INHOUD VAN BEUNINGEN
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
AUDIO
SPECIAAL
KUNST
FOTOGRAFIE

Print deze Pagina

Guy van Beuningen (1911-1970)

VREEMDE FIGUREN UIT HET HAGENBOSSCHE


Illustratie: Eppo Doeve
In iedere stad en in iedere streek kent men speciale typen; het zijn mensen die opvallen door hun uiterlijk, hun optreden of hun manier van doen. De bisschopsstad Hagenbosch, tevens garnizoenstad, was er in ieder geval ruimschoots van voorzien.

Enkele keren per week mochten we om de beurt met grootvader mee naar de stad om boodschappen te doen. In het begin gebeurde dat nog met het rijtuig, maar later werd de koetsier tot chauffeur bevorderd. We hadden niet alleen dikwijls enorm veel plezier in de stad, maar in verschillende winkels schoot er ook nog wel eens wat voor ons over.

Veruit de merkwaardigste figuur was de trotse eigenares van een groentewinkeltje in een verschrikkelijke achterbuurt. De meeste bewoners uit die buurt, of liever gezegd, hun huisvrouwen, verdienden er graag wat bij met het oudste beroep ter wereld. Hun echtgenoot zette zich dan op een stoel bij de voordeur en geluiden die niet voor het publiek bestemd waren, overstemde hij met zijn harmonika.

De verkoopster bleef echter in het rechte spoor; zij was trouwens zó afschuwelijk lelijk dat ze maar weinigen in verleiding kon brengen. Ze had gitzwart haar en haar donker uiterlijk bewees onmiskenbaar haar Spaanse afkomst. 

Het goede mens heette Sjo en woonde samen met haar stokoude moeder op een open zolder boven de winkel. Dat oudje durfde de steile trap niet meer af, maar dat was geen bezwaar want Sjo sloeg dan een arm om haar middel en sjouwde aldus het vrachtje de trap af. Tegen haar klanten had ze altijd het laatste woord, en wanneer grootmoeder het waagde om af te dingen, dan gaf zij haar vinnig ten antwoord: Nou, neem die worteltjes dan maar mee voor een stuiver minder, want vanmorgen heb ik ze voor die prijs aan een van Freeriks verkocht. Voor jullie vrouwen blijft toch niets geheim. Ze was tot ver over de oren verliefd op die knappe chauffeur die van zijn charmes op zon uitstekende wijze gebruik wist te maken. Op die manier lukte het de man nogal eens gratis groente en fruit voor zijn gezin te bemachtigen.

Een ander type was de deftige, door en door voorname kruidenier. Hij was lang, mager en bleek en had een muizekop. De arme man kon niet tegen drukte; het maakte hem zenuwachtig als wij met velen tegelijk in de winkel stonden en om blikjes vroegen die bovenop de kast stonden. Het liep er dikwijls op uit dat hij de hele stapel omstiet die dan kletterend en rammelend op de vloer viel terwijl de blikjes overal heen rolden. Dan holden we geschrokken de winkel uit en hoorden achter ons de schrille stem van de kruidenier die jammerend steeds maar: Pardon Pardon riep. Op een keer nam grootvader het voor de arme drommel op en verbood ons de man nog vaker te plagen.

Behalve de groentewinkel en de kruidenierszaak was er ook nog de heerlijke sportwinkel van Dooienberg. Het uiterlijk van deze man was in lijnrechte tegenspraak met zijn somber klinkende naam, want hij had blozende wangen en was corpulent en zo is hij gebleven tot hij het tijdelijke met het eeuwige verwisselde, zoals men dat noemt. Met grimmige Hagenbossche humor heette hij van toen af aan den Dooie zaliger.

Mijn grootvader, die ook nog lid van de gemeenteraad was, vertelde eens een kostelijke anecdote die hij op een der raadsvergaderingen had gehoord. Er moest een voor die tijd tamelijk revolutionair besluit genomen worden, n.l. het bouwen van een openbaar badhuis. Het oudste raadslid was er vierkant tegen en zette zijn argumenten kracht bij met de bewering: Ik ben in alle eer en deugd tachtig jaar geworden zonder dat er ooit een druppel water over mijn rug gelopen is Ook de modernisering van het openbaar vervoer, de vervanging van de paardetram door de stoomtram, kon zijn goedkeuring niet wegdragen. Rook is slecht voor de gezondheid en veuls te gevaorlijk zei hij. En zo bleef het lange tijd bij het oude. Het grote plein, de Parade, kwam iedere winter blank te staan zodat de kinderen op stelten of per roeiboot naar school moesten. Maar dat kwam omdat men tegen verbetering in moderne zin opzag.

In nog geen vijftig jaar is alles echter radicaal veranderd. Toen ik onlangs in Hagenbosch was, bleek er nog maar één winkel uit grootvaders tijd meer over te zijn. Dat was de zaak van de koekverkoper, de zaak met de wenteltrap en de gekleurde muisjes in de stopflessen.