CuBra |
Uit het liedschrift van A. Looijkens-de Kort (5)
Inleiding Het liedschrift waaruit de liedteksten hieronder afkomstig zijn, komt uit de boedel van mijn in 1998 overleden moeder A. Looijkens-de Kort. Het is geheel door haar met de hand geschreven. Bij bruiloften werden uit de teksten vaak feestgidsen samengesteld, vandaar dat er verschillende liederen voor bruid en bruidegom of bruidspaar in staan. Verder staan er diverse liederen in die mijn moeder zong of neuriede als ze aan het werk was, en die ik vaak gehoord heb. Toen ik naar aanleiding van een foto in de rubriek 'WeerZien' van het Brabants Dagblad, waar ik zelf op bleek te staan, op zoek ging naar oude foto’s, kwam ik dit liedschrift tegen. Voor zover ik heb kunnen nagaan, is het schrift aangelegd vanaf het begin van de jaren '40 van de vorige eeuw. Frans Looijkens Rhenen
Bij Rhenen zijn velen gevallen Bij Rhenen stroomt Hollands bloed Daar zwoeren twee Hollandse jongens ) Elkander getrouw in den doed ) 2x
Zij hadden elkander gevonden Zij hadden elkander zo lief Mocht een van hun beiden soms vallen ) Schreef d’ander zijn moeder een brief ) 2x
Er vlogen vijand’lijke kogels Die trof er die ene door ‘t hart Voor de Duitsers was dat een vreugde ) Voor de Hollanders een bittere smart ) 2x
En toen er de strijd was gestreden Toen keerde men terug naar ’t kwartier Daar was er zovele veranderd ) Nam potlood en schreef op papier ) 2x
Hij schreef er met bevende handen Hij schreef er met een traan in ’t oog Lieve moeder uw zoon is gevallen ) Bij Rhenen hij komt nooit meer weer ) 2x
’t Hermenieke Wijze: "Annemieke ik zie oe toch zo gère"
Iedre man die heej ast kan iets daor haawt ie èxtra van èn bè ons is dè de schôone hèrmenie. ‘K vuul me tèùs bè mòl èn krèùs èn bij hèrmeniegedrèùs, ik kan wèl daanse as ik er saoves in de straote wir êen zie. Èn as wij dan ons pertij rippeteere, dan tikt hij meej zen stökske en dan zeetie: "Opgelèt, gij den irste, gij de twidde èn gij de dèrde milloodie". Èn dan wort ons lieke eindelek ingezèt.
Refrèèn: Hèrmenieke, ik heur oe tòch zo gèère. Hèrmenieke brèngt vrollekhèèd. Hèrmenieke kan ôo zo fijn mesjeere. Iederêen heej dan èfkes tèèd. Rètteketèèt, zôo klinke dan die tôone, Hoempapaa de baspertij. Hèrmenieke, tis öt de Hasseltt-zôone, dè trèkt venaovend wir vurbij.
Zit ik tèùs int zoomerhèùs, Zôo te blaozen heel kwansèùs, Nou dan vuul ik me toch zo in men illemènt. Ik prebeer en ik rippeteer jè meschien wèl honderd keer al die liekes van de hèrmenie dan òp men instruumènt. En mennen hond, die leej terstond dan te janke op de grond mar de buurt is daor vort heel goed òn gewènd. Èn spontaon zette ze aon as ik mee blaoze heb gedaon meej et refrèèntje dè ge allemòl wèl kènt...
Refrèèn: Eens pèr jaor, jao tis waor, stòn we smèèrges vruug al klaor òp den irsten zondag van de mònd van maaj. De pieston, de trombon en vural de grôote trom maoke dan es èxtra hèrrie èn es èxtra veul lewaaj. Hier èn daor, jao tis waor, roepe z’oe vanaachternao meej en slòpmuts òp van booven öt et raom. Mar zèn wij wir vurbij, dan gòn ze deur meej der slaoperij èn dan roepe z’in deren drôom: "Daor koome z’aon!"
Refrèèn: Is er fist, jao zôo ist, dan geniete nòg et mist as de hèrmenie komt speule vur oe hèùs. Grôot en klèèn vènt dè fèèn, want meziek dè moet er zèèn, èn ze springe èn ze daanse over kaajen èn plevèùs. Enen auto toet. Jantje moet. Moeder zeej: "Dès mèèn wèl goed, ge moet mar wòchte tòt dèt blaoze is gedaon". Jantje kwèkt, Jantje lèkt en as de hèrmenie vertrèkt, springt ie meej zen natte pisbroek er aachteraon.
’t Kosterke
Bij ons in het dorp was laatst een meisje de bruid Haar ter ere werden de klokken geluid Als koster doe ik dat bij ieder huwelijksfeest Dat is zo van oudst de gewoonte geweest.
Refrein: van je bimmele bammele bom ) Van je bim bam bom ) 2x
Er hangen twee klokken, de een licht de andere zwaar Ik luid ze om beurten maar niet door elkaar De lichte klok is de beloning der deugd Haar klanken horen de mensen met vreugd.
Refrein
Als er een meisje ten huwelijk gaat Men hoort er de zware klokken dan slaat Dan zeggen de mensen zo stiekem "och gos" Daar is zeker weer een stukje aan los.
Refrein
Er kwam op een morgen eens heel vroeg bij mij Marij van de bakker, zo vrolijk zo blij Zij sprak "lieve koster, ik ben morgen de bruid" "Je zorgt er dus wel dat de klok wordt geluid".
Refrein
Ik keek door mijn bril eerst ’t meisje eens aan En vroeg; "welke klok moet ik voor jou laten slaan" Ze had van mij deze vraag niet verwacht Ze werd er daar door van haar stukken gebracht.
Refrein
Ze wist niet wat ze daarop antwoorden moest Maar de koster die kende zijn klantjes zo goed Ik sprak er: "lief meisje, ik ben heus geen venijn Maar het zal toch de zwaarste der klokken moeten zijn".
Refrein
"Och"schreide het meisje "ach doe het toch niet Als Jan het zou horen, hij trouwde mij niet Zeg laat er dus morgen de lichtste klok gaan En rammel de zware maar als ’t is gedaan".
Refrein
’t Zilveren uurwerk
Hij trok het schuifken open het knaapje stond aan zijn zij en zag het uurwerk liggen "Och grootvader, geef het mij"
"Ik zal het u wel eens geven, toekomend jaar misschien, al gij wel leert en braaf zijt" sprak de oude "we zullen zien".
"Toekomend jaar" sprak ’t knaapje "maar grootvader dan zoude gij lang reeds kunnen dood zijn, ge zijt zo oud, zo ziek en zo zwak".
De oude man stond te peinzen en dacht "het is wel waar" en zijn lange vingers streelden het knaapjes krullend haar.
Hij nam het zilveren uurwerk met de zware keten erbij en lei ze in de gretige handjes "komt nog van je vader" sprak hij.
(enige tijd later)
Er was een grafje gedolven de scholieren stonden er rond en een oude grijsaard boog met moeite nog enen knie naar de grond.
Het koele ochtendbriesje speelde om zijn haren zacht het gele kistje zonk neder arm knaapje, wie had dat gedacht.
Hij keerde terug naar zijn woning de oude vader, en weende zo zeer en lei het zilveren uurwerk in ’t oude schuifken weer.
’t Zonnetje gaat van ons scheiden
't
Zonnetje gaat van ons scheiden
Refrein: Hoort
gij, hoe 't klokje met lieflijke klank
Schemering
daalt op de dreven
Refrein:
Welkom,
verkwikkelijke avond
Uit volle borst Wijze: Blonde Mientje
Nu een liedje van gij uit volle borst Ik heb zo’n dorst, ik heb zo’n dorst Daarom als ik nie gère ’n borreltje zie Spperstie, sapperstie Want ik heb zo gère snevel en cognac Heb ik de kaans, dan steek ik nog wè in mijn zak Alles is in deze tijd zeer wellekom Zonder bon, zonder bon
Ik geleuf, ’t bruidspaar is ôk danig in d’r schik Dikke mik, dikke mik En wij hebben ’t hier ôk goed naar onze zin Schenk maar in, schenk maar in We kunnen hem niet leeg of vol zien staon Durom pakt ‘m vaast en klinkt ons efkens aon ’t Bruidspaar gift ’t vurbild zo ge ziet Geneert oe niet, geneert oe niet
Denkt mee ’t straks naor huis toe gaon Denkt eraon, denkt eraon, Dè tér kilometerpaoltjes, huiz, en bomen staon Denkt eraon, denkt eraon ’t Licht dè braant nie, dus durom ôk nie te vlug ieder nimt z’n ègen vrouw mee op zunne rug Dè geldt dus ôk vur bruidegom en bruid Schai mar uit, schai mar uit.
Voor de bruidegom Wijze: zie de maan schijnt………
Man, wat zal je nauw gebeuren Ga je in de huwelijksschuit Want als je daar eenmaal in zit Dan kom je er niet meer uit Want al kijk je nog zo blij ) Je zit toch in de gallei ) 2x
Aan je benen zit een ketting En die ketting aan een bank Heel je leven moet je roeien En een standje is je dank Vrouwtje is de kapitein ) Ventje moet gehoorzaam zijn ) 2x
Op die huwelijkreis kan het spoken Erger dan de ijselstroom En je schuitje het riet in sturen Is wel ,leuk maar ook heel sloom Dan roept vrouwtje vast heel plecht ) Man toch houd je roertje recht ) 2x
Luister naar het commanderen Man vooruit; man achteruit Man je spat zo met de riemen Man ik val haast uit de schuit Ventje stop eens, kijk eens hier ) Man, je krijgt een passagier ) 2x
En wanneer je schuitje vol wordt Man dan trekt de schuit zo zwaar Je moet roeien dat je scheel ziet ’n Druppel zweet aan ieder haar. Man, wat doe je in de boot ) Je moet roeien tot de dood ) 2x
Voor het bruidje Wijze: Hup Holland Hup……..
Hup bruidje hup! Heden noemt men u voortaan mevrouw Hup, bruidje hup O, je zult het weldra merken gauw Hup, bruidje hup Houd maar altijd goede moed Want je krijgt in het huwelijksleven Moog’lijk kruis en tegenspoed
Hup bruidje hup! O, wat heerlijk nu getrouwd te zijn Hup, bruidje hup Houd het goed humeur dan gaat het fijn Hup, bruidje hup Leef in harmonie en vree Ja dan is het huwelijksleven Een genot voor alle twee
Hup bruidje hup Heel veel sterkte en ook houd je taai Hup bruidje hup Dan is het leven heus nog lang niet saai Hup bruidje hup Veel geluk en treur maar niet En leeft dan gelukkig samen Dat is de wens van ons lied!!!!!
Wat is er die hemel duister
Wat
is er die hemel duister
Ach
hadden mijne ogen
Ach
hadden mijne lippen
Want
ach die valse jongen
Ik
moet een rouwkleed dragen
Want
ach die valse jongen
Ach,
meisje wil niet wenen
Welkomstlied Wijze: In ’t bronsgroen eikenhout
Welkom bruidspaar in deez’ stond in dit feestelijk oord Waar een juichtoon u ter eer, daav’rend wordt gehoord Waar een blijde vriendenschaar zich met u verheugt Waar u wordt hooggeacht; daar is ’n blijde vreugd (bis)
Welkom bruidspaar, deze dag is voor u zo schoon Nu gij in ons midden op de huwelijkstroon Waar men milde bloemenpracht u ter eer vertoond Waar hechte trouw is, waar de liefde woont (bis)
Welkom bruidspaar heel uw heil, ligt nu aan ’t hart Blijf nog lang voor ons gespaard, vrij van alle smart In de toekomst zij voor u, slechts een rozengaard Heil u, want uw geluk is ons alles waard (bis)
Dierbaar tweetal, onze bee, stijge u ter eer Zegen op uw verd’ren weg, sterke u ter meer Blijf als steeds uw plicht getrouw, met een vroom gemoed Trouw blijft uw beider leus, liefde ’t hoogste goed (bis)
Welkomstlied (Wijze: "Wien Neerlands Bloed")
Weest welkom hier, o zilveren paar Thans onze zang gewijd Komt feestgenoten met elkaar Zingt mee verheugd verblijd Kom brengen wij op blijden toon De wensen welgemeend En smeken wij aan ‘s-hemels troon ) Blijf als paar nog lang vereend ) 2x
Hun echt nu reeds een kwart eeuw oud Was altijd hecht en sterk Geef God, dat eens een kroon van goud Zal rusten op uw werk Eens rusten zij op ’t grijze hoofd Van trouw en huwelijksmin Geen macht die hun die troon ontrooft ) Zij voert ten hemel in ) 2x
Ja zilveren paar, zo hoog geschat Voor allen hier vereend Het loon dat trouwe liefde wacht Ja ’t worde u eens verleend Een blijde toekomst wacht uw bei Tot hoge ouderdom Dat bidden en dat wensen wij ) O bruid en bruidegom ) 2x
Welkomstlied 3 Wijze: Waar de blanke top der duinen..
Welkom op deez’ blijde morgen Van dit schone huwelijksfeest Welkom nu gelukkig bruidspaar Ja, verheugd en blij van geest En wij zingen luid en fier ) Bruidspaar lief, wees welkom hier ) 2x
Straks hebt gij uw woord gegeven En uw jawoord blij gezegd Altijd zult gij daarnaar streven Immer blijft die band gehecht Heerlijk is die levensstaat ) Wees een paar in woord en daad ) 2x
Thans nu danken wij van harte God die dit geluk u gaf En wij smeken nieuwe genade Voor uw verder leven af Luide klinkt nu feestgezang ) Bruidspaar lief, o leve lang ) 2x
Welterusten
Als men jong en pas getrouwd is Voor het naar bed gaan zegt je vrouw Zul je alles wel goed nazien Mannie ik vertrouw op jou Als jij leiveling alles naziet Ben ik gerust en voel ik me verlicht Als mijn schat niet zo bezorgd was Heus ik deed geen oog meer dicht.
Heb je Fikkie uitgelaten? Ja schattige honnepon Deed je kolen op de kachel? Ja schat, ik deed er kolen op Heb je overal goed gesloten? Ja poes, ik heb overal aan gedacht Dank je lieveling, ik ga slapen Welterusten, goede nacht.
Als je een jaar of tien getrouwd bent Is er wat verandering Zij zegt niet zo vaak meer engel Zij zegt minder lieveling Als je ’s-avonds moe naar huis komt Ga je het liefst heel vroeg naar bed Maar voor dat je in het ledikant ligt Dan begint al weer de pret.
Heb je Fikkie uitgelaten? Ja dat vod was weer aan de rol Deed je kolen op de kachel? Ja, die ligt hartstikke vol Heb je overal gesloten? Ja, ik heb overal aan gedacht Wat moet je nu weer? Nee… ik ga slapen Welterusten, goede nacht.
Als je twintig jaar getrouwd bent Ga je graag alleen op stap En als je dan wat scheef naar huis komt Hoor je haar kijfstem op de trap Zo ben je daar al ouwe boemelaar Schaam je zwabber van een vent Even later hoor je de vragen Die je al van buiten kent.
Heb je Fikkie uitgelaten? Mens dat loeder is toch van jou Deed je kolen op de kachel? Is dat mijn werk, ga nou gauw Heb je overal goed gesloten? Mens jou stellen ze niet hoor Dat had je vroeger moeten zeggen Kop dicht, leg je op een oor.
Maar als je vijftig jaar getrouwd bent Is de leeftijd geen bezwaar Want dan ben je als oude mensen Aangewezen op elkaar Als de avond van je leven Saam kan worden doorgebracht Zonden van je jeugd zijn vergeven Vraagt jou schat nog iedere dag.
Heb je Fikkie uitgelaten? Ik, ja of ie brandt Deed je kolen op de kachel? Oh, die ligt al in zijn mand Heb je overal gesloten? Ik heb overal aan gedacht Hier is je warme kruik hoor oudje Welterusten, goede nacht.
Werkmanslied
Met mannenkracht zij 't werk volbracht der dagelijkse taak! Gegeven al ons werkerskracht aan nijverheid en zaak! De last van d'arbeid te verduren is mens- en christlijk schoon: maar 't drukt ons in ons werkersuren, dat ongenoegzaam loon. Het moet omhoog (bis) het moet omhoog, omhoog, dat loon.
Wij hebben zorg voor onze vrouw die liefde aan ons verbond; wij zijn haar dankbaar om de trouw waar z'ons ter zij mee stond. Voor haar staan w'achter hoge muren om haar is 't werken schoon! Maar 't drukt ons in ons werkersuren dat ongenoegzaam loon. Het moet omhoog, (bis) het moet omhoog, omhoog, dat loon.
De kindren, ons door God vertrouwd, de hoop van ons geslacht, die hangen met hun onderhoud aan 't loon, door ons gebracht. Zo schamel staan die vaak te turen in kleer en kost en woon! Het loon van onze werkersuren is ongenoegzaam loon! Het moet omhoog, (bis) het moet omhoog, omhoog, dat loon.
Daarom vooruit, met mannenmoed! Vooruit naar kerelsaard! Voor vrouw en kroost, voor 't eigen bloed wie werkt is 't leven waard! Niet langer mag d'ellende duren! Niet langer duur' de hoon! Wij vragen voor ons werkersuren voortaan genoegzaam loon. Het moet omhoog, (bis) het moet omhoog, omhoog, dat loon.
Wie zijn de helden van dit feest Wijze: Al is ons prinsesje…
Wie heeft de sleutels van het huis die daar Wie komt er ’s-avonds nooit laat thuis die daar Wie is de trouwste, braafste man Omdat hij toch niet anders kan die daar, die daar, die daar (bis)
Wie heeft haar ogen steeds gericht die daar Op hem die immer doet zijn plicht die daar Wie is nooit voor het laatste woord Als manlief somtijds is verstoord die daar, die daar, die daar (bis)
Wie is de koning van dit feest die daar Wie is er voor zijn vrouw bevreesd die daar Wie heeft veel vreugde in het echt Wie mint zijn gade zo oprecht die daar, die daar, die daar (bis)
Wie zijn de oorzaak van de pret die daar Wie heeft het er nu eens opgezet die daar Wie wensen wij nu blij te moe Die innige vriendschapswensen toe die daar, die daar, die daar (bis)
Dus wijst nu allen op dit paar die daar Ja wijst naar hem en wijst naar haar die daar Steekt allen flink de vinger uit Leev’gelukkig bruidegom en bruid hoezee, hoezee, hoezee, (bis)
Zilverdraden tussen goud Lieveling
de jaren knagen Refrein:
|