen wij nu luid dat het hun verders goed mag gaan
De vader van de lieve bruid Een goeie beste man Dat vandaag zijn dochter trouwt daar weten jullie van ’t Is daarom dat wij vieren feest vol vreugde en plezier Maar we gaan nog niet naar huis Dan om een uur of vier
We staan nu allen om u heen gelukkig bruiloftspaar En delen samen in uw vreugd met heel de vriendenschaar En tot mijnheer en tot mevrouw Zingen wij allen luid Wij danken u voor het gul onthaal En drinken hem nog eens uit.
Feestlied voor het bruidspaar Wijze: Jingle Bell
De grote dag is daar De dag van ’t huwelijkspaar Daarom zijn we nu zeer verheugd En is er zoveel vreugd De luimen aan de kant Versterkt de vriendschapsband Dus allemaal nu heel spontaan Aan ’t zingen meegedaan.
Refrein: Feest nu mee, feest nu mee Ter ere van die twee ’n Bruiloft is toch een festijn Met heel veel pret en gijn Klink en drink, drink en klink En fluit dan als een vink Wij wensen nu het bruiloftspaar Menig gelukkig jaar.
Wij maken dus veel lol Wan daarom zijn we dol Een boze bui hoort hier niet thuis Want dat is maat een kruis We letten niet op tijd Maar maken vrolijkheid Stemt allen nu dus met ons in Dat geeft een goede zin.
Refrein
Wij brengen u nu hier Wat jool en ook vertier Een spelletje en dan wat zang Het duurt toch niet te lang Voordrachtjes en muziek Ja, dat is toch komiek Zingt allen nu dus met ons mee Zegt proost en zeg santé
Geef mij een paardje
Twee
mooie pony's stonden dagelijks Refrein:
Refrein:
Het fabrieksmeisje
Ik zie ze soms gaan in een bontjas en sjaal En schoentjes die dik zijn betaald Met het goud van hun jeugd en de smart van hun ziel De meisjes die af zijn gedwaald Dan voel ik me dankbaar om het werk wat ik doe Al zijn dan mijn handen bevuild Ik weet dat in kleren van zijde en bont Het geluk van de mensen niet schuilt.
Refrein: Ik ben maar een meisje dat zakjes verpakt En ik draag ook geen goud en geen bont Al ben ik geen dame, ik hoef met niet te schamen Ik voel met tevree en gezond.
Mijn pa is geen graaf en mijn ma geen gravin We hebben geen meid en geen knecht Ik kom uit een doodgewoon werkmansgezin Maar ik sta toch als mens op mijn recht Want toch schijnt de zon in ons kamertje thuis En toch staan er bloemen voor het raam Toch is het gezellig en knus in ons huis Al heb ik geen adellijke naam.
Refrein
Ik verdien met mijn handen een eerlijk stuk brood Al kijkt men soms smalend naar mij Ik gooi toch mijn eer niet als meisje in de goot En ga u nog lachend voorbij Laat mij dan maar werken als "meid van het fabriek" Ik ken toch als meisje mijn plicht Ik lach om die pralende smalende chic Kijk iedereen recht in het gezicht.
Refrein |