Mulo A.
Het woordje Mulo
stond voor "meer uitgebreid lager onderwijs." Achteraf gezien heb ik
heel veel geluk gehad met de keuze van de Norbertus-mulo om daar
vervolgonderwijs te volgen. In augustus 1946 startten de fraters deze
nieuwe school met één eerste klas van 37 leerlingen in het oude
gymnasium van de fraters aan de Lange Nieuwstraat 222. De schooltijden
liepen van 08.30 uur tot 12.00 uur en van 13.30 uur tot 17.45 uur. Tot
op dat moment waren er maar twee Mulo-scholen. Aan de Korvelseweg voor
leerlingen van boven de spoorlijn en aan de Koestraat voor leerlingen
van onder de spoorlijn. In dat betreffende jaar hadden meer dan 100
jongens toelatingsexamen gedaan en dus moest snel een derde school
worden opgericht. Omdat de Lange Nieuwstraat in de volksmond "de
Klinkert" heette vanwege de stenen die in het wegdek lagen, kreeg de
Norbertusmulo die naam ook als bijnaam. Dat gymnasium stamde nog uit de
tijd van de oprichting van de fratersgemeenschap. Toen traden fraters en
priesters in dezelfde gemeenschap in met als overste een priester. Maar
in de loop van de tijd bleek dat toch niet zo erg goed te werken want de
priesters voelden zich ver verheven boven de fraters en voelden zich te
goed voor het eenvoudige lagere onderwijs aan Brabantse jongens. Daarom
werd een gymnasium door de fraters opgericht met de bedoeling om de
priesters onderwijs op een hoger niveau te laten geven. Toen de Mulo er
startte was het gebouw verouderd en de sanitaire voorzieningen maar
vooral de speelplaats van zand maakten een sobere indruk. Dat kan niet
gezegd worden van het onderwijs dat er werd gegeven. Dat werd bijna
geheel gegeven door frater Chromatius, een echte Brabantse volbloed uit
het onderwijsvak. Hij gaf les in Nederlands, Frans, Engels, Algebra,
Meetkunde, Menskunde, Natuurkunde, Boekhouden, Handelsrekenen,
Handelskennis, Aardrijkskunde en Geschiedenis. In zijn eentje verzorgde
hij dus alle lessen uitgezonderd Duits. Daarvoor was in dat eerste
schooljaar de heer Krebber, toen 31 jaar, ingehuurd. Die was
onderwijzer van de lagere school in de Stedekestraat en die school moest
altijd eerst uit zijn voordat hij beschikbaar was. Om die reden stond
Duits altijd aan het eind van de dag op het rooster. Chromatius was op
dat moment 32 jaar (geboren 26 mei 1914) en in het bezit van de
onderwijzersakte, hoofdakte en de bevoegdheden L.O Frans, M.O Engels en
M.O. pedagogiek. In het tweede leerjaar toen de school tweemaal zo groot
werd, werd het onderwijzersteam uitgebreid met frater Liberatus, toen 60
jaar en de heer Knaapen, toen 29 jaar. In het derde leerjaar kwamen de
fraters Johan, 42 jaar en Adjutor, 36 jaar er nog bij. De "geestelijke
verzorging" was in handen van de kapelaan van de parochie Gasthuisstraat
de heer François. Een kleurloze man die voor mij niets wezenlijks heeft
betekend. Maar kennelijk viel de school onder het kerk- en schoolbestuur
van de parochie Gasthuisstraat en daarom werd François lid van het
schoolteam. Hij was volgens de regels van het katholiek onderwijs
toentertijd verantwoordelijk voor de godsdienstige vorming van de
leerlingen. Hij deelde die verantwoordelijkheid met de andere leden van
het onderwijzersteam. François werd in die tijd aangewezen als
bouwpastoor voor de vredeskerk waarvoor op school een oud-papieractie
werd gestart. In de drie jaren dat ik op de Norbertus Mulo heb gezeten,
hebben we nooit les gekregen in een "eigen"gebouw. Het eerste jaar zaten
we zoals gezegd in het oude schoolgebouw in de Lange Nieuwstraat en de
twee andere jaren hebben we ingewoond bij de openbare school in de
Molenstraat. En steeds ging ik te voet naar school. De drie schooljaren
van Mulo A zijn voor mij tamelijk moeizaam verlopen en heb ik "met
hangen en wurgen" de opleiding in drie jaren tot een goed einde weten te
brengen. Vooral het eerste jaar was nogal moeilijk. Het tempo werd
aangepast aan het gemiddelde niveau van de aanwezige leerlingen en hier
waren leerlingen bijeengebracht die redelijk tot goed konden studeren.
Daarbij heeft zeker ook een rol gespeeld dat de situatie bij ons thuis
verre van ideaal was om goed te kunnen studeren. Er was nergens een
aparte ruimte te vinden om me terug te trekken om de opgegeven stof goed
te bekijken, het was er altijd druk, ik moest op bescheiden schaal
meehelpen in de zaak door elke dag boodschappen te doen en onze pa was
net hertrouwd. Daar komt bij, dat Chromatius nogal een doordouwer was
die met zijn nieuwe school natuurlijk tegenover zijn oudere collega’s
elders in de stad maximaal resultaat wilde behalen. In het tweede en
derde schooljaar ging het een stuk beter, al heb ik nooit tot de besten
van de klas behoord, wat vroeger op de lagere school en ook later wel
het geval was. De uitbreiding van het team heeft zeker meegeholpen om
sommige vakken nog beter uit de verf te krijgen. Natuurlijk waren het
heel verschillende types die erbij kwamen, maar ze waren allemaal nodig
om een goed functionerend team op de been te brengen. Chromatius was de
organisator en onbetwiste leider. Knaapen was een techneut die je vooral
klaarstoomde voor de examens. De andere drie waren echte schoolmeesters
en dus ook echte vertellers. Zij kregen het voor elkaar dat de lessen
doordrongen tot onder je huid. Nog altijd, ongeveer 60 jaren later,
komen al deze figuren regelmatig ter sprake als we met vrienden
samenzijn die destijds ook op "de Norbertus" hebben gezeten. De sterke
kanten (vakmanschap, intellect, talent) en specifieke eigenaardigheden
van de verschillende leerkrachten hebben diepe indrukken bij ons
achtergelaten en de verhalen getuigen vooral van heel veel respect voor
datgene wat zij voor ons hebben betekend. Het was heel plezierig dat zo
ongeveer op hetzelfde moment een andere "oud-Norbertiaan", Gerard de
Croon, op internet een boekwerkje met foto’s liet verschijnen met daarin
zijn ervaringen en belevenissen met de fraters op de lagere school en de
Mulo. Hij noemde het "Wapperende Togen". Het is opvallend dat daarin de
leerkrachten van de Mulo zo ongeveer op dezelfde wijze worden beoordeeld
als door mij. Maar tegelijkertijd komen daarin feiten naar voren die ik
al weer was vergeten. Gerard heeft er geen bezwaar tegen als ik enkele
delen van zijn werkstuk gebruik voor mijn "levenskroniek". Als ik nu de
foto’s en een stukje film bekijk van eind jaren veertig begin jaren
vijftig dan valt een aantal typische zaken op. Bij voorbeeld dat alle
onderwijzers stevig rookten. Waarschijnlijk rookte het merendeel van de
volwassenen toen wel. Ook de typische kleding voor die tijd valt op. In
de zomer liep de mannelijke schooljeugd in korte broek en in de
wintermaanden in een "plus four", een aan de onderkant bolvormig
teruggeslagen lange broek ook wel polderbroek genaamd. Een stropdas was
eerder regel dan uitzondering. Iedereen had een lange overjas of
regenjas aan indien nodig. Er was nog geen sprake van jacks. Op de
speelplaats werd nog "bokkesprong" gedaan en iedereen ging nog netjes in
de rij staan voor het naar binnen gaan. De fraters beperkten zich in het
geven van onderwijs op lagere scholen, mulo’s en kweekschool. Zij
leidden voornamelijk op voor kantoorbaantjes en hadden goede relaties in
dat circuit. De meeste leerlingen die hun Mulo-diploma behaalden, gingen
dan ook meteen aan de slag. Ter gelegenheid van het 40-jarig bestaan van
de school in 1986 heeft frater Chromatius een terugblik gegeven waarvan
het gedeelte dat mijn tijd op deze school bestrijkt hier letterlijk is
weergegeven.
"Het feit dat de
Norbertus-mavo zich in 1986 gaat opmaken om het 40-jarig bestaan van de
school te vieren, houdt in dat in Tilburg vlak na de oorlog de behoefte
aan een nieuwe mulo-school voor jongens werd gevoeld. Het initiatief
ging ditmaal niet uit van een of ander kerkbestuur en er viel
aanvankelijk ook niet te voorspellen waar het gebouw zou verrijzen. Het
hoofdbestuur van de fraters loste dit en nog andere problemen op door
zelf als schoolbestuur te gaan fungeren. De school zou met één leerjaar
beginnen en dan geleidelijk uitgroeien tot een volledige muloschool.
Omdat het aantal leerlingen dat wettelijk vereist was voor een officiële
oprichting het eerste jaar nog niet gehaald kon worden, werd de
oprichtingsklas voor de wet ondergebracht bij de bestaande muloschool
van De Besterd. Het nieuwe "hoofd" werd ingeboekt als leraar van de
Aloysius-ulo en kon gaan optreden als beheerder van een dependance. Dat
hield in – vergeet niet dat het één jaar na de oorlog was – dat er
schielijk gezocht moest worden naar een voorlopig klaslokaal, naar
schoolbanken, een schoolbord, naar iets wat door kon gaan voor lessenaar
en ga zo maar door. Door de congregatie der fraters werd een ruim lokaal
beschikbaar gesteld in het afgedankte gebouw aan de Lange Nieuwstraat,
dat ooit het eerste gymnasium geweest was. De school aan de
Stedekestraat had nog wat stichtende en leerzame platen waarmee de gaten
in de muren gecamoufleerd konden worden. Frater Guliëlmo van de Korvelse
school had zowaar nog een voortreffelijk schoolbord, dat in bruikleen
kon worden afgestaan. De banken kwamen er, een soort lessenaar stond er
al omdat niemand anders hem wilde hebben. Een allegaartje natuurlijk
maar er kon onderwijs gegeven worden. In materieel opzicht was aan de
voorschriften voldaan. U zult het begrepen hebben: de man die deze
bijdrage levert is degene die destijds door zijn superieuren werd
aangezocht om de nieuwe mulo van de grond te tillen.
Er is geen school
in mijn lange loopbaan, geen docententeam en er zijn geen leerlingen
waaraan ik met meer genoegen terugdenk dan aan degenen die ik meegemaakt
heb in de tien jaren van mijn Tilburgse periode aan de Norbertus. De
naam van de school is met zorg gekozen. Hij moest niet te afgezaagd
zijn, indien mogelijk de naam van iemand die historisch gezien enige
binding had met Tilburg of met de stadswijk waar de school gevestigd zou
worden. Welnu in die omgeving doen namen als Tongerlose Hoefstraat en
Postelse Hoeve denken aan Norbertijner abdijen van over de Belgische
grens. De witheren hebben daar heel lang gewerkt als zielzorgers in de
oudste parochie van Tilburg Noord. Na wat wikken en wegen werd het
"Norbertus". Het bleef nog lang behelpen. Bij het begin van het tweede
leerjaar van de Norbertus werd ze dus officieel pas opgericht. Twee
klassen nu. Wim Krebber haakte af, maar in zijn plaats kwamen twee
full-time krachten. Een frisse jonge docent kwam aangetreden: Guus
Knaapen. Hij werkte met veel enthousiasme en was erg getapt bij de
jongelui. De tweede was frater Liberatus. Aanvankelijk werkte hij op
onze school nog enthousiast en opgewekt, maar geleidelijk aan begon hij
te tobben en stierf nog voor zijn pensioengerechtigede leeftijd. We
zaten nog een poosje in ons lokaal aan de Klinkert en kregen bovendien
een klaslokaal in de Stedekestraat. Maar toen kwam de gemeente met een
definitieve noodoplossing. We kregen een aantal lokalen in de half
leegstaande openbare school in de Veldhovenstraat. Dat betekende inwonen
bij een lagere school. Onze leerlingen hadden daar geen tobberijen mee,
maar voor het personeel is het nooit leuk geweest. De gelederen werden
verder versterkt door de fraters Johan en Adjutor. De school raakte wat
gesetteld. Er gebeurde niet veel schokkends maar het bleef nog altijd
behelpen. Buiten de gewone beslommeringen van lesgeven, proefwerken
nakijken, klaarstomen voor mulo- en type-examens was alle aandacht
gericht op het schoolgebouw dat ons was toegezegd. Als vandaag de dag
mijn gedachten teruggaan naar de Norbertus, gaan ze terug naar de beste
jaren van mijn onderwijsloopbaan. Wie zal mij vertellen waarom? We deden
gewoon ons werk naar best vermogen. De situatie van de school was nog zo
dat ieder van ons iedereen kende, inclusief de ouders van de leerlingen.
Belangrijk zijn en blijven de gewone dingen van alledag, de omgang met
elkaar, de verhouding tussen leerlingen en leraren."
Frater Chromatius.

Die heeft op mij
een onvergetelijke indruk gemaakt en een warm gevoel van bewondering en
respect achtergelaten. Hij was zonder twijfel de baas en grote
organisator die altijd van iedereen maximale inzet eiste. Hij ging bij
iedereen voor 100% en 99% was niet goed genoeg. Hij was klein van
gestalte, had een tamelijk hoge stem en donkere fonkelende ogen. Als hij
binnenkwam kwam er ook iemand binnen. De slechtste momenten die je kon
beleven waren die momenten dat je door een leerkracht op de gang was
gezet en je Chromatius rustig stappend hoorde naderen. Je kreeg dan de
volle laag als hij jou zag staan. "Jij kunt de lessen die daar gegeven
wel missen zeker?" en "Een eerstvolgende keer ga ik er toch eens met
jouw vader over praten." En als hij slecht gehumeurd was, kreeg je ook
nog een flinke draai om je oren. Maar ook zonder lijfelijke straffen had
hij overwicht. Hij droeg een fraterstoog met singel en fraterskruis aan
een koord. Meestal werd dat kruis achter de singel gestoken. Ik heb veel
van hem geleerd en vooral het vak engels gaf hij volgens mij op de meest
perfecte manier. Altijd waren er de heel typische gebaren die de
uitspraak moesten ondersteunen en aanschouwelijk maken. Alleen al hoe je
het woordje "the" moest uitspreken. Hij vroeg dan de aandacht voor zijn
gezicht, deed zijn tong tegen de voortanden, bewoog zijn twee handen
naar zijn mond toe en sprak dan het woordje luid en duidelijk uit.
Tientallen keren heeft hij dat zo voorgedaan. En als dan enkele weken
later iemand het zinnetje "the key is in the lock" uitsprak zo ongeveer
als "ze key is in ze lock" dan ontplofte hij werkelijk en hief zijn
armen ten hemel met vermoedelijk de vraag naar boven "wat moet ik hier
toch mee aan?" Hij gaf les met zijn hart, zijn hele lijf, zijn hoofd en
vooral zijn handen. Frater Chromatius hield van flink aanpakken. Hij
hamerde de leerstof er werkelijk in. We kregen elke dag voor elk vak
huiswerk. En hij zag er niet tegenop om ons grote schriftelijke
overhoringen te laten maken.

En elke dag
overhoorde hij een willekeurig iemand over de lessen die hij de vorige
keer had gegeven en die we hadden moeten bestuderen. Hij maakte het
zichzelf daarbij overigens niet al te moeilijk en liet het administreren
van allerlei gegevens uit de les aan een leerling over. Hij benoemde bij
het begin van het schooljaar iemand uit de klas als een soort
klasserapporteur. Die moest een schrift, genaamd klasseboek, aanleggen
waarbij voor elke week een bladzijde was ingericht met de namen van alle
leerlingen en kolommen daarnaast voor aantekeningen betreffende
laatkomen, verzuim, les niet gekend, huiswerk niet gemaakt, orde
verstoord etc. Alle leerkrachten gebruikten het klasseboek als een
pedagogisch stuk gereedschap. De gang van het studeren werd erin
gehouden en ik heb de indruk dat het zijn insteek was om iedereen
maximaal te belasten. Naast het feitelijke lesgeven maakte Chromatius
zich ook sterk voor een aantal nevenactiviteiten. Zo organiseerde hij de
mogelijkheid om een typediploma te behalen. Dat werd gestimuleerd en
Henkie ging er aan meedoen. Voor de lessen moesten we naar de Leoschool
op het Goirke. Chromatius schreef in het blad "Vrijheid Blijheid" een
blad voor de gezamenlijke Tilburgse Mulo-scholen van vlak na de
bevrijding, vandaar de naam. Dat blad kwam iedere week uit en daarin had
hij een vaste rubriek onder de schuilnaam Jan Bazuin. Daarin werden
bijzondere zaken van de afgelopen weken op schertsende wijze beschreven.
Maar alleen de leerlingen die abonnee waren voor dat blad, en dat kostte
12,5 cent per week, kregen een exemplaar. Verder organiseerde hij elk
jaar een schoolreis. Zo zijn we eens een keer naar een scheepswerf
geweest. En we deden met enkele schoolelftallen mee aan een soort
voetbalcompetitie op woensdagmiddag. Ik ben een tijdje keeper geweest in
het tweede elftal. We voetbalden op een veld naast Boerke Mutsaers. Dat
was het veld van Hieronymus, een club die door de fraters was opgericht.
En op de laatste schooldag van het jaar op de fiets naar het zwembad "De
Warande" in Oosterhout. Wij zwommen daar rond in echte ouderwetse
zwempakken compleet met bandjes over de schouders. Op 8 september 1956
heeft hij zijn zilveren kloosterjubileum gevierd. Daaraan is toen op de
Norbertusmulo op een avond ook aandacht besteed waarbij een groot aantal
oud-leerlingen aanwezig was. Ik dus ook. Op 13 januari 1990 is frater
Chromatius op 75-jarige leeftijd overleden. Maar hij leeft nog voort in
de herinnering van veel mensen die hem dankbaar gedenken.
Mijnheer Knaapen.

Hij was 29 jaar
toen hij in de tweede klas aan ons kwam lesgeven. In mijn herinnering
was hij een aardige, beetje saaie, tamelijk rechtlijnige maar ook kort
aangebonden man, die heel secuur en zonder zijpaden in te slaan de voor
het examen benodigde lesstof aan ons overbracht. Het was een echte
techneut die alle wiskunde- en handelsvakken voor zijn rekening nam.

Hij gaf ons
Algebra, Meetkunde, Handelsrekenen, Handelskennis en Boekhouden en deed
dat vakbekwaam en efficiënt. Het zijn echter niet bepaald vakken om een
mooi verhaal bij af te steken. Volgens mij was zijn uitleg altijd vrij
duidelijk maar als de stof eens niet helder was overgekomen dan vertelde
hij het hele verhaal heel geduldig nog een keer opnieuw, zonder het
overigens eens op een andere manier te proberen of het probleem van een
andere kant te bezien. Meer tijd wenste hij niet in te ruimen voor
iemand die het niet snapte, je moest het maar begrepen hebben. Een
vragensteller toonde zich meestal tevreden omdat die snel doorhad, vaak
wijs geworden door vroegere ervaringen, dat de maat bij Knaapen gauw vol
was. Als de houding van een leerling hem niet aanstond, was hij niet te
beroerd om de betreffende persoon na een waarschuwing eens flink tegen
zijn oren te kletsen. Andere speciale dingen van deze man schieten me
niet te binnen. Feit is echter wel dat heel verschillend over deze man
wordt gedacht. Ik heb meerdere oudleerlingen gesproken die in hem een
lichtend voorbeeld hebben gezien. Dit was echter vooral het geval bij
mensen die zich met dezelfde vakken hebben beziggehouden als Knaapen.
Als ik het totaalbeeld van zijn lesgeven toentertijd overzie dan blijven
voor mij de typeringen aan het begin van dit stukje overeind. Guus
Knaapen is 25 juni 1989, op 71 jarige leeftijd, overleden.
Frater Liberatus.

Deze frater kwam
er het tweede schooljaar bij. Hij was op dat moment al 60 jaar (geboren
8 maart 1888) en een man met veel levenservaring. Hij had vanaf 1930 in
de missie gewerkt in Padang op Sumatra en was daar in 1942 door de
Jappen opgepakt waarna hij tot en met 1945 gevangen gezeten heeft.
Liberatus werd door de Jappen aangesteld als leider in een
vrouwengevangenis. Hij moet daar behoorlijk geleden hebben in die
periode. In het archief van de fraters zijn foto’s uit die tijd aanwezig
en die spreken boekdelen. Na de bevrijding kwam hij sterk verzwakt terug
naar Nederland en werd even later aangesteld om ons les te gaan geven in
Duits en geschiedenis. Misschien gaf hij ook nog andere vakken, maar dat
herinner ik me niet meer. Ik heb geen enkele leraar meegemaakt die beter
lesgaf in het vak geschiedenis dan hij. Hij hield zich beslist niet
strak aan het schema dat kennelijk moest worden aangehouden om de
examenstof onder de knie te krijgen. Ook per dag hield hij zich vaak
niet aan het rooster. Hij gaf rustig zes weken achter elkaar Duits in
plaats van geschiedenis om de volgende zes weken weer geschiedenis te
geven en geen Duits. Wij grepen elke gelegenheid aan om hem aan het
vertellen te krijgen want dat kon hij uitstekend. Hij vertelde over zijn
ervaringen in het Jappenkamp en de mogelijkheden die daar lagen om te
overleven. Zijn eigen angsten en onzekerheden kwamen daarbij niet aan de
orde. Hij vertelde ook veel over Nederlands-Indië en de godsdiensten die
daar werden beleden. Het was een echte liberaal die toen al in de gaten
had dat bepaalde zaken waarover hij vertelde voor ons van meer betekenis
zouden zijn dan sommige delen van de examenstof. De vier die ik op de
eindlijst voor dit vak behaalde schrijf ik dan ook niet toe aan zijn
manier van lesgeven maar meer aan mijn desinteresse op dat moment voor
het vak dat voor mij alleen maar leek te bestaan uit een
aaneenschakeling van gebeurtenissen en jaartallen, waarvan de samenhang
me op dat moment volkomen ontging. Hij gaf het vak Duits op een nogal
tamelijk rechtlijnig manier. Sommige door hem uitgeroepen zinnetjes zijn
nooit uit mijn geheugen verdwenen zoals "heb je deze antwoorden niet, zo
heb je ze fout" of "Ich hab noch welche", (ik heb er nog enkele van). Er
waren kennelijk ook gradaties in zwart. Ontzettend zwart was
"Kohlrabenschwarz". Ik heb van deze man slechts twee jaren les gehad,
maar hij heeft in die betrekkelijk korte periode op mij de indruk
achtergelaten van deskundigheid en inzet. Maar ook een beetje een indruk
van een mens die heel erg moe was. Frater Liberatus is op 3 oktober
1952, vrij kort na mijn periode op de Norbertusmulo, op 64 jarige
leeftijd overleden.
Frater Johan.

Hij was een heel
ander type. Het was een lange, ernstig en streng kijkende, man die niet
was gezegend met uiterlijk schoon. Hij rookte meestal pijp. Aan het
begin van de les legde hij die in de asbak en aan het einde van de les
stak hij die weer heel zorgvuldig met een lucifertje aan. In de loop van
de tijd kwamen we er achter dat frater Johan een heel zachtaardige man
was, die altijd uitging van de goede bedoelingen van leerlingen. Toen ik
in de derde klas zat, was hij adjunct-hoofd van de school. Hij leerde
ons de eerste les om onze boeken beter te kaften. Kennelijk was dat bij
ons tot dat moment niet zo goed verzorgd. In een uur bracht hij ons de
beginselen bij van het kaften. Met een op maat gesneden stevig roodbruin
papier oefenden we mee met de manoeuvres die de frater voordeed. Een
stevig ruggetje, ruimte voor de zijkant, rekening houden met de dikte
van de omslag en stevig aantrekken als je één kant al omgevouwen had.
Vooral het inknippen van het kaftpapier aan boven- en onderzijde moesten
we oefenen. Je moest er een potlood en liniaal voor gebruiken om de
begrenzing van de kniplijn aan te geven en verder moest je letten op de
dikte van het boek om de grootte van de trapeziumvormige inknipsels vast
te stellen. Het lesgeven zat hem in het bloed. Hij kon goed vertellen en
trachtte op allerlei wijzen de te leren stof bij ons binnen te brengen
en vast te houden. Het vak dat mij het meeste van hem is bijgebleven is
Nederlands. Daarvan heeft hij mij veel kennis en vaardigheden
bijgebracht en nog dagelijks profiteer ik van zijn inspanningen. Hij
ging zeer serieus om met de stof maar voorzag ons van hulpmiddeltjes om
te bereiken dat we na schooltijd ook nog met de taal bezig waren. Zo
voerde hij het Hamsterboek in. Een didactisch hoogstandje. Dat was een,
liefst dik, notitieschrift waarin je wekelijks een aantal woorden en
uitdrukkingen moest noteren verdeeld in verschillende categorieën. Zo
had je de hoofdstukken "Vreemde Woorden", "Spreekwoorden",
"Uitdrukkingen", "Gezegden", "Futloos spreken", "Spraakkunstregels" enz.
Als je in de krant of in een tijdschrift een woord of geschrift
tegenkwam dat je niet kende moest je het opschrijven in je Hamsterboek
en de betekenis ervan proberen te achterhalen. Ook moesten daarin worden
opgeschreven hele typische of niet zo voor de hand liggende zaken die
tijdens de les aan de orde kwamen. Elke week kwamen de nieuw gevonden
zaken aan de orde en aan het eind van de maand moest je het hoofdstuk
"Statistiek" bijwerken. In dat hoofdstuk werd vastgelegd hoeveel woorden
of uitdrukkingen per categorie er in die maand waren bijgekomen. Je
woordenschat zag je zo groeien. Iedereen deed volop mee, want niemand
wilde vermeld zien dat hem die week of maand niets bijzonders was
opgevallen. Hij had opmerkelijk veel invloed op zijn leerlingen. Dat
kwam waarschijnlijk ook omdat hij heel goed kon vertellen en daar aan
het eind van de week ook de tijd voor nam. Hij las dan vaak voor en
vertelde ook regelmatig over wetenswaardigheden uit de natuur. Zo heeft
hij eens heel uitgebreid verteld en voorgedaan hoe je een snoek moest
vangen. Ook het feit dat de waterpest bloeide in het aquarium dat in de
klas stond was aanleiding voor een verhaal over dat fenomeen en alles
wat daarmee samenhing. Bij alles waar hij aan begon was zijn inzet
volledig en oprecht. Hij gaf bijvoorbeeld ook zangles. Waarschijnlijk
deed hij dat uitstekend al is er bij mij niet veel van blijven hangen.
Een andere activiteit waar frater Johan veel tijd aan besteedde was de
Rozenkransclub. Hij probeerde leerlingen over te halen mee te werken aan
het vervaardigen van rozenkransen voor de missie. Ik heb daar niet aan
meegedaan. Wie dat wel deed kreeg na een korte instructie een blikken
sigarendoos met daarin kralen, kruisjes, koperdraad en een spits
tangetje met kromme uiteinden. Er werd verwacht dat elk lid van de club
elke week één rozenkrans kon produceren in zijn vrije tijd. We kregen
ook nog Duits van hem. Hij wist ons ervan te overtuigen dat je geen
Duits kon leren als je niet enorm veel grammaticale kennis bezat. En die
kon je opdoen door zijn gestencilde overzicht van de hoofdzaken van de
Duitse spraakkunst van buiten te leren. Dat overzicht heette "Hast du’s
schon nietnagelfest im Kopf?" Je kon er in alfabetische volgorde alle
uitzonderingen op de meervoudregels in vinden. "Der Aal, der Abend, der
Ambosz enz." Of "das Amt, das Band, das Bild, das Blatt, das Brett, das
Buch, das Denkmal, das Dorf enz." Ook de regels voor het gebruik van de
juiste naamval bij voorzetsels "aus, bei, mit, nach, seit, von enz." En
om de correcte uitspraak van de Duitse sj-klank aan te leren bedacht hij
een zin waarmee dat uitstekend viel te oefenen. "Ein Student in
stulpen-Stiefeln stand auf einem spitzen Stein, stand und starrte
stundenlang die stillen stummen Sternen an." Je moet het proeven op het
puntje van je taalkundige tong zei hij als hij de taalgevoeligheid ter
sprake bracht. Veel van wat deze zeer bekwame leraar mij geleerd heeft
kwam mij later uitstekend van pas. Ik realiseer me dat feitelijk nu pas
echt. Ik ben hem dan ook erg dankbaar voor alles wat ik van hem heb
geleerd. Op 22 augustus 1971 is frater Johan, op 66 jarige leeftijd,
overleden.
Frater Adjutor.

Hij kwam er voor
ons in de derde klas bij en hij was toen 35 jaar. Hij was nog steeds de
blijmoedige mens die ik al kende uit de vierde klas van de lagere
school. Het was de vrolijkste van de hele club. Hij gaf ons in dat
laatste schooljaar slechts één vak namelijk Frans. Dat vak beheerste hij
goed (hij had MO Frans) en wist het ook prima over te dragen, niet in
het minst door ons ook inzicht te geven in de Franse manier van leven.
De geschiedenis van Frankrijk, de volksaard maar natuurlijk ook de
Franse wijn kwamen uitgebreid ter sprake. Als je te laat kwam of je
huiswerk niet helemaal klaar had werd je verzocht om in het frans uit te
leggen waarom dat was. Ik heb vernomen dat hij later uit de congregatie
van de fraters is getreden.
Het resultaat.
Bovengenoemde
onderwijzers vonden me in 1949 kennelijk goed genoeg om me deel te laten
nemen aan de examens van dat jaar. Op dinsdag 24 en woensdag 25 mei 1949
meldde ik me om 8.45 uur voor het schriftelijke en op donderdag 28 juli
voor het mondelinge examen bij de R.K. Uloschool Hoogvensestraat 124a.
Het resultaat van mijn inspanningen was het Mulo A diploma. Ik slaagde
daar met nog 20 andere jongens uit de klas van 37 waarmee we in 1946
waren begonnen. De cijfers waren redelijk en goed genoeg om door te gaan
voor het Mulo B diploma dat ik moest halen om naar de Hogere
Textielschool - 50 meter van ons huis - te kunnen gaan. En dat was wel
mijn doel aangemoedigd door onze pa en textielleraren die bij ons in de
buurt woonden.
Mulo B.
Frater Eduard.

Van alle geslaagde
Mulo A leerlingen uit de stad en onmiddellijke omgeving ging maar een
betrekkelijk klein gedeelte verder om voor het diploma Mulo B te gaan
studeren. Er kon slechts één bescheiden klas van 34 leerlingen worden
samengesteld. Die werd ondergebracht bij de Muloschool van de parochie
Besterd in de Koestraat. We kregen les in de vakken Algebra, Meetkunde,
Natuurkunde, Tekenen en Scheikunde. Al deze vakken werden gegeven door
een en dezelfde frater namelijk frater Eduard, 43 jaar. Door ons "den
Eduard" genoemd. Dit was echt een
jaar van bezig zijn voor het examen. Iedere dag werden dezelfde vakken
gegeven en iedere dag werd er overhoord over de stof van de vorige dag.
Er werd hard gewerkt niet in het minst door "den Eduard" die de hele dag
in touw was met de diverse vakken. Hij schreef het ene bord na het
andere vol en zat in de loop van de middag helemaal onder het krijt en
de as van zijn sigaar. De vakken waren hem op het lijf geschreven. Te
laat komen was er bij hem niet bij want dat leerde hij je vrij snel af.
Voor elke minuut die je te laat kwam moest één bladzijde uit het
scheikundeboek worden overgeschreven. Uit de informatie die ik uit het
archief van de fraters heb gekregen heb ik kunnen lezen dat frater
Eduard vanaf 1934 tot en met 1975 deze vakken op verschillende Tilburgse
Muloscholen heeft onderwezen. Hij is zelfs tot drie jaren na zijn
pensioengerechtigde leeftijd met dispensatie van de inspectie doorgegaan
met het geven van natuurkunde omdat zijn opvolger nog niet voor dat vak
bevoegd was. Zijn humeur was altijd prima in orde. Er is werkelijk geen
dag geweest dat we hem humeurig hebben gezien. Een prima vent die het
naar school gaan gemakkelijk maakte. In 1973 gaat frater Eduard
officieel met pensioen en het personeel van de Norbertus-mavo schrijft
daarbij het volgende; "Sinds 1927 onderwijzer, sinds 1934 werkzaam in
Tilburg bij het ULO/MAVO-onderwijs, sinds 1958 verbonden aan de
Norbertus-Mavo te Tilburg. Een eenvoudig rekensommetje leert ons: 46
jaar in het onderwijs waarvan maar liefst 39 jaar bij het ULO/MAVO in
Tilburg. Het memoreren van zijn verdiensten in en buiten het onderwijs
is onbegonnen werk en wordt bovendien helemaal niet op prijs gesteld
door frater Eduard. Toch moet er dit van gezegd worden; frater Eduard
heeft, met zijn 65 levensjaren nog alles wat iedere leraar moet hebben
om een goede leraar te zijn. Hij is uitermate vakkundig op het gebied
van wiskunde, natuurkunde en scheikunde. Hij heeft een grote liefde voor
zijn vak en een even grote liefde voor zijn leerlingen. Examenresultaten
voor zijn vakken? Altijd uitstekend. Maar belangrijker is nog dat veel
van zijn oud-leerlingen, leerlingen en collega’s nooit tevergeefs een
beroep doen op frater Eduard." Hijzelf zegt over zijn loopbaan: "Als ik
mijn leven overzie, voel ik diepe dankbaarheid voor de vele mensen die
ik mocht ontmoeten, voor de wijze raad die ik mocht ontvangen, voor het
succes dat ik mocht beleven en voor het feit dat ik geaccepteerd ben
zoals ik ben. Het gaf mij de moed om door te zetten." Frater Eduard is
op 7 oktober 1988 op 80 jarige leeftijd overleden. Op maandag 22 mei
1950 moest ik op examen voor het schriftelijk gedeelte en op vrijdag 23
juni voor het mondelinge stuk ook weer in het gebouw van de uloschool in
de Hoogvensestraat. Met minimale cijfers, zes gemiddeld, behaalde ik
gelukkig het benodigde diploma en kon ik gaan beginnen aan een studie
die mij op voorhand erg aansprak.
