CuBra

Uit het liedschrift van A. Looijkens-de Kort (3)

 

Inleiding

Het liedschrift waaruit de liedteksten hieronder afkomstig zijn, komt uit de boedel van mijn in 1998 overleden moeder A. Looijkens-de Kort. Het is geheel door haar met de hand geschreven. Bij bruiloften werden uit de teksten vaak feestgidsen samengesteld, vandaar dat er verschillende liederen voor bruid en bruidegom of bruidspaar in staan. Verder staan er diverse liederen in die mijn moeder zong of neuriede als ze aan het werk was, en die ik vaak gehoord heb. Toen ik naar aanleiding van een foto in de rubriek 'WeerZien' van het Brabants Dagblad, waar ik zelf op bleek te staan, op zoek ging naar oude foto’s, kwam ik dit liedschrift tegen. Voor zover ik heb kunnen nagaan, is het schrift aangelegd vanaf het begin van de jaren '40 van de vorige eeuw.

Frans Looijkens


Het loon van den arbeid.

 

Hij zwoegde dag in dag uit op de fabriek

Zijn geest was versuft en zijn lichaam was ziek

Maar thuis wachtte moeder de vrouw, het gezin

Want buiten de vader bracht niemand wat in

Toen eens op een dag de werkbaas hem ontbood

Met tientallen and'ren ontslagen uit nood

Geen smeekbeden hielpen, de noodzaak was wreed

Maar thuis bracht die boodschap een wereld van leed

 

Refrein:

 Moesje niet huilen, 't wordt beter misschien

Moesje ik kan er je tranen niet zien

'k Heb nooit geweten, het doet me zo’n pijn

Dat ‘t loon van de arbeid, zo bitter kan zijn.

 

De weken verliepen en hoog steeg de nood

Thuis vroegen de kind'ren wanhopig om brood

En vader niet langer tot denken in staat

Rent als een waanzinnige weg naar de straat

Ze hebben hem toen bij zijn misdaad betrapt

Hij had uit een winkel twee broden gegapt

Toen moeder de vrouw hem bezocht in zijn cel

Toen zei die" wees sterk vrouw, de tijd gaat zo snel".

                                       

Refrein

 

Maar ach toen hij thuis kwam, vond hij haar niet meer

De dood nam haar lichaam, zo zwak en zo teer

Een kruis op haar graf, gaf de plaats aan waar zij lag

En snikkende zei hij voor 't laatst haar gedag

De eenzame zwerver, gebroken door 't leed

Waarvoor was zijn ploeterend leven besteed

Aan 't sjofele graf zonk hij biddende neer

M'n schat, in de hemel daar zie ik je weer.

                                        

Refrein

 

Nu leeft hij op kosten van 't armenbestuur

Daar wacht hij gelaten op zijn stervensuur

Zijn kinderen kijken niet meer naar hem om

En uren zit hij daar verslagen en stom

Dan denkt hij met bittere wrok in het hart

Aan 't leven vol armoe, ellende en smart

Dan smeekt hij, o God, breng me weer bij m'n vrouw

M'n lieveling.oh, hoe verlang ik naar jou.

               

Refrein

Moesje niet huilen heel kort nog misschien

Moesje daarboven zal 'k jou weder zien

Dan is 't gedaan met m'n leed en m’n pijn

't Loon van de arbeid, zal dan de eeuwigheid zijn.


 

Het Uiltje

 

Ze waren met zijn beiden (tralalalalalalala)

In het donker park aan het vrijen (tralalalalalalala)

Ze deden zo gek ze deden zo mal

Zoals je wel begrijpen zal (tralalalalalalala)

 

Een uiltje in de bomen (tralalalalalalala)

Had het jonge paartje zien komen (tralalalalalalala)

Hij zette zich neder al op zijn gemak

En loerde door het bladerdak (tralalalalalalala)

 

Ze gingen naar het plantsoentje (tralalalalalalala)

Daar klonk zo menig zoentje (tralalalalalalala)

Er klonk geritsel en gerucht

Toen nog een zoen en een diepe zucht (tralalalalalalala)

 

Het paartje ging weer henen (tralalalalalalala)

En toen het was verdwenen (tralalalalalalala)

Laag daar warempel een damesrok

Een paar jarretels en een wandelstok (tralalalalalalala)

 

Een heer die daar voorbij kwam (tralalalalalalala)

En bij het plantsoen tot staan kwam (tralalalalalalala)

Zag rok en stok en jarretel

Hij schudde het hoofd en zei wél, wél (tralalalalalalala)

 

Het was zijn dochters rokje (tralalalalalalala)

En ome Piet zijn stokje (tralalalalalalala)

Maar het is een gek die daar om kijft

Zolang het maar in de familie blijft (tralalalalalalala)

 

Toch ligt er een wijsheid in mijn woorden (tralalalalalalala)

Toef vrij in zalige oorden (tralalalalalalala)

Maar raak op die reis door die zaligheid

Geen stukje van je bagage kwijt (tralalalalalalala)


 

Hij en zij

 

’t was op een dag in mei

toen hij en zij

in een hotel heel onverwacht

een kamer huurden voor de nacht

de ober heel beleefd en net

gaf hun een kamer met een heerlijk bed

toen hij ‘s-avonds nog eens inspecteerde

of er hier of daar nog iets mankeerde

hoorde hij bij de deur van het jonge paar

gesteun, gekreun en nog meer gebaar

en ofschoon het niet past of hoort

werd hij door de gedachte zo bekoord

dat hij alvorens heen te gaan

nog even bij de deur bleef staan

hij stond nog geen twee seconden daar

of alweer hoorde hij het gekreun van haar

ach Jan maak toch geen gein

je doet me toch zo’n pijn

vergeef me schat en geef me een zoen

maar dan moet je je vingers er niet meer tussen doen

we zullen nog eens wenden en keren

en het nog eens een keertje proberen

jij moet trekken ik zal drukken

dan zal het misschien wel lukken

de ober die zichzelf vergat

bukte en keek door het sleutelgat

daar zag hij het paartje zitten met hun volle gewicht

boven op hun koffer wan die moest dicht.


 

Hulde aan bruid en bruidegom

 

Dag van vreugde, dag van blijdschap

Voor het dierbaar huwelijkspaar

Dag van zegen lang verwachtte

Is nu eindelijk dan daar

Bruid en bruidegom hoe schoon )

Straalt vandaag de huwelijkskroon ) 2x

 

Vurig hebt gij God gebeden

En wij baden met u mee

Dat de toekomst uwer schreden

Brengen ’s-hemels vreugde mee

En den zegen huwelijkspaar )

Schonk u de priester aan ’t altaar ) 2x

 

Blijde dagen moogt gij slijten

Dragen volle sloten aan

Trouw u van uw plichten kwijten

En gij draagt met ons die naam

Ziet die brave man en vrouw )

Zij zijn elkaar in lief en leed trouw ) 2x

 

Zij gaan beiden tal van jaren

In het huwelijksbootje voort

Moge de goede God hun sparen

Voor al wat hun vreugd verstoord

En de zilveren kroon dan siert )

En daarna den gouden viert ) 2x


 

Hutspot

Wijze: Toen onze mop een mopje was…..

 

Ik kwam laatst van een vriendenfuif en was toen boven thee

Zo’n muzikale nachtmerrie die maakte ik nooit mee

Een straatdeun en een kinderlied die spookten door mijn brein

En toen ik zwaaiend huiswaarts ging zong ik dit wijsje fijn

 

Refrein:

Toen onze mop een moppie was, in ’t hutje bij de zee

Mijn moeder heeft een keukentje, daar spelen we allen mee

En pa en moe die slapen steeds nog helemaal alleen

Aan de oever van de snelle vliet en we nemen er nog een.

 

Want eikenhout is eikenhout, we leven vrij en blij

En blond dat moet een meisje zijn, zwart is dat kreng van mij

Mijn vader die twee bokkies heeft, Colijn een boerenzoon

Die zingen samen O Suzan, wat is het leven schoon.

Refrein

 

De sint die komt met pieterman, per boot uit Spanje aan

Al is ons prinsesje nog zo klein, Holland gaat vooraan

Mijn zusje ging eens wandelen, aan de oever van de vliet

Wanneer de zwaluw ons verlaat is de winter in ’t verschiet.

Refrein

 

Komt vriendenschaar zingt met elkaar, in Holland staat een huis

Wie in januari geboren is, ons moeder is niet thuis

Daar staat een vlag te wapperen, bij de molen aan de vliet

Als de lepel in de pappot staat, dan treuren wij nog niet.

Refrein

 

Ach was ik toch maar nooit getrouwd, in naam der koningin

Zoete lieve meisjes kom, houdt er de moed maar in

Want een huzaar heeft een goed hart, en waar de meisjes zijn

Daar zingen ze van sinterklaas, Piet-Hein zijn naam is klein.

Refrein

 

Wanneer je vreugd in ’t leven schept, juicht iedere jongen mee

Heb jij de kleine Ko gezien, in Zandvoort aan de Zee

De wereld is een speeltoneel, elk huisje heeft zijn kruis

En we leven in de gloria, en we gaan nog niet naar huis.

Refrein

 

Wien Neerlands bloed door d’aderen vloeit, in ’t dierbaar vaderland

Die zingt van sjien, sjien sjienaman, vivat de boerenstand

Al in ’t groen groen knollenland, met bloemkool en worst

Daar leven wij zo vrij en blij voor vaderland en vorst.

Refrein


 

Japie de portier

 

Goedenavond, goedenavond met elkaar

Aan de tafeltjes en aan de bar

Neem me niet kwalijk dat ik jullie nog niet ken

Maar mag ik eventjes vertellen wie ik ben.

 

Refrein

Ik ben Japie de portier

Ik heb zo’n jofel baantje hier

En ik zeg altijd keer op keer

Dag mevrouw en dag meneer

Hoe vindt u hier bij ons de sfeer

Want bij een leid en een glas wijn

Daar kan het zo gezellig zijn

Maak vanavond maar plezier

Maar geeft uw hoed en jas maar hier

Want ik ben Japie de portier.

 

Ik vind het fijn dat u zich hier zo amuseert

Want een vrolijk mens is nooit verkeerd

Haak eens in en zing gezellig met me mee

Van ik ben Japie de portier holadijee

 

Refrein

 

Het orkest dat speelt een vrolijk stuk muziek

Want de stemming is weer magnifiek

Leve de pret en zet de zorgen maar opzij

Maar als je weggaat denk dan eventjes aan mij.

 

Refrein


 

Je moeder vergeet je toch nooit

 

Zit je druk in den wirwar van 't leven,

Vind je liefde bij velen of haat,

Word je glorie of schande gegeven,

Klim je hoger in stand of in staat

Of heb je ternauwernood te eten,

In al wat je kwelt of verstrooit,

Zal je 't meeste van vroeger vergeten;

Maar je moeder vergeet je toch nooit!

 

Als je rijker, dan je kunt denken

Of arm als de schamelste rat,

Moge je 't slijk der aarde verzenken

Of blijf je steeds op 't rechte pad;

Of je lompen moet dragen of zakken

Of met zij en juwelen je tooit,

Menig beeld uit je jeugd gaat verzwakken,

Maar je moeder vergeet je toch nooit!

 

En in huis moge je blijven of reizen,

Je moge naaister zijn, of Koningin

En in eenzaamheid moge je vergrijzen,

Of gelukkig zijn in je gezin;

Je moge slecht worden en je bekeren,

Wijs, dom zijn, attent of verstrooid;

Zelfs je moedertaal mag je verleren,

Maar je moeder vergeet je toch nooit!


 

Kleine Jantje

 

Jantje was een kleine kleuter

Enigst kindje teer verwend

En op zekere dag zei moeder;

Hoor eens even lieve vent

Als je braaf bent komt er spoedig

Een broertje of een zusje bij

Nou dat was wel wat voor Jantje

En het ventje zei toen blij;

Wanneer er heus een zusje kwam

Krijgt zij van mij wat moois zeg mam

 

Refrein:

Dan gaat mijn spaarpot open, en krijgt die schattebout

Een boeketje witte rozen, waar ook mammie zo van houdt

                     

Toen de ooievaar verwacht werd

Ging kleine Jan met tante mee

En hij was daar voor een nachtje

Dra de vrolijke logé

Voor het geld uit Jantjes spaarpot

Eerst wel tien keer nageteld

Werd er in een bloemenwinkel

Vlug een mooi boeket besteld

En 's avonds laat nog in zijn slaap

Zong in zijn droom die kleine knaap

 

Refrein:

Nu gaat mijn spaarpot open en krijgt die schattebout

Een boeketje witte rozen, waar ook mammie zo van houdt.

                        

De andere morgen bij zijn thuiskomst

Dacht kleine Jan wat vreemd vandaag

Kijk eens tante, de gordijnen

Zijn nog helemaal omlaag

Snikkend sprak zijn vader Jantje

Schat je hebt geen moesje meer

Ze ging vannacht met kleine zusje

Weg naar onze lieve Heer

En zachtjes legde Jan het boeket

Bij het dode zusje neer op bed

 

Refrein:

En wenend zei toen Jantje; 'k bracht witte rozen mee

Hier mammie, hier lief klein zusje, ze zijn voor jullie alle twee.


 

Knappe jonge man

 

Ik ben een knappe jonge man

Ze noemen me overal hupse Jan

Ik red me overal door heen

Maar het meest wat me berouwd

Ik heb een domme streek begaan )

Want ach ik ben getrouwd ) 2x

 

Toen ik mijn vrouw voor de eerste keer

Mijn weekgeld gaf toen dacht ik weer

Twee kwartjes hield ik in mijn zak

Maar dadelijk sprak ze wat is dat

Je hebt geen geld meer nodig man

Je weet je bent getrouwd

Ze heeft toen mijn zakken dichtgenaaid )

Waarvoor ben jij getrouwd ) 2x

 

Het was eens in een sociëteit

Wat kaart gespeeld en wat gepraat

Sloeg mij de schrik door merg en been

Toen juist de klok sloeg half een

Ik haastte me spoedig en heel gauw

Maar het meest wat mij toen heeft berouwd

Mijn vrouw stond met een bezem klaar )

Want ach ik ben getrouwd ) 2x

 

Mijn vrouw heeft altijd werk voor twee

Ze zegt dan troeleke help eens mee

Kook jij pap voor die kleine snaak

En wieg hem zachtjes in de slaap

Dan heeft ze dit en dan weer dat

Maar het is mij wel toevertrouwd

Maar doe ik het niet vlug dan zegt ze al gauw )

Waarvoor ben jij getrouwd ) 2x

 

Het was eens kermis in een tent

Daar ontmoette ik een meisje mij onbekend

Ik lachte haar een vriendelijk aan

Ik zeg kind waar kom je zo laat vandaan

Zij gaf mij vriendelijk de hand

Maar het meest wat mij berouwd

Een manneke aan de overkant )

Riep die vent die is getrouwd ) 2x


 

Leentjes biecht

 

Leentje was op zekere morgen naar de kerk gegaan

Om haar zonden te belijden bij meneer de kapelaan

Eerst was ze wat verlegen toen ze bij hem zat

En hem moest gaan vertellen dat ze ene vrijer had

 

Refrein:

Kindlief dat is zeer gevaarlijk, sprak meneer de kapelaan

Je zult me dan ook alles eerlijk vertellen wat je hebt gedaan

 

Het was op een zondagmiddag en ons moeder die ging heen

En zo was ik met mijn vrijer helemaal alleen

Eerst zat hij maar wat te praten mijlenver bij mij vandaan

Maar plotseling kwam hij bij me zitten dicht tegen mij aan

 

Refrein:

Kindlief dat is zeer gevaarlijk, sprak meneer de kapelaan

Je zult me alles moeten vertellen hoe het verder is gegaan

 

Toen hij zo bij mij zat sloeg hij zijn arm om mij heen

En de andere hand legde hij boven op mijn been

Plotseling zoende hij mij boven op mijn wang

Geloof me meneer kapelaan ik werd toen vreselijk bang

 

Refrein:

Kindlief dat is zeer gevaarlijk, sprak meneer de kapelaan

Je zult me alles moeten vertellen hoe het verder is gegaan

 

Hij ging steeds maar door met zoenen heel dicht bij mij

En wat ik ook probeerde ik kreeg hem niet van mij

Plotseling ging de voordeur open en daar kwam ons moeder aan

En ik weet niet hoe het was afgelopen als hij nog verder was gegaan.

 

Refrein:

Stommeling van een vrijer, sprak meneer de kapelaan

Als hij jou wilde beminnen had hij beter eerst de deur op slot gedaan.