CuBra

Uit het liedschrift van A. Looijkens-de Kort (2)

 

Inleiding

Het liedschrift waaruit de liedteksten hieronder afkomstig zijn, komt uit de boedel van mijn in 1998 overleden moeder A. Looijkens-de Kort. Het is geheel door haar met de hand geschreven. Bij bruiloften werden uit de teksten vaak feestgidsen samengesteld, vandaar dat er verschillende liederen voor bruid en bruidegom of bruidspaar in staan. Verder staan er diverse liederen in die mijn moeder zong of neuriede als ze aan het werk was, en die ik vaak gehoord heb. Toen ik naar aanleiding van een foto in de rubriek 'WeerZien' van het Brabants Dagblad, waar ik zelf op bleek te staan, op zoek ging naar oude foto’s, kwam ik dit liedschrift tegen. Voor zover ik heb kunnen nagaan, is het schrift aangelegd vanaf het begin van de jaren '40 van de vorige eeuw.

Frans Looijkens


De preek

Vandaag, op deze dag wordt deze H. Mis opgedragen voor een bijzondere intentie. En om dat deze zo bijzonder is kan ik deze niet aan jullie vertellen.

Zijn voornemens een christelijk huwelijk aan te gaan:

  • Adrianus Trommelpot en Susanne Zuurzult, beiden half getikt; 1e roep

  • Cornelis de Wit, van het mannelijke geslacht en Isabella in ’t Groen van het vrouwelijke geslacht, 2e roep

  • Jacobus, Adrianus de Vreugd, 18 jaar, met Monica Kluivenberg, 83 jaar, 4e roep. Het zal wel een kapotte monica zijn denk ik, maar op een oude fiets moet je het leren.

  • Adrianus Hazepeper, van beroep bezembinder met Filhamonia de Vos welke voor de vierde maal weduwe is, 3e roep.

  • Cornelis Wout, aan een oog blind, werkeloos, met Greetje Springop welke weduwe is van Karel de Leutele die reeds overleden is, 3e roep.

Zij die tegen een van deze voorgenomen huwelijken bedenkingen hebben zijn verplicht dit aan de betrokkene zelf me te delen opdat hij of zij er nog vanaf kan zien.

In het afgelopen jaar waren er in onze parochie 12 grote en 7 kleine lijken. Er waren 19 huwelijken waarvan reeds twee mannen hun vrouw weerverlaten hebben wegens overspel. Van laatsgenoemde natuurlijk. Volgende week zullen er 5 geboortes zijn 3 jongens en 4 meisjes samen negen in getal.

De tarieven voor de wekelijkse diensten zijn vanaf onnozele kinderen, patroondag van de kerkmeesters, met veertig gulden verhoogd.

Thans volgt de dienst voor volgende week:

  • Maandag, eerste maandag van de week; ’s-morgens om 5 uur opening van de kerk met klokgelui in de sacristie gevolgd door de kinder- en begijnenmis om 6 uur. Om 9 uur hoogmis op het hoogaltaar waarop de hoge mannen zullen plaatsnemen.

  • Dinsdag, 2e dinsdag van de week, afgeschafte heiligendag.

    • Om kwart voor zes gelezen mis zonder evangelie. Om zeven uur mis voor het schuttersgezelschap. Onder de mis schietgebeden. De leden worden verzocht om niet in de kerk te schieten. Na de mis dubbele schietgebeden.

    • Om 8 uur doopmis. Peter en Meter worden verzocht een schone luier mee te brengen en een buil muisjes voor de koster.

    • Om 10 uur gelezen mis met zang.

    • ’s-Middags om drie uur lof voor de schutterij. Het Tantum Ergo zal door iedereen meegezongen worden in 8 porties.

    • Om 9 uur sluiting van de kerk door de pastoorsmeid. Deze wordt verzocht tot die tijd wakker te blijven.

  • Woensdag, deze dag beginnen alle missen om 5 uur

    • Om 6 uur vertrek van de processie naar Kevelaar. Brood zelf meebrengen.

  • Donderdag, niks te doen, snipperdag.

  • Vrijdag vieren we aswoensdag. Alle missen als gewoon.

    • Onder de mis van 7 uur zonsverduistering

    • Om 8 uur een mis voor Sjefke Schoenmakers voor genezing van zijn lopend oor

    • Om 9 uur hoogmis met spanning waaronder de uitvoering van de vijfstemmige mis van Janus Kwiek. De misdienaars worden verzocht niet uit hun neus te eten en van de wijn af te blijven. Na het evangelie collecte door en voor d ekoster

    • Na het lof om 4 uur kruisweg behalve de 7e statie want die moet opnieuw geschilderd worden.

  • Zaterdag, zesde zaterdag van de week

    • Om 6 uur jaargetijde voor Sjefke in ’t Groen voor het verkrijgen ven een goede oogst

    • Om 8 uur mis ter ere van de H. Antonius om verloren zaken of geld terug te krijgen verloren met duiven of kaartspelen. Gebeden om zwart geld of geled van de belasting terug te krijgen worden niet verhoord.

    • Om 9 uur mis voor de duivenclub de Blauwe Geschulpte. De duivenmelkers worden verzocht om tijdens de mis de boel goed gesloten te houden zodat ze er geen laten vliegen, duiven bedoel ik natuurlijk.

    • Om 10 uur huwelijksmis met assistentie en rouwbeklag 7 kaarsen en een loper.

    • Om 11 uur lijkmis als er tenminste een lijk is, anders zal de koster hiervoor fungeren. Om 2 uur dopen van een tweeling. Deze moeten vergezeld gaan van 2 bakers daar het al eens is voorgekomen dat de ene 2x en de andere helemaal niet gedoopt is.

    • Op verzoek van de boeren zal dan ook de melk gedoopt worden in de kerk.

  • Zondag is het vastendag. Het is die dag verboden vleesspijzen te gebruiken echter het eten van vlees is wel toegestaan.

Janus van Kee van pietje is deze week aan de beurt voor de levering van boter en shag aan de pastorie. Vorige keer heeft hij er twee pakjes margarine bij geflikkerd maar die kan hij terug komen halen want die lust ik niet.

Aanstaande donderdag beginnen de negen dinsdagen van Antonius die 3 weken duren. Omdat het vandaag een leutige dag is en ik al genoeg onzin heb verteld zal ik verder maar geen preek houden.

Amen en Houdoe.


 

De speelbal

 

Een meisje van amper acht jaren ,

met heerlijk onschuldig gelaat

stond iedere dag voor het raam ,

en keek naar de kinderen op straat

Dan volgden haar ogen de bal ,

door het spel in beweging gebracht  ,

ze hunkerde naar zo n bezit ,

en ieder keer zei ze zacht :

 

Refrein:

Moesje toe geef mij een speelbal ,

al is hij ook nog maar zo klein ,

daar kan ik dan heerlijk mee spelen

ik zal er heus zuinig op zijn

 

Haar moedertje kon op de duur ,

het smeken niet langer weerstaan ,

en is op een zonnige dag

met haar naar een winkel gegaan ,

hoe licht viel haar offer toen zij

de vreugd van haar lieveling zag ,

het kind hield de bal stijf omklemd ,

en zei met gelukkige lach

 

Refrein:

 Moesje nu heb ik een speelbal ,

ook al is hij toch maar heel klein ,

daar kan ik nu heerlijk mee spelen

ik zal er heel zuinig op zijn

 

Wat was ze gelukkig en blij ,

maar het noodlot komt steeds onverwacht

want juist door haar spel met de bal

viel zij in een donkere gracht ,

men bracht haar als engeltje thuis

de bal nog geklemd in haar hand ,

en moesje gebroken door smart ,

zei zacht door verdriet overmand

 

Refrein:

Mijn meisje hier is nu je speelbal ,

je grootste bezit van weleer ,

nu kun je er heerlijk mee spelen

daarboven bij Onze Lieve Heer


 

De trouwdag van Mietje

Mietje was een meisje als melk en bloed

Die streek voor de mensen en waste fijn goed

Ze was uit een nette familie geboren

Dat zei ze aan iedereen die het maar wilde horen

Haar "Pa" Mietje zei altijd Pa voor ’t gemak

Was namelijk sneeuwschepper van zijn vak

Maar daar had hij ’s-zomers niets mee te maken

En ’s-winters ging hij werkstaken

Dat was dan ook de oorzaak dat

Mietjes pa meer van een rentenier dan van een sneeuwschepper had

Mietjes ma was een vrouw, het was natuurlijk een vrouw

Omdat het anders onmogelijk Mietjes ma wezen zou

Ze droeg een paars jack, soms ook een gebloemd

En was wat je in de wandeling een driedekker noemt

Ze was baker en de boze wereld zei zacht

Dat ze meer kinderen UIT dan IN de wereld had gebracht.

 

Mietje had ook een vrijer, het was een adonis

Je weet wel, dat is iemand die extra schoon is

Met schoon bedoel ik niet "pas gewassen"

Maar een menselijk aanzien first rate – eerste klasse

Hij droeg polka haar en met een sierlijke boog

Daalde een lok neer op zijn linkeroog

Welke lok min of meer op een staart van een kat leek

En die hij met zijn twee natte vingers steeds glad streek

Hij droeg een belze broek, een hoge zijden pet

Pantoffels, en een pruim in zijn mond, dat was zijn portret

Als ik dan zeg dat hij "Janus" heette

Dan heb ik geloof ik niets meer vergeten

En vroeg je aan Mietje: "wat doet je galant"

Dan antwoordde ze: "hij werkt aan de kant"

Als je dan denkt aan de kant voor dames maakt u een flater

Mietje bedoelde natuurlijk de kant van het water.

 

Nadat ze een poosje verkering hadden gehouwen

Vond Mietjes pa het tijd dat ze nou gingen trouwen

De goddelijke liefde werd somtijds zeer menselijk

En dat maakt een nauwere verbintenis wenselijk

Mietjes Pa zei dat het nauw welletjes was

En dat ze moesten trouwen, want zo gaf het geen pas

Maar Janus waagde nog op te merken

Dat hij het vertikte voor een ander wijf te gaan werken

Toen Janus dat zei sprak pa ontevreeën

"Zeg Janus, je trouwt of ik breek je in tweeën

Voor al die gekheid steek ik een stokje

Als was je de koning ik zeg: trouwen mot-je"

En Janus probeerde nog de dans te ontspringen

En zei: "ik heb geen centen voor meubels en die dingen"

Maar Mietjes ma riep: "Joh, daaraan heb ik maling

Zes stoelen en een tafel krijg je op afbetaling,

En potjes, pannetjes, beeldjes en zo

Die krijgen we wel bij de boter cadeau"

 

Om kort te gaan Janus moest eindelijk buigen

Hij liet zich het nut van het huwelijk overtuigen

En zes weken later stond hij dan ook hand in hand

Met Mietje voor de ambtenaar van de burgerlijke stand

’t Liep netjes af en direct na het trouwen

Toog men weer naar huis om de bruiloft te houwen

Ik vergat nog te zeggen dat Janus en zijn schone

Voorlopig bij de oude lui in zouden wonen

Daar stonden op de zolder twee kamertjes leeg

Waarvan het jonge paar er een als slaapkamer kreeg

 

De bruiloft was prachtig men dronk en met at

En toen men ’s-avonds aan het napretje zat

Nam Mietjes Pa het woord en met tranen in de ogen

Door ouderliefde en oude jenever bewogen

Sprak hij: "Janus, jongen ’t is een rare boel

Ik weet zelf niet wat ik mijn ribbenkast voel

’t Is hard voor ons mensen voor mijn vrouw en mij

Dat we onze dochter moeten geven aan zo’n slampamper als jij

Enfin, ’t is gebeurd, nou Janus daar ga je

Drink uit, dan pakken we samen nog een taaie".

En Janus repliceerde: "dat als hij zoiets mocht

Graag een andere schoonmoeder had uitgezocht

Maar nou zou hij haar eren tot aan haar laatste uren

Al sprak hij de hoop uit dat dat niet al te lang meer zou duren"

Waarop schoonmama Janus een nieuw glaasje aanbood

En zei: "dat ze zich bij de vorige spreker van harte aansloot"

 

Onder de gasten was ook tante Kee

Die zei niemendal maar dronk wel voor twee

Tante Kee was een maagd van zowat zestig jaren

Met drie tanden, een oog en nog zeventien haren

Ze woonde buiten de stad en was voor plezier

Omdat het bruiloft van Mietje was nu hier

En omdat ze ’s-nachts niet meer huiswaarts kon gaan

Was het tweede zolderkamertje haar afgestaan

Men had haar gevraagd of het haar niet geneerde

Dat het jonge paar ’s-nachts vlak naast haar logeerde

Maar tante zei lachend: "och mens welneen,

Als ik eenmaal lig slaap ik door alles heen".

En dan ten andere ze was geen jonge meid

Ze was als de pruimpjes, ze was uit de tijd

De klare werkte sterk, ze moest eraan geloven

Ze stamelde nog: "Ik heb de eer je te groeten"

Kroop de trap op het bed in op handen en voeten.

 

Om half drie was alle drinkbare waar verdwenen

En gingen de ander gasten ook henen

Om kwart voor drie bracht moeder Mietje naar bed

En hielp haar bij het opmaken van het nacht toilet

Ze kwam weer naar beneden en vol waardigheid

Fluisterde ze de bruidegom in de oren: "ze leit"

Om drie uur ging ook de bruidegom naar boven en fier

Op haar dochter sprak moeder heel zacht: "veel plezier"

En toen half vier sloeg de klok van de toren

Sliep alles in huis, geen geluid deed zich horen

Alleen in de bruidskamer was nog gerucht

Als kussen, gegiechel en zachtjes een zucht.

 

Tegen zeven uur ’s-morgens………………ontzettend gegil

Geroep van moord en daarna een ogenblik stil

Beneden keek Ma, Pa ontzet in zijn aanschijn

Het geluid kwam van boven, wat zou er aan de hand zijn

Weer gillen en vloeken, Pa trekt zijn broek aan

En laat van zijn lippen een vreselijk vloek gaan

Weer gillen en moeder krijst: "man hij vermoordt er"

En Pa filosofisch zegt: "ik hoort ‘t, hij smoort er".

Ze vliegen de trap op en blijven ontdaan

Voor de deur van de twee zolderkamertjes staan

Daar plots verschijnt de bruidegom in broekje en hemd

Een vrouw houdt van achter zijn taille omklemd

De bruidegom gilt: "laat me los lelijk mirakel"

Want wat was de oorzaak van al het spektakel

De bruidegom was ’s-nachts de andere deur ingelopen

En in plaats van bij zijn bruid bij de oude tante in bed gekropen.


 

De vissport

 

Des zomers als het zonnetje schijnt

Dan kun je heerlijk vissen

Wanneer men zich een plaatsje kiest

Moet men eerst vergewissen

Kijk eerst goed uit voor je begint waar of je zitten gaat

Want kom je in een mierennest dan is het vaak te laat

Een wacht je dan een hele tijd

Dan pas begint de narigheid

 

Refrein

Nou zitten we hier te wachten

Al aan de waterkant

Wij zitten in gedachte

Met een hengel in ons hand

Wij wachten hier op de vis

Maar weten niet of die er is

We zitten nog steeds te wachten

Hier aan de waterkant.

 

Men zegt de tijden zijn zo slecht

Wij leven hier in een crisis

Maar al dat zeuren helpt je niet

Hou dat maar in de smieze

Men confereert, het komt wel goed

Zo zei ene mijnheer Lieftink

Maar ik wil weten hoe het moet

De geode tijd komt nooit weerom

Vraagt men het aan een zwarthandelaar

Dan zingt de hele schaar.

 

Refrein

 

Er is al heel wat stof gewaaid

Over het kwartje en die rommel

Maar daar trek ik me niks van aan

Wat kan het mij toch bommen

Zo’n kwartje in je vestjes zak, in overjas of demie

Daar stap je dan de kroeg mee in met 25 spie

Een gerstje ja dan is het op

Dus zing je maar weer deze mop

 

Refrein

 

Zeg beste vriend ik schei er mee uit

We kunnen toch niks vangen

Als ik weer ga naar met niks naar huis

Dan kan ik me wel hangen

Niets aan te doen mijn beste vriend

Zo zal het altijd wel gaan

We pakken de zaak dan maar weer in

En laat ons naar huis toe gaan

En daarom voor de laatste keer

Zingen we ons refreintje maar weer

 

Refrein


 

De weddenschap

 

Op een zekere plaats lag een garnizoen

Van soldaten die hun best wilden doen

Om flink te exerceren

En daarbij hun dienst goed te leren

En bij die club was een jong soldaat

Een flinke jonge maat

Die altijd de gewoonte had

Ik wed om dit, ik wed om dat

 

De majoor een hele goede man

Kreeg daar ook de brui wel van

Hij sprak: soldaat doe mij een plezier

Dat wedden moet je laten hier

Jij altijd met je wedderij

Je krijgt het aan de stok met mij

De soldaat die sprak: majoor dat is een familiekwaal

Dat wedden kan ik toch niet laten al hou je me nog zo in de gaten.

 

Dat staat je net

Dat jij je tegen je meerdere verzet

Verzetten, sprak de jongeling vlug

Daar kom ik een even op terug

Zelfs zou ik het durven wagen

Een weddenschap aan u te vragen

Zo wil je weer wedden jonge maat

Kom er maar mee voor de draad

Jou weddenschap kan zo niet wezen

Of ik zal je ervan genezen.

 

Een glimlach trok over het gelaat

Van de weddende soldaat

Hij sprak majoor

Het volgende stel ik voor

Als u mijn weddenschap kan dulden

Dan wed ik met u om 300 gulden

Ja, het is sterk

Dat er een steenpuist zal komen op uw achterwerk

Misschien vind je het raar van mijn

Maar binnen drie dagen zal het zo zijn.

 

De eerste dag der drie verstreek

Maar hoe ons majoortje ook in de spiegel keek

Niets was er dat hij kon ontdekken

Hoe zeer hij zich ook mocht strekken

De tweede dag stel je voor

Dat ik mijn weddenschap verloor

Nee, met mijn geld gaat hij niet strijken

Ik zal de dokter eens laten kijken

Maar hoe de dokter ook zocht en keek

Niets was er wat op een steenpuist leek.

 

Toen ging ons majoortje naar de soos

Terwijl hij daar een plaatsje koos

Was daar ook een kapitein gezeten

Die iets over de soldaat wou weten

Zeg, zo ving hij aan

Hoe is het met die soldaat gegaan

Je weet wel, die altijd zin in wedden had

Heb je hem al eens te pakken gehad?

 

Natuurlijk sprak de majoor, ik vertel je geen gein

Dat kost de kerel driehonderd pop kapitein

De kapitein werd wit en zuchtte, ach

Dat is voor mij een dure dag

Duizend gulden heeft hij al zo gewonnen

Driehonderd gulden heeft hij van mij te pakken

Omdat jij je broek hebt laten zakken

Want hij wedde met mij bovendien

Dat hij binnen drie dagen jou achterwerk zou zien.


 

De weddenschap

 

Op een zekere plaats lag een garnizoen

Van soldaten die hun best wilden doen

Om flink te exerceren

En daarbij hun dienst goed te leren

En bij die club was een jong soldaat

Een flinke jonge maat

Die altijd de gewoonte had

Ik wed om dit, ik wed om dat

 

De majoor een hele goede man

Kreeg daar ook de brui wel van

Hij sprak: soldaat doe mij een plezier

Dat wedden moet je laten hier

Jij altijd met je wedderij

Je krijgt het aan de stok met mij

De soldaat die sprak: majoor dat is een familiekwaal

Dat wedden kan ik toch niet laten al hou je me nog zo in de gaten.

 

Dat staat je net

Dat jij je tegen je meerdere verzet

Verzetten, sprak de jongeling vlug

Daar kom ik een even op terug

Zelfs zou ik het durven wagen

Een weddenschap aan u te vragen

Zo wil je weer wedden jonge maat

Kom er maar mee voor de draad

Jou weddenschap kan zo niet wezen

Of ik zal je ervan genezen.

 

Een glimlach trok over het gelaat

Van de weddende soldaat

Hij sprak majoor

Het volgende stel ik voor

Als u mijn weddenschap kan dulden

Dan wed ik met u om 300 gulden

Ja, het is sterk

Dat er een steenpuist zal komen op uw achterwerk

Misschien vind je het raar van mijn

Maar binnen drie dagen zal het zo zijn.

 

De eerste dag der drie verstreek

Maar hoe ons majoortje ook in de spiegel keek

Niets was er dat hij kon ontdekken

Hoe zeer hij zich ook mocht strekken

De tweede dag stel je voor

Dat ik mijn weddenschap verloor

Nee, met mijn geld gaat hij niet strijken

Ik zal de dokter eens laten kijken

Maar hoe de dokter ook zocht en keek

Niets was er wat op een steenpuist leek.

 

Toen ging ons majoortje naar de soos

Terwijl hij daar een plaatsje koos

Was daar ook een kapitein gezeten

Die iets over de soldaat wou weten

Zeg, zo ving hij aan

Hoe is het met die soldaat gegaan

Je weet wel, die altijd zin in wedden had

Heb je hem al eens te pakken gehad?

 

Natuurlijk sprak de majoor, ik vertel je geen gein

Dat kost de kerel driehonderd pop kapitein

De kapitein werd wit en zuchtte, ach

Dat is voor mij een dure dag

Duizend gulden heeft hij al zo gewonnen

Driehonderd gulden heeft hij van mij te pakken

Omdat jij je broek hebt laten zakken

Want hij wedde met mij bovendien

Dat hij binnen drie dagen jou achterwerk zou zien.


 

Driekske de Schaèreslieper’s zalige herinnering

(Voor te dragen in Tilburgs dialect)

 

Dat is nou precies 23 jaar geleden dan onze pa, als president van de schaèresliepersbond, afdeling vegetariërs, mee zijn ledematen ter gelegenheid van mijn geboorte onder het balkon van onze woonwagen stond te zingen. Het ezeltje (hierbij wijst de voordrager op zichzelf) dat die dierbare last moest vervoeren, bulkte zo nu en dan zo natuurlijk mogelijk mee alsof het een bijzonder soort ezel was. Een zeldzaamheid die bij ons in de familie vrijwel dagelijks voorkomt. Bij mijn geboorte ontving ik de naam "Driek" en die is sindsdien zo populair geworden dat hij al 14 keer bij de griffie van de rechtbank is gedeponeerd. Soms reis ik incognito onder de naam "Krelis". Vandaag verjaar ik weer en dat valt toevallig samen me de dag waarop ik geboren ben. Verleden jaar ben ik ook verjaard en toen hebben mijn vrienden uit louter plezier me mijn glazen oog uitgeslagen. Maar daar konden ze ook niks aan doen. Ze dachten dat ze het geode oog te pakken hadden. En nou hebben ze me vanmorgen zo smartelijk gefeliciteerd dat we er tranen met tuiten om gelachen hebben. Als presentje hebben ze me een nieuw glazen oog cadeau gedaan en daarbij ook nog gezongen op nuchtere maag de nieuwe wals van Gerritje Straus.

 

De mottige Gijs, meester in woorden, deed de aanspraak bij het aanbieden van het oog. "t Is alleen jammer dat ze de maat niet geweten hebben want ’t is mij veel te groot. Hier kijk zelf maar (laat een grote glazen knikker zien) het is een kalfsoog.

 

Een het meisje dat in de slagerij dient stuurt me de borst van een kalf met een schone nieuwjaarsbrief erbij. Och toch zo mooi en gevoelig geschreven. Ik zal hem altijd aan mijn hart blijven bewaren. (haalt hem daarbij uit zijn kontzak en leest) Geliefde aanstaande Drek. Nou ja dat moet Driek zijn maar ze heeft de "i" vergeten. Geliefde aanstaande Driek, Hierbij stuur ik je de borst van een kalf hopende dat ik jou binnen niet al te lange tijd aan de mijne kan drukken. Gebruik hem dan mee gezondheid en mosterd. De borst heb ik voor jou op de kop getikt. De tong die erbij is niet, die is van mij en krijg ik de volgende week een paar dikke poten dan stuur ik jou die ook toe. Het heeft me wel veel plezier gedaan te vernemen dat ge lid bent geworden van de blauwe knoop. Als ge het nou maar nakomt ook wan mijnen baas heeft 12 blauwe knopen aan zijn slagerkiel staan maar die elke dat nog zo zat als een mirakel. Nou Driek hou je maar taai. En na je in gedachte onthalst te hebben ben ik toch mee jou dood. Jou liefhebbende Anneke Niegoedsnik.

 

Aardig hé. Beste brave meid. Trouwe eerlijke ziel. Pas uit Indië terug leerde ik haar kennen. Maar hadden ze een goed pensioen gegeven dan had ze nauw niet hoeven dienen. Dan was ze allang met me getrouwd geweest en dan had ze een leven als een prinses. Dan hoefde ze de hele dag niks te doen dan mijne wagen te poetsen. Nou ja, dat is dan ook zo erg niet.

 

Gepensioneerd? Nou ja, wat heb ik er eigenlijk voor gedaan die paar jaar dat ik in Indië was. Nou ja, ik heb het leven van mijnen beste luitenant gered. Maar ja die waren er toch nog genoeg. Maar hij was altijd zo vriendelijk. "Driek"zei hij, "ge moet altijd aan je moeder denken. Verbeeld je steeds dat ze aan je zijde is en je op je plichten wijst. Bidden als ge tijd hebt en vloeken nooit." Dat vond ik nou zo aardig van hem (pinkt een traan weg). Die brave man kon ook nie weten dat ik geen moeder heb gehad.

 

Eens bij Tjakjamistrigit, toen door die verraderlijke sloebers zoveel dierbaar bloed is gestroomd, lagen we acht dagen later in een sawakveld te bivakkeren. Het was nacht en ik stond op wacht. Een geritsel in de struiken deed me waakzaam zijn. Vier van die sloebers kropen op mijnen luitenant af. Eensklaps slaan ze op de vlucht. Mijn luitenant er achteraan. Ze keren zich om en werpen zich boven op hem. Wat te doen? Mijn God vier tegen één, dat is teveel. (Hij verplaatst zich naar de toestand van destijds)

Houdt moet luitenant, houdt moed. Ik schreeuw "in naam der koningin" en verlaat mijn post om mijn luitenant te redden. In tien minuten tijd had ik er een gewurgd. Een snerpend geluid giert door de lucht en verder weet ik het ook niet meer.

Vier dagen later werd ik wakker in het hospitaal. Mijn luitenant lag in het bed naast mij. "Hoe gaat het met je Driek?" "Met mij luitenant? Wat heb ik nou aan de hand, ben ik ziek?" "Ja Driek, je bent heel erg ziek. Een klawanghouw heeft je je oog ontnomen doordat je mij wilde redden"zei hij. "Maar ik zal voor je zorgen Driek! Dat was nou moed, beleid en trouw."

 

Maar ik heb later nooit meer iets van hem gehoord. Ze hebben me stil naar Nederland geëxpediteerd als zijnde een zending koloniale waren. Een jaar later ontving een gratificatie van 100 gulden zeggende "’t oog moet ook wat!". Maar als ik bij de overheid had mogen blijven want daar geldt: "wie een oog dicht kan doen brengt ’t daar ver". Door de vingers zien is nog beter. Eindelijk heb ik mogen delen in het smartegeld. De een kreeg ’t geld en ik kreeg de smarten.

 

Gelukkig dat mijn pa de zaak liquideerde en na het aflossen van de hypotheek en het betalen van de successierechten nam ik de affaire over. Ik zal maar zolang met de scharenslieperij doorgaan tot de wereld verga. Volgens mijn vriend Falt is dat op (datum invillen). De dag daarop doe ik dan ondertrouw en aangezien ik dan de dag daarop wil trouwen en alle ambtenaren van de burgerlijke stand dan ook wel mee zullen zijn vergaan is mijn huwelijk dan het eerste wat in de hemel wordt gesloten. En zo zie je komt alles toch nog goed.


 

Feestlied bruidspaar

(Wijze: "daar bij die molen")

 

Refrein:

Kom laat ons klinken

Kom laat ons drinken

We zitten hier allen zo vrolijk bij elkaar

En laat ons wensen

Dat die twee mensen

Het zilver vieren na 25 jaar

 

We zitten hier toch allen saam

Al op dit bruiloftsfeest

De bruid en bruidegom zijn beide blij van geest

Wij zochten maar wij vonden niets door hen verkeerd gedaan

En daarom zingen wij nu luid dat het hun verders goed mag gaan

 

De vader van de lieve bruid

Een goeie beste man

Dat vandaag zijn dochter trouwt daar weten jullie van

’t Is daarom dat wij vieren feest vol vreugde en plezier

Maar we gaan nog niet naar huis

Dan om een uur of vier

 

We staan nu allen om u heen gelukkig bruiloftspaar

En delen samen in uw vreugd met heel de vriendenschaar

En tot mijnheer en tot mevrouw

Zingen wij allen luid

Wij danken u voor het gul onthaal

En drinken hem nog eens uit.


 

Feestlied voor het bruidspaar

Wijze: Jingle Bell

 

De grote dag is daar

De dag van ’t huwelijkspaar

Daarom zijn we nu zeer verheugd

En is er zoveel vreugd

De luimen aan de kant

Versterkt de vriendschapsband

Dus allemaal nu heel spontaan

Aan ’t zingen meegedaan.

 

Refrein:

Feest nu mee, feest nu mee

Ter ere van die twee

’n Bruiloft is toch een festijn

Met heel veel pret en gijn

Klink en drink, drink en klink

En fluit dan als een vink

Wij wensen nu het bruiloftspaar

Menig gelukkig jaar.

 

Wij maken dus veel lol

Wan daarom zijn we dol

Een boze bui hoort hier niet thuis

Want dat is maat een kruis

We letten niet op tijd

Maar maken vrolijkheid

Stemt allen nu dus met ons in

Dat geeft een goede zin.

 

Refrein

 

Wij brengen u nu hier

Wat jool en ook vertier

Een spelletje en dan wat zang

Het duurt toch niet te lang

Voordrachtjes en muziek

Ja, dat is toch komiek

Zingt allen nu dus met ons mee

Zegt proost en zeg santé


 

Geef mij een paardje

 

Twee mooie pony's stonden dagelijks
Bij een heel klein ventje voor de deur
Een arme ongezonde stakker
Met een gezichtje zonder kleur
Met grote kijkers vol verlangen
Zijn neusje plat tegen de ruit
Keek met een koortsgloed op zijn wangen
Hij 's morgens naar de paardjes uit

Refrein:
Mamaatje geef me een paardje
Zo vroeg het ventje telkens weer
Mamaatje, ik vraag een paardje en niets meer

Toen zijn verjaardag was gekomen
Dacht onze vent, ik krijg een paard
De schimmen uit zijn kinderdromen
Had mam misschien bijeen gespaard
Maar niemand kwam er met presentjes
Omdat een ieder hem vergat
Toen kocht mam van haar laatste centjes
Een doosje kleurkrijt voor haar schat

Refrein:


En als een bitt're koude nachten
Zijn moesje vaak een traan verloor
Dan prevelde zij in gedachte
De winter komt hij vast niet door
Toch toen de dood het gezin ontwaarde
Nam hij het kind niet maar zijn moe
Toen kwamen er twee zwarte paarden
En reden naar het kerkhof toe

Refrein:
Mamaatje ik wil geen paardje
Zo zei ons ventje telkens weer
Mamaatje 'k vraag nooit om een paardje weer


 

Het fabrieksmeisje

 

Ik zie ze soms gaan in een bontjas en sjaal

En schoentjes die dik zijn betaald

Met het goud van hun jeugd en de smart van hun ziel

De meisjes die af zijn gedwaald

Dan voel ik me dankbaar om het werk wat ik doe

Al zijn dan mijn handen bevuild

Ik weet dat in kleren van zijde en bont

Het geluk van de mensen niet schuilt.

 

Refrein:

Ik ben maar een meisje dat zakjes verpakt

En ik draag ook geen goud en geen bont

Al ben ik geen dame, ik hoef met niet te schamen

Ik voel met tevree en gezond.

 

Mijn pa is geen graaf en mijn ma geen gravin

We hebben geen meid en geen knecht

Ik kom uit een doodgewoon werkmansgezin

Maar ik sta toch als mens op mijn recht

Want toch schijnt de zon in ons kamertje thuis

En toch staan er bloemen voor het raam

Toch is het gezellig en knus in ons huis

Al heb ik geen adellijke naam.

 

Refrein

 

Ik verdien met mijn handen een eerlijk stuk brood

Al kijkt men soms smalend naar mij

Ik gooi toch mijn eer niet als meisje in de goot

En ga u nog lachend voorbij

Laat mij dan maar werken als "meid van het fabriek"

Ik ken toch als meisje mijn plicht

Ik lach om die pralende smalende chic

Kijk iedereen recht in het gezicht.

 

Refrein