INHOUD VAN BEUNINGEN
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO
SPECIAAL
KUNST
FOTOGRAFIE

Print deze Pagina

Guy van Beuningen (1911-1970)

EEN VREEMDE EEND IN DE BRABANTSE BIJT

 


Illustratie: Eppo Doeve

Monsieur Jean Toebaeckx, die prat ging op zijn Waalse afkomst, had in Brabant een bloeiende papierfabriek opgericht. Zoals dat in die dagen gebruikelijk was, sprak hij bij plechtige gelegenheden Frans, maar dan met een afschuwelijk Tilburgs accent. Over zijn Nederlands zwijg ik maar liever. Niettemin waren Jean en Rosalie bij iedereen heel gezien en behoorden ze tot de notabelen. Ze waren zeer vroom en vervulden met een haast mystieke eerbied hun christelijke plichten. Omdat hij een voor die dagen vooruitstrevende sociale politiek ten opzichte van zijn werknemers voerde, werd nonkel Jean zoals ze hem noemden, door zijn mensen als het ware op de handen gedragen. Hij had genoeg Brabantse humor om zo nu en dan met de plebaan overhoop te liggen en in zijn gesprekken of in zijn brieven met deze geestelijke noemde hij zichzelf steevast 'uw dienstwillige, godvruchtigste parochiaan'.

Het geluk van de heer en mevrouw Toebaeckx werd slechts door één wolk verduisterd. Na de geboorte van hun eerste zoon had Roos haar man geen kinderen meer kunnen geven, en omdat in Brabant een talrijk gezin als iets vanzelfsprekends geldt, was er toch wel een beetje verdriet in hun leven. Ze hadden echter in Louike een grote troost. Tot in de verre omtrek stond hij bekend als de oppassendste en trouwste zoon die een echtpaar zich maar wensen kan. 

Hij dronk nooit een glaasje te veel, ging nooit naar de meisjes in Antwerpen of Brussel en hield zich ver van de jonge dames uit eigen streek. Als hij al eens op een feestje kwam, dan ging hij met een vrijerijtje nooit verder dan een handje vasthouden of gaf na afloop niet meer dan een vluchtig zoentje op de wang. Het mag dan ook een wonder heten dat moeders met huwbare dochters van alles probeerden om deze jonge, rijke, knappe en bovendien serieuze jongeman als schoonzoon te veroveren. Dat bleek een moeilijke, om niet te zeggen een onmogelijke opgave, want op zijn vijfentwintigste was Louike nog altijd niet getrouwd. Hij werkte nu al jaren in het bedrijf van zijn vader en tweemaal per jaar vergezelde hij hem ook op zijn reis naar het verre Finland om hout te kopen voor de papierfabriek. Dat deed hij altijd bij dezelfde relatie, een oude baron van Russische afkomst die in het land der duizend meren grootgrondbezitter was en uitgestrekte bossen in eigendom had.

En toen gebeurde er opeens iets dat niemand verwachtte. Er werden telegrammen uitgewisseld, er werd in stilte onderhandeld en ten slotte werd de toestemming gegeven: Louike trouwde met de dochter van de boseigenaar. Dat sloeg natuurlijk in als een bom, maar het had niet doeltreffender kunnen gebeuren. Vader Toebaeckx kende het beeldschone meisje van zijn vele reizen naar de hoofdstad van het land die toen nog Helsingfors heette en gaf met een gelukkig hart zijn toestemming. Verbijstering en vreugde overvielen hem tegelijk. Eindelijk dan een vrouw voor Louike, eindelijk ook kans op een kleinzoon...

Het ging echter niet gemakkelijk; er waren veel problemen die om een oplossing vroegen: geloofsverschillen, ambtelijke paperassen... maar is het niet Tartuffe geweest die eens gezegd heeft: 'De hemel verbiedt bepaalde dingen, maar weet er ook wel een mouw aan te passen.' Ewe trouwde als orthodoxe voor de pope. Ma voelde zich te oud voor de reis naar het verre Finland, maar monsieur Jean vertrok na jaren weer eens naar Helsingfors. Ook op zakelijk gebied bleek het huwelijk een succes te zijn. Louike's schoonvader, de rijke Fin, investeerde een aanzienlijk kapitaal in de papierfabriek van Toebaeckx, terwijl de Brabander zijn belangen voor een deel bij Kuuonen onderbracht. Na de luisterrijke huwelijksplechtigheid in Finland volgde een huwelijksmis met veel ceremonieel in Hagenbosch waarbij alle plaatselijke notabelen aanwezig waren. Het echtpaar Kuuonen logeerde in het deftigste hotel dat de stad kende, maar dat kwam voornamelijk omdat Roos niet één woordje van over de grens sprak, terwijl mevrouw Kuuonen zich alleen maar met een paar woorden Duits kon behelpen die dan nog op een onverstaanbare wijze gemompeld werden.

De meisjes en de moeders uit Hagenbosch en hun familieleden voelden zich diep teleurgesteld en waren tegelijkertijd ontzaglijk jaloers. Het Finse meisje was een echte schoonheid. Niemand had ooit zo'n mooie jonge vrouw gezien. Ze had haar zo blond als koren en haar ogen hadden de blauwe diepten van de meren van haar land. Ze was niets minder dan een sensatie. Bovendien bleek Ewe ook hoogst intelligent. Ze sprak vloeiend Frans, Duits en Engels en alle plaatselijke schoonheden stonden bij haar vergeleken dan ook onmiddellijk in de schaduw. Het mag een wonder heten, maar na enkele maanden sprak ze al 'n aardig mondje Brabants. Er was dus alle reden om te juichen vooral toen korte tijd later het grote nieuws bekend werd waarnaar alle grootouders verlangen. Ewe was een wonderlijke jonge vrouw, van een superras, maar ze was ook netjes, bescheiden en ingetogen.

Maar zoals alles had ook dit schijnbaar gelukkige huwelijk zijn schaduwzijde. Het duurde niet lang of Ewe bracht het dorp in opspraak door haar veel te vrijmoedige Scandinavische omgangsvormen en opvattingen. Ze was zeer sportief en bijzonder gesteld op paardrijden. Daarvoor gebruikte ze een herenzadel en dat werd als een onvergeeflijk schandaal beschouwd. Ze hield van schieten en zwemmen, dat laatste deed ze zelfs nog in november en ze maakte kilometers lange wandelingen. Louike telde algauw niet meer mee. O, ze lonkte niet naar andere mannen, dat nooit. Ze rookte rustig sigaren en soms zelfs een pijp, maar ondanks al haar vrouwelijke charmes leek ze in haar gedrag eerder op een man.

Daarbij kwam dan nog de drank en dat was veel erger. Voor het zoete spul dat de dames in die dagen dronken, had ze alleen maar verachting en ze trok zelfs haar neus op voor een advocaatje, een glas madeira of 'n likeurtje. Al vroeg in de morgen kwamen de jonge en oude klare op tafel, weldra gevolgd door de wodka. Dit geestrijke vocht werd in grote kisten door haar vader afgezonden. Toch ging ze met dit alles niet te ver. Ze was nooit dronken, dat heeft tenminste niemand ooit gezien, maar na twee glazen begon ze al te praten als een helderziende. Ze had het dan over de geest van een Hugenoot die 's avonds rondom het huis dwaalde en later, als de twee glazen door nog ettelijke andere gevolgd waren, gingen de verhalen over trollen en elfjes die door de tuin dansten.

Nu werden ook algauw haar avonturen van vóór haar huwelijk bekend. Nee, dat waren geen schandaaltjes met mannen geweest, geen amoureuze escapades. Ze was eens moederziel alleen drie dagen lang te voet door Lapland getrokken op zoek naar een Magiër die ze wilde spreken. Die man had haar nooit eerder gezien, maar wel onmiddellijk herkend en na twee dagen mediteren, had hij haar de toekomst voorspeld. De Brabanders wisten niet meer hoe ze het met de jonge mevrouw Toebaeckx hadden. Niemand had ooit van Lapland gehoord en men sloeg steil achterover toen ze vertelde getuige te zijn geweest van een gevecht tussen een man en een beer. Ze had angstig toegekeken vanuit de top van een zwiepend berkeboompje. De man was alleen gewapend met een mes en het gevecht had dan ook de hele dag geduurd.

Voor de eenvoudige inwoners van een provinciestadje zoals Hagenbosch, was dit alles natuurlijk te veel. Men ging haar uit de weg; de arme Ewe werd voor krankzinnig aangezien en de enige troost die haar overbleef, was dan ook... de drank. Toch gaf ze zich niet direct gewonnen. Drie zoons schonk zij haar man en tot het laatst bleef ze fier, trots en ongenaakbaar. Maar toen was het gedaan. Op een nacht verdween ze - met de noorderzon vertrokken, zei men. Nooit heeft men kunnen achterhalen waar zij heengegaan is, en het arme Louike, dat rooms getrouwd was, heeft het zijn verdere leven zonder een vrouw moeten doen.

En de moraal van deze vertelling? Dat weet ik niet, of het zou moeten zijn: Bezint eer ge begint.