INHOUD VAN BEUNINGEN
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
BRABANTS
INTERVIEWS
SPECIAAL
KUNST
FOTOGRAFIE

Print deze Pagina

Guy van Beuningen (1911-1970)

Herinneringen aan Brabant

OVER DE NOTARIS EN NOG WAT

 


Illustratie: Eppo Doeve

Zoals iedereen weet, ligt niet ver van de oude bisschopsstad het veeloudere dorp Veghts. Tussen de beide plaatsen heerste over allerlei dingen groot verschil van mening en in de enige krant die in deze streken verscheen, de roemruchte Oprechte Hagenbossche, die op een veel besproken verleden kon terugzien, zagen penruiters van velerlei pluimage hun fraai en minder fraai gestelde ingezonden stukken gepubliceerd. De meerderheid van de bevolking van Veghts bestond uit boeren en arbeiders, meestal bouwvakkers, en een tamelijk groot aantal notabelen die de benauwdheid van de nabijgelegen provinciestad en hun werk aldaar ontvluchtten voor prachtige streken uit de omgeving. Tot deze elite behoorden vele leden van de rechtbank, het ganse militaire gerechtshof, vele gepensioneerden, twee heren doktoren en de onmisbare notaris die in de volksmond algauw 'Ome Taris' werd genoemd. Hij bewoonde met zijn vrouw en enkele bedienden 'n villaatje op een verrukkelijk stukje grond, omringd door opgaand geboomte zoals dit in saaie ambtelijke stukken heet. Voor het huis lag een kleine vijver waarin ieder jaar goudvissen en karpers werden uitgezet. Dat gebeurde niet alleen voor de pronk, maar deze dieren maakten zich vooral nuttig als vliegenhappers. Het natuurschoon mocht hier dan al bewonderenswaardig zijn, met eeuwenoude eiken en beuken, met vennen en uitgestrekte heidevelden, het dorp werd niettemin iedere zomer geteisterd door een ware muggenplaag.

Notaris van Ham was als persoon iets unieks en beslist de moeite van het zien waard. Hij was zó gesteld op wild dat hij twee stropers in vaste dienst had die hem fazanten, hazen, konijnen en wat al niet bezorgden, zodat hij praktisch het gehele jaar een stukje wildbraad op tafel had. Het politiekorps, dat uit drie veldwachters en een paar verkeerd gestationeerde marechaussees bestond, wist dat evengoed als ieder ander. Maar men weet hoe het gaat - een notaris staat min of meer boven de wet.

Hij reed in een stokoud vehikel dat nog met kettingen werd aangedreven als ik het mij goed herinner. Bovendien had hij nog een vuurrode wagen waarvan de kap bij mooi weer teruggeschoven kon worden; dit voertuig was uitgerust met twee geweldige koperen koplampen en een vervaarlijk klinkende toeter die aan het geheel iets schrikaanjagends gaf.

Tweemaal per jaar reed de notaris in deze auto voor het huis van mijn grootvader. Zo gauw wij dat merkten, verscholen wij ons op de bovenverdieping achter de gordijnen om het indrukwekkende schouwspel gade te slaan. Het was echt de moeite van het zien waard hoe notaris van Ham zijn tweehonderdveertig pond met behulp van zijn echtgenote uit hun staatsiekaros hees.

Mevrouw van Ham hield vanwege het stof haar gezicht bedekt met een dichte voile, terwijl haar man een angstwekkend uitziende stofbril droeg. Het leven van deze notaris zou misschien zonder schokkende gebeurtenissen zijn verlopen als zijn weledelgestrenge niet tweemaal per maand naar de schone stad Brussel toog om zich daar ‘de nagels te laten knippen’. Pedicure en manicure waren in die dagen onbekende dingen in Hagenbosch en de notaris had dus geen andere keus dan naar Brussel te trekken. Mevrouw bleef in haar statige woning stil en zwijgend achter tot haar wederhelft aanzienlijk verjongd en met opvallend meer energie na drie dagen zijn plaats achter het bureau weer innam.

De heer van Ham was echter niet de enige die de zondige stad Brussel met een regelmatig bezoek vereerde en de provincie ontvluchtte om zich te verlustigen aan opera's, concerten, musea en andere duistere zaken die geen daglicht konden velen.

Vele stad- en plaatsgenoten bezochten echter dezelfde kunsttempels zodat er niet zo erg veel geheim bleef en dan kwamen later op de sociëteit de tongen los. Dan werden de praatjes aangedikt met roddel en kwaadsprekerij en al gauw deed het gerucht de ronde dat de hooggeachte heer van Ham door een zekere mademoiselle Léonie van zijn eksterogen en ingegroeide nagels afgeholpen werd. Die praatjes deden de ronde vanaf de sociëteit tot de echtelijke sponde en van het theekransje tot aan het borreltje voor de tapkast, en het duurde dan ook niet lang of Hagenbosch en Veghts waren tot in de kleinste bijzonderheden op de hoogte van de escapades van de heer van Ham in Brussel. En zoals dat met zovele dingen het geval was, meende een pastoor met goede bedoelingen zich met deze kwestie te moeten inlaten. Op zekere zondag hield hij onder de hoogmis een donderpreek die de beminde gelovigen zich nog lang herinnerden. Het ging over onkuisheid en onmatigheid, over de te rijkelijke geneugten van koppige, zware bourgogne en de grote gevaren van taveernen en vrouwen van lichte zeden.

Vele parochianen verborgen hun rode gezicht lachend in een zakdoek; er werd heimelijk gekucht en met voeten geschuifeld, want ofschoon deze preek voor de hele parochie werd afgestoken, wist iedereen maar al te goed dat ze slechts voor één enkele persoon bestemd was. Van Ham deed echter of de hele zaak hem geen zier aanging.

Maar toen gebeurde er iets. Korte tijd later kreeg de notaris tijdens een van zijn escapades een beroerte, een zware hartaanval of een 'beslag' zoals de Brabander het noemt. Met veel moeite en zorg werd de arme kerel naar zijn woonplaats vervoerd, waar zijn vrouw hem met geklaag en gejammer opwachtte. Maar er wachtte hem nog meer -- de boetepreek van de pastoor over hel en verdoemenis die de notaris het zondige van zijn leven op een niet mis te verstane wijze voor ogen hield, kreeg hij iedere dag te horen. Verloren zou hij zijn, voor God en de eeuwigheid als hij de losbandigheden uit zijn liederlijk verleden niet goed maakte en geen boete deed.

Notaris van Ham heeft het niet lang meer gemaakt; enkele weken na de attaque verwisselde hij het tijdelijke met het eeuwige en werden de nabestaanden bijeengeroepen voor het openen van het testament. Zelden of nooit hebben erfgenamen na een verscheiden zó'n teleurstelling beleefd als dat het geval was bij het voorlezen van het testament van wijlen de hoogwelgeboren, weledelgestrenge heer notaris van Ham, die heel zijn vermogen bleek te hebben nagelaten aan mademoiselle Léontine Beulemans als dank voor de jarenlange trouwe staat van dienst en de geneugten des levens die zij hem zo overvloedig had verschaft.

Er volgde natuurlijk een geweldig schandaal. De erven betwistten de rechtsgeldigheid van het testament, verzetten er zich tegen met alle middelen waarover zij beschikten en vochten voor hun rechten als leeuwen. Uiteindelijk werden Léontientje en de onterfde familie het toch wel eens. De schone Brusselse kreeg een afkoopsom zodat ze uiteindelijk de man van haar hart kon trouwen en in een deftige wijk een estaminet kon beginnen.

Mijn grootvader beweerde bij hoog en bij laag dat dat café In den spytigen duvel heette, maar of dat waar is, heb ik nooit kunnen achterhalen.