Distelvink of putter
(Carduelis carduelis)
We onderscheiden bij de putter een kleine en een grotere soort. De
kleintjes komen in onze streken het meest voor als broedvogel en als
trekvogel. Putters zijn meestal passanten en worden vooral gezien op
uitgebloeide distels. Heel behendig klautert hij op de stengels en op de
vruchtlichamen. De vlucht van de putter is golvend. In grote sierlijke
bogen dansen ze door de lucht. Het is een prachtig gezicht om een vlucht
putters in de herfst op distels en klissen te zien rondklauteren. Ze
zijn opgewekt en attent en laten regelmatig de lokroep, die als
"stiglitz" klinkt, horen. De plaats waar je de putters vangt is
belangrijker dan het materiaal waarmee je ze vangt. We hebben gemerkt
dat putters nogal eens worden gevangen bij het vissen b.v. aan de Maas
door lijmpijlen te plaatsen op enkele distels. Meestal staat er wel een
draad als afrastering in de buurt. Dat is handig want dan kunnen de
putters daarop gaan zitten voordat ze op de distels landen. Zo’n distel
wordt van huis uit meegenomen en is enigszins geprepareerd. Op de eerst
plaats is onder aan de voet een flinke spijker (een 10 duimer wordt
gezegd) gebonden zodat de distel in de grond kan worden gestoken. Op de
distel worden een aantal lijmpijlen gelegd. Dat gaat gemakkelijker als
de distel enigszins schuin in de grond is geplaatst. Het beste is het om
allebei de uitvoeringen te installeren. En dan maar geduld hebben. Want
dat heb je zeker nodig bij het vangen van putters. Als een putter vast
zit gaat die meteen hangen en valt dan dikwijls op de grond. Daar moeten
dus ook lijmpijlen liggen. Het nadeel van distels is dat ze meestal
tegelijk in bloei staan en snel uitvallen. Daarom is het handig om er
een paar te prepareren. Een aantal koppen wordt met naaigaren dicht
gehouden. Eén kop mooi open maken zodat die heel wit is van bovenaf
gezien en dan inspuiten met haarlak. In december, januari en februari
vang je putters alleen maar op kaardenbollen. Je hebt nodig een aantal
takken kaardenbollen, een hoeveelheid losse kaardenbollen, een putter
aan de broek en een hangnet of treknet. Voor het hangnet zit de putter
aan de broek. En het voordeel van een putter is dat die roept zelfs als
die aan de broek zit. Voor de putter liggen een hoeveelheid
kaardenbollen op de grond en daar weer vóór staan de takken
kaardenbollen. De opstelling moet goed gekozen zijn want de putters die
er op zitten moeten opvliegen in de richting van het net. En dus loopt
de vanger achter de putters om. Putters laten zich heel goed voorzichtig
opdrijven. Putters worden ook met een "top" gevangen. Een klein latje
waaraan de mogelijkheid is gemaakt om er enkele lijmpijlen op te zetten.
Dat wordt dan langs een distel gebonden en dan is het afwachten. Via via
hoorden we dat een wat oudere vanger die al jaren gespecialiseerd is in
het vangen van putters deze met lijmpijlen vangt op een door hem
aangelegde voederplaats tussen de zomerdistels en de kaardenbollen. Om
gevangen putters op zaad te krijgen moeten ze eerst weer een tijdje in
een "stalleuper" zitten. Naast water wordt daarin meestal wit zaad en
negerzaad verstrekt. Gooi er in ieder geval ook wat koolzaad bij want
heel veel overtrekkende putters hebben een tijd lang op grote
koolzaadvelden doorgebracht b.v. in Zeeland. Bij een putter lijkt het in
eerste instantie niet zo voor de hand te liggen om koolzaad er bij te
doen. Van een oude doorgewinterde Belgische vogelvanger hoorden we dat
hij de vers gevangen putters nooit langer dan één dag in een stalleuper
houdt maar ze meteen in een grote kooi zet waar meerdere vogelsoorten
inzitten en het aanbod van zaad heel divers is. Hij had nooit veel
uitval. Putters werden ook regelmatig gevangen op het "vinkenslag" zoals
boven omschreven. We hoorden ook van het vangen van putters met behulp
van kleine klapnetjes (40 x 20 cm). Op een klein platformpje worden òf
kaardebollen òf paardebloemen aangeboden. Er wordt een lokker naast het
netje geplaatst. De lokvogel wel goed beschermen door extra fijne gaas
over het kooitje te spannen. Het voordeel van deze vangmethode met een
netje is dat je er niet bij hoeft te blijven. Een vanger werkt dan
meestal met meerdere netjes op verschillende plaatsen en gaat dan
rondfietsen om ze in de gaten te houden.
Het ziet er naar uit dat de putter in onze streken in steeds grotere
aantallen voorkomt en dan speciaal in het Noordwestelijke deel van de
stad. In de Reeshof zijn al broedende putters gevonden en in het boekje
"De Oude Ley" uitgegeven door het Natuurmuseum Brabant zijn daarover ook
cijfers gepubliceerd. Op 11 juli 2002 zijn er 9 gezien in de Brand in
Udenhout, 20 augustus meer dan 40 in het Noorderbos, 27 augustus meer
dan 75 in het Noorderbos, 3 september 20 bij het Leikeven, 6 september meer dan 30 bij het Leikeven en meer dan 20 in het
Noorderbos, 11 september 6 bij het Leikeven, 15 september 5 in het
Noorderbos en 27 september meer dan 50 bij het Leikeven.
Vroeger zag je bij veel liefhebbers een putter in de keuken hangen in
een typische putterkooi waarbij de putter zowel het zaad als het water
moest bemachtigen door een touwtje binnen te halen. Hij pakte dan steeds
het touwtje een eindje verder en zette er zijn poot op. Het voer zat in
een karretje en het water werd met een vingerhoed opgehaald.
Bastaardputters deden dat kunstje trouwens ook heel goed. Maar heel veel
andere vogelsoorten doen het ook. Bijvoorbeeld "biedieven", koolmezen
dus. Het vergt nogal wat aandacht om ze dat kunstje te leren en er wordt
ook flink met zaad gemorst. Meestal werd zo’n putter op "den aorrecht"
in de keuken gezet waar die weken moest staan voordat hij het kunstje
kende. Maar tegenwoordig wil men alles schoner hebben in de keuken en is
er minder ruimte voor dit soort zaken. Of zoals een liefhebber het
uitdrukte "vruuger toen ze alleen nog mar unne vèèger had mocht ik
alles, mar tegenworrig hee ze unne stofzuiger en nou maag dé nie mir".
Op dit moment wordt al veel gekweekt met putters in aparte
broedkooien en de resultaten zijn heel goed. Niet zo’n goede kenners van
het verschil tussen man en pop van een putter moeten goed opletten als
ze een koppel willen kopen. Op beurzen worden regelmatig koppels
aangeboden die bestaan uit een mooie (un schôôn) en een lelijke (un
lilleke) pop. Van vroeger zijn nog enkele streken bekend die er toe
moesten dienen om de koper op het verkeerde been te zetten. Zo was er
iemand die "de schoeften" (de schouders) van een pop met een viltstift
zwart maakte en ze dan verkocht als man. Ook waren er kunstjes om verse
putters te verkopen alsof ze al "op zaod zaten". De putters hingen in
aparte kooitjes tegen de volière aan en kregen veel negerzaad te eten.
Uit de volière werden handenvol gepeld zaad geraapt en over de bodem van
de putterkooi gestrooid. Ze lieten dan trots zien dat er al volop wit
zaad was gepeld. We hoorden dat grote hoeveelheden te verhandelen
putters iets speciaals door het drinkwater krijgen. Dat zou gaan om
delen chloor en kalk waardoor de maagfunctie wordt verbeterd. Ze frissen
daar kennelijk flink van op. Maar zekerheid valt over dit soort zaken
natuurlijk heel moeilijk te krijgen. Het blijft de vraag of dit een
bekend gegeven is en of de bescherming slechts van tijdelijke aard is.
Tijdens de zomervakanties in Zuidelijke landen (Griekenland en Spanje
b.v.) zijn de putters een dagelijkse verschijning op de campings. Karel
bestudeerde met behulp van een verkijker op een camping in Luxemburg een
groepje putters dat het zaad van paardenbloemen kwam oogsten. De putters
vlogen niet op de bloem maar liepen over de grond naar een bloem toe en
pikten het bloemsteeltje aan de onderkant kapot waardoor de bloem omviel
en het zaad kon worden bereikt. Wij hadden nog nooit eerder van dit
gedrag gehoord. Naarmate je zuidelijker komt worden de putters overigens
kleiner. In "de witte spreeuwen" van maart 1985 lazen we een verhaal van
een Belgische liefhebber over de verzorging van zijn putter. "Wil men
hem echt lang houden, dan moet men hem zeer netjes verzorgen. Geen vogel
kuist zich zoveel en baadt zoveel als een distelvink. Het komt zelden
voor dat hij op het zand zit. Mijn distelvink is nu al acht jaar bij mij
en hij zingt nog altijd vlot. Als voedsel krijgt hij maanzaad, geplet
(niet veel) negerzaad, distel- en slazaad. Als groenvoer krijgt hij de
gekende vogelmuur die hij graag eet. Aan een goed verzorgde distelvink
kan men veel jaren vreugde beleven."
En in "onze vogels"van februari 1969 stond een verhaal over de
ouderdom van een putterman.
"Ook wil ik iets vertellen over mijn ervaring welke ik heb gehad met
een putter. Meer dan 30 jaar ben ik reeds volièrehouder. Hierin heb ik
kanaries en enkele tropische vogels. Ook behoorde hierbij een
man-putter, welke ik destijds van een kennis heb overgenomen. Deze
putter moet dus al enkele jaren oud geweest zijn voordat deze in mijn
volière kwam. En nu komt het, hij is bij mij 24 jaar in leven
gebleven. De laatste jaren was hij gepaard met een kanariepop. Ik heb
hier zeker 18 jongen mee gekweekt. Prachtzangers en mooi van kleur.
Zelfs het laatste jaar voordat de putter stierf kweekte ik nog een
nestje met 4 jongen, welke alle door de putter mee werden
grootgebracht."
|