CuBra
INHOUD VAN RIJSWIJK
HOME
AUTEURS
TEKSTEN
AUDIO
BRABANTS
FOTO
KUNST
SPECIAAL

Copyright 2012 Henk van Rijswijk & Stichting CuBra


Henk van Rijswijk

 

Herinneringen aan Mulo A en B

 

Mulo A.

Het woordje Mulo stond voor "meer uitgebreid lager onderwijs." Achteraf gezien heb ik heel veel geluk gehad met de keuze van de Norbertus-mulo om daar vervolgonderwijs te volgen. In augustus 1946 startten de fraters deze nieuwe school met één eerste klas van 37 leerlingen in het oude gymnasium van de fraters aan de Lange Nieuwstraat 222. De schooltijden liepen van 08.30 uur tot 12.00 uur en van 13.30 uur tot 17.45 uur. Tot op dat moment waren er maar twee Mulo-scholen. Aan de Korvelseweg voor leerlingen van boven de spoorlijn en aan de Koestraat voor leerlingen van onder de spoorlijn. In dat betreffende jaar hadden meer dan 100 jongens toelatingsexamen gedaan en dus moest snel een derde school worden opgericht. Omdat de Lange Nieuwstraat in de volksmond "de Klinkert" heette vanwege de stenen die in het wegdek lagen, kreeg de Norbertusmulo die naam ook als bijnaam. Dat gymnasium stamde nog uit de tijd van de oprichting van de fratersgemeenschap. Toen traden fraters en priesters in dezelfde gemeenschap in met als overste een priester. Maar in de loop van de tijd bleek dat toch niet zo erg goed te werken want de priesters voelden zich ver verheven boven de fraters en voelden zich te goed voor het eenvoudige lagere onderwijs aan Brabantse jongens. Daarom werd een gymnasium door de fraters opgericht met de bedoeling om de priesters onderwijs op een hoger niveau te laten geven. Toen de Mulo er startte was het gebouw verouderd en de sanitaire voorzieningen maar vooral de speelplaats van zand maakten een sobere indruk. Dat kan niet gezegd worden van het onderwijs dat er werd gegeven. Dat werd bijna geheel gegeven door frater Chromatius, een echte Brabantse volbloed uit het onderwijsvak. Hij gaf les in Nederlands, Frans, Engels, Algebra, Meetkunde, Menskunde, Natuurkunde, Boekhouden, Handelsrekenen, Handelskennis, Aardrijkskunde en Geschiedenis. In zijn eentje verzorgde hij dus alle lessen uitgezonderd Duits. Daarvoor was in dat eerste schooljaar de heer Krebber, toen 31 jaar, ingehuurd. Die was onderwijzer van de lagere school in de Stedekestraat en die school moest altijd eerst uit zijn voordat hij beschikbaar was. Om die reden stond Duits altijd aan het eind van de dag op het rooster. Chromatius was op dat moment 32 jaar (geboren 26 mei 1914) en in het bezit van de onderwijzersakte, hoofdakte en de bevoegdheden L.O Frans, M.O Engels en M.O. pedagogiek. In het tweede leerjaar toen de school tweemaal zo groot werd, werd het onderwijzersteam uitgebreid met frater Liberatus, toen 60 jaar en de heer Knaapen, toen 29 jaar. In het derde leerjaar kwamen de fraters Johan, 42 jaar en Adjutor, 36 jaar er nog bij. De "geestelijke verzorging" was in handen van de kapelaan van de parochie Gasthuisstraat de heer François. Een kleurloze man die voor mij niets wezenlijks heeft betekend. Maar kennelijk viel de school onder het kerk- en schoolbestuur van de parochie Gasthuisstraat en daarom werd François lid van het schoolteam. Hij was volgens de regels van het katholiek onderwijs toentertijd verantwoordelijk voor de godsdienstige vorming van de leerlingen. Hij deelde die verantwoordelijkheid met de andere leden van het onderwijzersteam. François werd in die tijd aangewezen als bouwpastoor voor de vredeskerk waarvoor op school een oud-papieractie werd gestart. In de drie jaren dat ik op de Norbertus Mulo heb gezeten, hebben we nooit les gekregen in een "eigen"gebouw. Het eerste jaar zaten we zoals gezegd in het oude schoolgebouw in de Lange Nieuwstraat en de twee andere jaren hebben we ingewoond bij de openbare school in de Molenstraat. En steeds ging ik te voet naar school. De drie schooljaren van Mulo A zijn voor mij tamelijk moeizaam verlopen en heb ik "met hangen en wurgen" de opleiding in drie jaren tot een goed einde weten te brengen. Vooral het eerste jaar was nogal moeilijk. Het tempo werd aangepast aan het gemiddelde niveau van de aanwezige leerlingen en hier waren leerlingen bijeengebracht die redelijk tot goed konden studeren. Daarbij heeft zeker ook een rol gespeeld dat de situatie bij ons thuis verre van ideaal was om goed te kunnen studeren. Er was nergens een aparte ruimte te vinden om me terug te trekken om de opgegeven stof goed te bekijken, het was er altijd druk, ik moest op bescheiden schaal meehelpen in de zaak door elke dag boodschappen te doen en onze pa was net hertrouwd. Daar komt bij, dat Chromatius nogal een doordouwer was die met zijn nieuwe school natuurlijk tegenover zijn oudere collega’s elders in de stad maximaal resultaat wilde behalen. In het tweede en derde schooljaar ging het een stuk beter, al heb ik nooit tot de besten van de klas behoord, wat vroeger op de lagere school en ook later wel het geval was. De uitbreiding van het team heeft zeker meegeholpen om sommige vakken nog beter uit de verf te krijgen. Natuurlijk waren het heel verschillende types die erbij kwamen, maar ze waren allemaal nodig om een goed functionerend team op de been te brengen. Chromatius was de organisator en onbetwiste leider. Knaapen was een techneut die je vooral klaarstoomde voor de examens. De andere drie waren echte schoolmeesters en dus ook echte vertellers. Zij kregen het voor elkaar dat de lessen doordrongen tot onder je huid. Nog altijd, ongeveer 60 jaren later, komen al deze figuren regelmatig ter sprake als we met vrienden samenzijn die destijds ook op "de Norbertus" hebben gezeten. De sterke kanten (vakmanschap, intellect, talent) en specifieke eigenaardigheden van de verschillende leerkrachten hebben diepe indrukken bij ons achtergelaten en de verhalen getuigen vooral van heel veel respect voor datgene wat zij voor ons hebben betekend. Het was heel plezierig dat zo ongeveer op hetzelfde moment een andere "oud-Norbertiaan", Gerard de Croon, op internet een boekwerkje met foto’s liet verschijnen met daarin zijn ervaringen en belevenissen met de fraters op de lagere school en de Mulo. Hij noemde het "Wapperende Togen". Het is opvallend dat daarin de leerkrachten van de Mulo zo ongeveer op dezelfde wijze worden beoordeeld als door mij. Maar tegelijkertijd komen daarin feiten naar voren die ik al weer was vergeten. Gerard heeft er geen bezwaar tegen als ik enkele delen van zijn werkstuk gebruik voor mijn "levenskroniek". Als ik nu de foto’s en een stukje film bekijk van eind jaren veertig begin jaren vijftig dan valt een aantal typische zaken op. Bij voorbeeld dat alle onderwijzers stevig rookten. Waarschijnlijk rookte het merendeel van de volwassenen toen wel. Ook de typische kleding voor die tijd valt op. In de zomer liep de mannelijke schooljeugd in korte broek en in de wintermaanden in een "plus four", een aan de onderkant bolvormig teruggeslagen lange broek ook wel polderbroek genaamd. Een stropdas was eerder regel dan uitzondering. Iedereen had een lange overjas of regenjas aan indien nodig. Er was nog geen sprake van jacks. Op de speelplaats werd nog "bokkesprong" gedaan en iedereen ging nog netjes in de rij staan voor het naar binnen gaan. De fraters beperkten zich in het geven van onderwijs op lagere scholen, mulo’s en kweekschool. Zij leidden voornamelijk op voor kantoorbaantjes en hadden goede relaties in dat circuit. De meeste leerlingen die hun Mulo-diploma behaalden, gingen dan ook meteen aan de slag. Ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van de school in 1986 heeft frater Chromatius een terugblik gegeven waarvan het gedeelte dat mijn tijd op deze school bestrijkt hier letterlijk is weergegeven.

"Het feit dat de Norbertus-mavo zich in 1986 gaat opmaken om het 40-jarig bestaan van de school te vieren, houdt in dat in Tilburg vlak na de oorlog de behoefte aan een nieuwe mulo-school voor jongens werd gevoeld. Het initiatief ging ditmaal niet uit van een of ander kerkbestuur en er viel aanvankelijk ook niet te voorspellen waar het gebouw zou verrijzen. Het hoofdbestuur van de fraters loste dit en nog andere problemen op door zelf als schoolbestuur te gaan fungeren. De school zou met één leerjaar beginnen en dan geleidelijk uitgroeien tot een volledige muloschool. Omdat het aantal leerlingen dat wettelijk vereist was voor een officiële oprichting het eerste jaar nog niet gehaald kon worden, werd de oprichtingsklas voor de wet ondergebracht bij de bestaande muloschool van De Besterd. Het nieuwe "hoofd" werd ingeboekt als leraar van de Aloysius-ulo en kon gaan optreden als beheerder van een dependance. Dat hield in – vergeet niet dat het één jaar na de oorlog was – dat er schielijk gezocht moest worden naar een voorlopig klaslokaal, naar schoolbanken, een schoolbord, naar iets wat door kon gaan voor lessenaar en ga zo maar door. Door de congregatie der fraters werd een ruim lokaal beschikbaar gesteld in het afgedankte gebouw aan de Lange Nieuwstraat, dat ooit het eerste gymnasium geweest was. De school aan de Stedekestraat had nog wat stichtende en leerzame platen waarmee de gaten in de muren gecamoufleerd konden worden. Frater Guliëlmo van de Korvelse school had zowaar nog een voortreffelijk schoolbord, dat in bruikleen kon worden afgestaan. De banken kwamen er, een soort lessenaar stond er al omdat niemand anders hem wilde hebben. Een allegaartje natuurlijk maar er kon onderwijs gegeven worden. In materieel opzicht was aan de voorschriften voldaan. U zult het begrepen hebben: de man die deze bijdrage levert is degene die destijds door zijn superieuren werd aangezocht om de nieuwe mulo van de grond te tillen.

Er is geen school in mijn lange loopbaan, geen docententeam en er zijn geen leerlingen waaraan ik met meer genoegen terugdenk dan aan degenen die ik meegemaakt heb in de tien jaren van mijn Tilburgse periode aan de Norbertus. De naam van de school is met zorg gekozen. Hij moest niet te afgezaagd zijn, indien mogelijk de naam van iemand die historisch gezien enige binding had met Tilburg of met de stadswijk waar de school gevestigd zou worden. Welnu in die omgeving doen namen als Tongerlose Hoefstraat en Postelse Hoeve denken aan Norbertijner abdijen van over de Belgische grens. De witheren hebben daar heel lang gewerkt als zielzorgers in de oudste parochie van Tilburg Noord. Na wat wikken en wegen werd het "Norbertus". Het bleef nog lang behelpen. Bij het begin van het tweede leerjaar van de Norbertus werd ze dus officieel pas opgericht. Twee klassen nu. Wim Krebber haakte af, maar in zijn plaats kwamen twee full-time krachten. Een frisse jonge docent kwam aangetreden: Guus Knaapen. Hij werkte met veel enthousiasme en was erg getapt bij de jongelui. De tweede was frater Liberatus. Aanvankelijk werkte hij op onze school nog enthousiast en opgewekt, maar geleidelijk aan begon hij te tobben en stierf nog voor zijn pensioengerechtigede leeftijd. We zaten nog een poosje in ons lokaal aan de Klinkert en kregen bovendien een klaslokaal in de Stedekestraat. Maar toen kwam de gemeente met een definitieve noodoplossing. We kregen een aantal lokalen in de half leegstaande openbare school in de Veldhovenstraat. Dat betekende inwonen bij een lagere school. Onze leerlingen hadden daar geen tobberijen mee, maar voor het personeel is het nooit leuk geweest. De gelederen werden verder versterkt door de fraters Johan en Adjutor. De school raakte wat gesetteld. Er gebeurde niet veel schokkends maar het bleef nog altijd behelpen. Buiten de gewone beslommeringen van lesgeven, proefwerken nakijken, klaarstomen voor mulo- en type-examens was alle aandacht gericht op het schoolgebouw dat ons was toegezegd. Als vandaag de dag mijn gedachten teruggaan naar de Norbertus, gaan ze terug naar de beste jaren van mijn onderwijsloopbaan. Wie zal mij vertellen waarom? We deden gewoon ons werk naar best vermogen. De situatie van de school was nog zo dat ieder van ons iedereen kende, inclusief de ouders van de leerlingen. Belangrijk zijn en blijven de gewone dingen van alledag, de omgang met elkaar, de verhouding tussen leerlingen en leraren."

Frater Chromatius.

Die heeft op mij een onvergetelijke indruk gemaakt en een warm gevoel van bewondering en respect achtergelaten. Hij was zonder twijfel de baas en grote organisator die altijd van iedereen maximale inzet eiste. Hij ging bij iedereen voor 100% en 99% was niet goed genoeg. Hij was klein van gestalte, had een tamelijk hoge stem en donkere fonkelende ogen. Als hij binnenkwam kwam er ook iemand binnen. De slechtste momenten die je kon beleven waren die momenten dat je door een leerkracht op de gang was gezet en je Chromatius rustig stappend hoorde naderen. Je kreeg dan de volle laag als hij jou zag staan. "Jij kunt de lessen die daar gegeven wel missen zeker?" en "Een eerstvolgende keer ga ik er toch eens met jouw vader over praten." En als hij slecht gehumeurd was, kreeg je ook nog een flinke draai om je oren. Maar ook zonder lijfelijke straffen had hij overwicht. Hij droeg een fraterstoog met singel en fraterskruis aan een koord. Meestal werd dat kruis achter de singel gestoken. Ik heb veel van hem geleerd en vooral het vak engels gaf hij volgens mij op de meest perfecte manier. Altijd waren er de heel typische gebaren die de uitspraak moesten ondersteunen en aanschouwelijk maken. Alleen al hoe je het woordje "the" moest uitspreken. Hij vroeg dan de aandacht voor zijn gezicht, deed zijn tong tegen de voortanden, bewoog zijn twee handen naar zijn mond toe en sprak dan het woordje luid en duidelijk uit. Tientallen keren heeft hij dat zo voorgedaan. En als dan enkele weken later iemand het zinnetje "the key is in the lock" uitsprak zo ongeveer als "ze key is in ze lock" dan ontplofte hij werkelijk en hief zijn armen ten hemel met vermoedelijk de vraag naar boven "wat moet ik hier toch mee aan?" Hij gaf les met zijn hart, zijn hele lijf, zijn hoofd en vooral zijn handen. Frater Chromatius hield van flink aanpakken. Hij hamerde de leerstof er werkelijk in. We kregen elke dag voor elk vak huiswerk. En hij zag er niet tegenop om ons grote schriftelijke overhoringen te laten maken.

En elke dag overhoorde hij een willekeurig iemand over de lessen die hij de vorige keer had gegeven en die we hadden moeten bestuderen. Hij maakte het zichzelf daarbij overigens niet al te moeilijk en liet het administreren van allerlei gegevens uit de les aan een leerling over. Hij benoemde bij het begin van het schooljaar iemand uit de klas als een soort klasserapporteur. Die moest een schrift, genaamd klasseboek, aanleggen waarbij voor elke week een bladzijde was ingericht met de namen van alle leerlingen en kolommen daarnaast voor aantekeningen betreffende laatkomen, verzuim, les niet gekend, huiswerk niet gemaakt, orde verstoord etc. Alle leerkrachten gebruikten het klasseboek als een pedagogisch stuk gereedschap. De gang van het studeren werd erin gehouden en ik heb de indruk dat het zijn insteek was om iedereen maximaal te belasten. Naast het feitelijke lesgeven maakte Chromatius zich ook sterk voor een aantal nevenactiviteiten. Zo organiseerde hij de mogelijkheid om een typediploma te behalen. Dat werd gestimuleerd en Henkie ging er aan meedoen. Voor de lessen moesten we naar de Leoschool op het Goirke. Chromatius schreef in het blad "Vrijheid Blijheid" een blad voor de gezamenlijke Tilburgse Mulo-scholen van vlak na de bevrijding, vandaar de naam. Dat blad kwam iedere week uit en daarin had hij een vaste rubriek onder de schuilnaam Jan Bazuin. Daarin werden bijzondere zaken van de afgelopen weken op schertsende wijze beschreven. Maar alleen de leerlingen die abonnee waren voor dat blad, en dat kostte 12,5 cent per week, kregen een exemplaar. Verder organiseerde hij elk jaar een schoolreis. Zo zijn we eens een keer naar een scheepswerf geweest. En we deden met enkele schoolelftallen mee aan een soort voetbalcompetitie op woensdagmiddag. Ik ben een tijdje keeper geweest in het tweede elftal. We voetbalden op een veld naast Boerke Mutsaers. Dat was het veld van Hieronymus, een club die door de fraters was opgericht. En op de laatste schooldag van het jaar op de fiets naar het zwembad "De Warande" in Oosterhout. Wij zwommen daar rond in echte ouderwetse zwempakken compleet met bandjes over de schouders. Op 8 september 1956 heeft hij zijn zilveren kloosterjubileum gevierd. Daaraan is toen op de Norbertusmulo op een avond ook aandacht besteed waarbij een groot aantal oud-leerlingen aanwezig was. Ik dus ook. Op 13 januari 1990 is frater Chromatius op 75-jarige leeftijd overleden. Maar hij leeft nog voort in de herinnering van veel mensen die hem dankbaar gedenken.

Mijnheer Knaapen.

Hij was 29 jaar toen hij in de tweede klas aan ons kwam lesgeven. In mijn herinnering was hij een aardige, beetje saaie, tamelijk rechtlijnige maar ook kort aangebonden man, die heel secuur en zonder zijpaden in te slaan de voor het examen benodigde lesstof aan ons overbracht. Het was een echte techneut die alle wiskunde- en handelsvakken voor zijn rekening nam.

Hij gaf ons Algebra, Meetkunde, Handelsrekenen, Handelskennis en Boekhouden en deed dat vakbekwaam en efficiënt. Het zijn echter niet bepaald vakken om een mooi verhaal bij af te steken. Volgens mij was zijn uitleg altijd vrij duidelijk maar als de stof eens niet helder was overgekomen dan vertelde hij het hele verhaal heel geduldig nog een keer opnieuw, zonder het overigens eens op een andere manier te proberen of het probleem van een andere kant te bezien. Meer tijd wenste hij niet in te ruimen voor iemand die het niet snapte, je moest het maar begrepen hebben. Een vragensteller toonde zich meestal tevreden omdat die snel doorhad, vaak wijs geworden door vroegere ervaringen, dat de maat bij Knaapen gauw vol was. Als de houding van een leerling hem niet aanstond, was hij niet te beroerd om de betreffende persoon na een waarschuwing eens flink tegen zijn oren te kletsen. Andere speciale dingen van deze man schieten me niet te binnen. Feit is echter wel dat heel verschillend over deze man wordt gedacht. Ik heb meerdere oudleerlingen gesproken die in hem een lichtend voorbeeld hebben gezien. Dit was echter vooral het geval bij mensen die zich met dezelfde vakken hebben beziggehouden als Knaapen. Als ik het totaalbeeld van zijn lesgeven toentertijd overzie dan blijven voor mij de typeringen aan het begin van dit stukje overeind. Guus Knaapen is 25 juni 1989, op 71 jarige leeftijd, overleden.

Frater Liberatus.

Deze frater kwam er het tweede schooljaar bij. Hij was op dat moment al 60 jaar (geboren 8 maart 1888) en een man met veel levenservaring. Hij had vanaf 1930 in de missie gewerkt in Padang op Sumatra en was daar in 1942 door de Jappen opgepakt waarna hij tot en met 1945 gevangen gezeten heeft. Liberatus werd door de Jappen aangesteld als leider in een vrouwengevangenis. Hij moet daar behoorlijk geleden hebben in die periode. In het archief van de fraters zijn foto’s uit die tijd aanwezig en die spreken boekdelen. Na de bevrijding kwam hij sterk verzwakt terug naar Nederland en werd even later aangesteld om ons les te gaan geven in Duits en geschiedenis. Misschien gaf hij ook nog andere vakken, maar dat herinner ik me niet meer. Ik heb geen enkele leraar meegemaakt die beter lesgaf in het vak geschiedenis dan hij. Hij hield zich beslist niet strak aan het schema dat kennelijk moest worden aangehouden om de examenstof onder de knie te krijgen. Ook per dag hield hij zich vaak niet aan het rooster. Hij gaf rustig zes weken achter elkaar Duits in plaats van geschiedenis om de volgende zes weken weer geschiedenis te geven en geen Duits. Wij grepen elke gelegenheid aan om hem aan het vertellen te krijgen want dat kon hij uitstekend. Hij vertelde over zijn ervaringen in het Jappenkamp en de mogelijkheden die daar lagen om te overleven. Zijn eigen angsten en onzekerheden kwamen daarbij niet aan de orde. Hij vertelde ook veel over Nederlands-Indië en de godsdiensten die daar werden beleden. Het was een echte liberaal die toen al in de gaten had dat bepaalde zaken waarover hij vertelde voor ons van meer betekenis zouden zijn dan sommige delen van de examenstof. De vier die ik op de eindlijst voor dit vak behaalde schrijf ik dan ook niet toe aan zijn manier van lesgeven maar meer aan mijn desinteresse op dat moment voor het vak dat voor mij alleen maar leek te bestaan uit een aaneenschakeling van gebeurtenissen en jaartallen, waarvan de samenhang me op dat moment volkomen ontging. Hij gaf het vak Duits op een nogal tamelijk rechtlijnig manier. Sommige door hem uitgeroepen zinnetjes zijn nooit uit mijn geheugen verdwenen zoals "heb je deze antwoorden niet, zo heb je ze fout" of "Ich hab noch welche", (ik heb er nog enkele van). Er waren kennelijk ook gradaties in zwart. Ontzettend zwart was "Kohlrabenschwarz". Ik heb van deze man slechts twee jaren les gehad, maar hij heeft in die betrekkelijk korte periode op mij de indruk achtergelaten van deskundigheid en inzet. Maar ook een beetje een indruk van een mens die heel erg moe was. Frater Liberatus is op 3 oktober 1952, vrij kort na mijn periode op de Norbertusmulo, op 64 jarige leeftijd overleden.

Frater Johan.

Hij was een heel ander type. Het was een lange, ernstig en streng kijkende, man die niet was gezegend met uiterlijk schoon. Hij rookte meestal pijp. Aan het begin van de les legde hij die in de asbak en aan het einde van de les stak hij die weer heel zorgvuldig met een lucifertje aan. In de loop van de tijd kwamen we er achter dat frater Johan een heel zachtaardige man was, die altijd uitging van de goede bedoelingen van leerlingen. Toen ik in de derde klas zat, was hij adjunct-hoofd van de school. Hij leerde ons de eerste les om onze boeken beter te kaften. Kennelijk was dat bij ons tot dat moment niet zo goed verzorgd. In een uur bracht hij ons de beginselen bij van het kaften. Met een op maat gesneden stevig roodbruin papier oefenden we mee met de manoeuvres die de frater voordeed. Een stevig ruggetje, ruimte voor de zijkant, rekening houden met de dikte van de omslag en stevig aantrekken als je één kant al omgevouwen had. Vooral het inknippen van het kaftpapier aan boven- en onderzijde moesten we oefenen. Je moest er een potlood en liniaal voor gebruiken om de begrenzing van de kniplijn aan te geven en verder moest je letten op de dikte van het boek om de grootte van de trapeziumvormige inknipsels vast te stellen. Het lesgeven zat hem in het bloed. Hij kon goed vertellen en trachtte op allerlei wijzen de te leren stof bij ons binnen te brengen en vast te houden. Het vak dat mij het meeste van hem is bijgebleven is Nederlands. Daarvan heeft hij mij veel kennis en vaardigheden bijgebracht en nog dagelijks profiteer ik van zijn inspanningen. Hij ging zeer serieus om met de stof maar voorzag ons van hulpmiddeltjes om te bereiken dat we na schooltijd ook nog met de taal bezig waren. Zo voerde hij het Hamsterboek in. Een didactisch hoogstandje. Dat was een, liefst dik, notitieschrift waarin je wekelijks een aantal woorden en uitdrukkingen moest noteren verdeeld in verschillende categorieën. Zo had je de hoofdstukken "Vreemde Woorden", "Spreekwoorden", "Uitdrukkingen", "Gezegden", "Futloos spreken", "Spraakkunstregels" enz. Als je in de krant of in een tijdschrift een woord of geschrift tegenkwam dat je niet kende moest je het opschrijven in je Hamsterboek en de betekenis ervan proberen te achterhalen. Ook moesten daarin worden opgeschreven hele typische of niet zo voor de hand liggende zaken die tijdens de les aan de orde kwamen. Elke week kwamen de nieuw gevonden zaken aan de orde en aan het eind van de maand moest je het hoofdstuk "Statistiek" bijwerken. In dat hoofdstuk werd vastgelegd hoeveel woorden of uitdrukkingen per categorie er in die maand waren bijgekomen. Je woordenschat zag je zo groeien. Iedereen deed volop mee, want niemand wilde vermeld zien dat hem die week of maand niets bijzonders was opgevallen. Hij had opmerkelijk veel invloed op zijn leerlingen. Dat kwam waarschijnlijk ook omdat hij heel goed kon vertellen en daar aan het eind van de week ook de tijd voor nam. Hij las dan vaak voor en vertelde ook regelmatig over wetenswaardigheden uit de natuur. Zo heeft hij eens heel uitgebreid verteld en voorgedaan hoe je een snoek moest vangen. Ook het feit dat de waterpest bloeide in het aquarium dat in de klas stond was aanleiding voor een verhaal over dat fenomeen en alles wat daarmee samenhing. Bij alles waar hij aan begon was zijn inzet volledig en oprecht. Hij gaf bijvoorbeeld ook zangles. Waarschijnlijk deed hij dat uitstekend al is er bij mij niet veel van blijven hangen. Een andere activiteit waar frater Johan veel tijd aan besteedde was de Rozenkransclub. Hij probeerde leerlingen over te halen mee te werken aan het vervaardigen van rozenkransen voor de missie. Ik heb daar niet aan meegedaan. Wie dat wel deed kreeg na een korte instructie een blikken sigarendoos met daarin kralen, kruisjes, koperdraad en een spits tangetje met kromme uiteinden. Er werd verwacht dat elk lid van de club elke week één rozenkrans kon produceren in zijn vrije tijd. We kregen ook nog Duits van hem. Hij wist ons ervan te overtuigen dat je geen Duits kon leren als je niet enorm veel grammaticale kennis bezat. En die kon je opdoen door zijn gestencilde overzicht van de hoofdzaken van de Duitse spraakkunst van buiten te leren. Dat overzicht heette "Hast du’s schon nietnagelfest im Kopf?" Je kon er in alfabetische volgorde alle uitzonderingen op de meervoudregels in vinden. "Der Aal, der Abend, der Ambosz enz." Of "das Amt, das Band, das Bild, das Blatt, das Brett, das Buch, das Denkmal, das Dorf enz." Ook de regels voor het gebruik van de juiste naamval bij voorzetsels "aus, bei, mit, nach, seit, von enz." En om de correcte uitspraak van de Duitse sj-klank aan te leren bedacht hij een zin waarmee dat uitstekend viel te oefenen. "Ein Student in stulpen-Stiefeln stand auf einem spitzen Stein, stand und starrte stundenlang die stillen stummen Sternen an." Je moet het proeven op het puntje van je taalkundige tong zei hij als hij de taalgevoeligheid ter sprake bracht. Veel van wat deze zeer bekwame leraar mij geleerd heeft kwam mij later uitstekend van pas. Ik realiseer me dat feitelijk nu pas echt. Ik ben hem dan ook erg dankbaar voor alles wat ik van hem heb geleerd. Op 22 augustus 1971 is frater Johan, op 66 jarige leeftijd, overleden.

Frater Adjutor.

Hij kwam er voor ons in de derde klas bij en hij was toen 35 jaar. Hij was nog steeds de blijmoedige mens die ik al kende uit de vierde klas van de lagere school. Het was de vrolijkste van de hele club. Hij gaf ons in dat laatste schooljaar slechts één vak namelijk Frans. Dat vak beheerste hij goed (hij had MO Frans) en wist het ook prima over te dragen, niet in het minst door ons ook inzicht te geven in de Franse manier van leven. De geschiedenis van Frankrijk, de volksaard maar natuurlijk ook de Franse wijn kwamen uitgebreid ter sprake. Als je te laat kwam of je huiswerk niet helemaal klaar had werd je verzocht om in het frans uit te leggen waarom dat was. Ik heb vernomen dat hij later uit de congregatie van de fraters is getreden.

Het resultaat.

Bovengenoemde onderwijzers vonden me in 1949 kennelijk goed genoeg om me deel te laten nemen aan de examens van dat jaar. Op dinsdag 24 en woensdag 25 mei 1949 meldde ik me om 8.45 uur voor het schriftelijke en op donderdag 28 juli voor het mondelinge examen bij de R.K. Uloschool Hoogvensestraat 124a. Het resultaat van mijn inspanningen was het Mulo A diploma. Ik slaagde daar met nog 20 andere jongens uit de klas van 37 waarmee we in 1946 waren begonnen. De cijfers waren redelijk en goed genoeg om door te gaan voor het Mulo B diploma dat ik moest halen om naar de Hogere Textielschool - 50 meter van ons huis - te kunnen gaan. En dat was wel mijn doel aangemoedigd door onze pa en textielleraren die bij ons in de buurt woonden.

Mulo B.

Frater Eduard.

Van alle geslaagde Mulo A leerlingen uit de stad en onmiddellijke omgeving ging maar een betrekkelijk klein gedeelte verder om voor het diploma Mulo B te gaan studeren. Er kon slechts één bescheiden klas van 34 leerlingen worden samengesteld. Die werd ondergebracht bij de Muloschool van de parochie Besterd in de Koestraat. We kregen les in de vakken Algebra, Meetkunde, Natuurkunde, Tekenen en Scheikunde. Al deze vakken werden gegeven door een en dezelfde frater namelijk frater Eduard, 43 jaar. Door ons "den Eduard" genoemd. Dit was echt een jaar van bezig zijn voor het examen. Iedere dag werden dezelfde vakken gegeven en iedere dag werd er overhoord over de stof van de vorige dag. Er werd hard gewerkt niet in het minst door "den Eduard" die de hele dag in touw was met de diverse vakken. Hij schreef het ene bord na het andere vol en zat in de loop van de middag helemaal onder het krijt en de as van zijn sigaar. De vakken waren hem op het lijf geschreven. Te laat komen was er bij hem niet bij want dat leerde hij je vrij snel af. Voor elke minuut die je te laat kwam moest één bladzijde uit het scheikundeboek worden overgeschreven. Uit de informatie die ik uit het archief van de fraters heb gekregen heb ik kunnen lezen dat frater Eduard vanaf 1934 tot en met 1975 deze vakken op verschillende Tilburgse Muloscholen heeft onderwezen. Hij is zelfs tot drie jaren na zijn pensioengerechtigde leeftijd met dispensatie van de inspectie doorgegaan met het geven van natuurkunde omdat zijn opvolger nog niet voor dat vak bevoegd was. Zijn humeur was altijd prima in orde. Er is werkelijk geen dag geweest dat we hem humeurig hebben gezien. Een prima vent die het naar school gaan gemakkelijk maakte. In 1973 gaat frater Eduard officieel met pensioen en het personeel van de Norbertus-mavo schrijft daarbij het volgende; "Sinds 1927 onderwijzer, sinds 1934 werkzaam in Tilburg bij het ULO/MAVO-onderwijs, sinds 1958 verbonden aan de Norbertus-Mavo te Tilburg. Een eenvoudig rekensommetje leert ons: 46 jaar in het onderwijs waarvan maar liefst 39 jaar bij het ULO/MAVO in Tilburg. Het memoreren van zijn verdiensten in en buiten het onderwijs is onbegonnen werk en wordt bovendien helemaal niet op prijs gesteld door frater Eduard. Toch moet er dit van gezegd worden; frater Eduard heeft, met zijn 65 levensjaren nog alles wat iedere leraar moet hebben om een goede leraar te zijn. Hij is uitermate vakkundig op het gebied van wiskunde, natuurkunde en scheikunde. Hij heeft een grote liefde voor zijn vak en een even grote liefde voor zijn leerlingen. Examenresultaten voor zijn vakken? Altijd uitstekend. Maar belangrijker is nog dat veel van zijn oud-leerlingen, leerlingen en collega’s nooit tevergeefs een beroep doen op frater Eduard." Hijzelf zegt over zijn loopbaan: "Als ik mijn leven overzie, voel ik diepe dankbaarheid voor de vele mensen die ik mocht ontmoeten, voor de wijze raad die ik mocht ontvangen, voor het succes dat ik mocht beleven en voor het feit dat ik geaccepteerd ben zoals ik ben. Het gaf mij de moed om door te zetten." Frater Eduard is op 7 oktober 1988 op 80 jarige leeftijd overleden. Op maandag 22 mei 1950 moest ik op examen voor het schriftelijk gedeelte en op vrijdag 23 juni voor het mondelinge stuk ook weer in het gebouw van de uloschool in de Hoogvensestraat. Met minimale cijfers, zes gemiddeld, behaalde ik gelukkig het benodigde diploma en kon ik gaan beginnen aan een studie die mij op voorhand erg aansprak.