Sijs en barmsijs
(Carduelis spinus en Carduelis
flammea)
Het sijsje is een monter en opgewekt vogeltje dat voortreffelijk
klautert en vaak omgekeerd aan b.v. elzentakken hangt. Het is steeds in
beweging en schijnt niet moe te worden. Het verschil tussen de mannetjes
en de popjes is heel goed te zien. Voor veel vangers is het een gegeven
dat sijsjes vanaf Rielse kermis (half september) kunnen worden gevangen.
Sijsjes worden op een "top" gevangen of met een lijmpijl aan een visroei
(sijsjes tikken). Een top wordt van tevoren klaargemaakt, een zogenaamde
vaste top. Het kan zijn een elektriciteitsbuisje of een boomtak met
daarop zijtakjes die zijn ingesneden om lijmpijlen in te steken. Zo’n
top moet iets boven het hout b.v. een bos met elzenproppen uitsteken. Na
het vangen van enkele sijsjes moeten er weer lijmpijlen worden
bijgestoken. Maar ook bij het vangen van sijsjes wordt de laatste tijd
veelvuldig het hangnet gebruikt. In alle gevallen is een loksijsje in
een klein kooitje nodig om de vangst beter te laten verlopen. In de tijd
dat ikzelf in Aarle vogeltjes ging vangen, was er een aparte
vangopstelling voor het vangen van sijsjes gemaakt tegen een bosrand met
veel elzenstruiken. Er werd gewerkt met een enkelslaand net van 10 meter
lang en een hoogte van 1,20 meter. Dit net werd naar buiten toe
teruggevouwen waardoor een plein ontstond van 10 x 2,40 meter. Dit net
sloeg van de bomen af dicht, omdat opvliegende sijsjes de neiging hebben
om naar het hout te vliegen. Aan de randen van het net waren enkele
vangkooitjes met loksijsjes (en barmsijsjes) ingegraven en op het
pleintje zaten enkele sijsjes aan de broek waarvan één ook nog aan "un
ruurke". Ook hier werd het net vanuit een schuilhutje bediend. De eerste
sijsjes die doorkomen zijn veel popjes want die komen het eerste. Ze
laten zich heel gemakkelijk vangen en blijven ook zonder problemen in
leven. Wanneer het later wordt in de tijd zijn sijsjes wat moeilijker
levend te houden. Als er in september veel sijsjes werden gezien dan
beloofde het een heel goed seizoen te worden. Sijsjes worden ook vrij
gemakkelijk aan de volière gevangen b.v. in een klepkooi of met een top.
Het sijsjes tikken vergt nog wel enige handigheid. Dat moet zeer rustig
gebeuren want als één sijsje uit de groep iets in de gaten krijgt begint
dat "te kwêêken" en vliegt alles weg. Een van onze informanten vertelde
dat hij meerdere keren met "de visroei" en daarop een lijmpijl sijsjes
heeft gevangen. Er was een apart gaatje gemaakt in een oude vishengeltop
(een stukje ventielslang van een fietsband is ook heel handig om een
lijmpijl tussen te steken) en daarin ging een lijmpijltje. En als je dan
een beetje productie wilt maken dan legt men dat lijmpijltje op de rug
van een sijsje, brengt dat mee naar beneden, de lijmpijl met sijs op de
grond gooien en weer een nieuw lijmpijltje opsteken. De sijsjes met de
lijmpijlen op de grond blijven wel liggen totdat de troep sijsjes
waaruit getikt wordt weer is weggevlogen. En een van onze vaste
informanten smeert simpelweg de hele top van zijn "visroei" in met lijm.
En als de zaak enigszins vuil is geworden dan met een stevige doek de
zaak afpoetsen en opnieuw insmeren. Als de zon schijnt is het overigens
beter om met een geroeste hevel te tikken dan met een buntpijl want die
wordt vrij gemakkelijk door de vogels gezien. Toen een van de zonen van
een liefhebber dat kunstje ook eens wilde uitproberen en stapje voor
stapje heel voorzichtig richting sijsjes ging, begon die steeds erger te
beven en op het laatst liep hij keihard tegen een zinken emmer op en
waren de vogels gevlogen. Toen diezelfde informant 12 jaren oud was, dat
was in 1936, ging die al met een buurman vanuit de Slotstraat bij de
Piushaven waar hij woonde naar het gebied achter de Trappisten om
sijsjes te gaan vangen. Zij maakten een pleintje van enkele meters lang
en stelden een enkel klapnetje van dezelfde lengte op tegen de struiken.
Van een paraplubalein hadden ze een "ruurke" gemaakt met daaraan een
broeksijsje. Een "ruurke" is een eenvoudig hefboompje dat omhoog bewogen
kan worden waardoor je in staat bent om met behulp van een draadje het
sijsje te laten opvliegen om de aandacht van overtrekkende sijsjes te
trekken. Toen ze volledig waren geïnstalleerd en volledig geconcentreerd
zaten te wachten werden ze verrast door twee toentertijd zeer bekende
politiemannen die ook nog een grote bouvier bij zich hadden. Natuurlijk
waren ze alles kwijt. Alleen de buurman kreeg een proces verbaal en
moest later fl. 10.= betalen. Toentertijd een flink bedrag.
Wat kennelijk vrijwel niemand weet is dat sijsjes ook graag het zaad
van berkenbomen lusten. Maar dat zaad valt in september en het is dus
zaak om daarvan zoveel mogelijk te verzamelen. Dat gebeurt het
gemakkelijkst op een plaats waar veel berkenbomen aan het water staan.
Het zaad valt op het water, blijft drijven en schiet bijeen op een
bepaalde plaats. Schep daarvan zoveel mogelijk op en droog dat goed.
Strooi dat onder de plaats waar je sijsjes gaat vangen. Bijvoorbeeld met
een top bij elzenbosjes en je zult veel sijsjes op de grond kunnen
vangen met lijm of treknet.
Voor het vangen in de eigen tuin komen waarschijnlijk de klepkooi,
het klapnetje en de top het meest in aanmerking. Een paar elzentakken
met proppen afsnijden en die boven de klepkooi monteren. Het houten
platformje dat de klep omhoog houdt wordt "sprenkeltje" genoemd. Voor
een top is het handig om ergens een paal neer te zetten met daaraan een
bus waarin elke keer opnieuw een top kan worden geplaatst. Barmsijsjes
worden het meest gezien tussen een groepje sijsjes en die worden dus op
dezelfde wijze gevangen. De barmsijsjes worden nog onderverdeeld in drie
verschillende groepen die iets verschillen in kleur maar in de
praktijk wordt daar niet op gelet. In de eigen woonomgeving komen
sijsjes vaak af op de vetbollen en de pinda’s die mensen ’s winters
buiten hangen voor de vogels. Als dat wordt geconstateerd dan deze
vetbollen ook gebruiken in de klepkooien. In het voorjaar blijken netjes
met pinda’s ook goed te voldoen. Merkwaardig is daarbij wel dat de
sijsjes voorkeur hebben voor rode netjes. Het is een bekend feit dat
sijsjes die vroeg (oktober) worden gevangen vrijwel nooit snel dood
gaan. Het wordt een stuk moeilijker als het gevroren heeft en ze volop
van elzenproppen hebben gegeten. Dan is extra aandacht gewenst. Een zeer
bekende liefhebber voert deze vers gevangen sijsjes mondjesmaat bij met
universeelvoer. Elke dag een klein beetje. Het lijkt ook heel goed te
zijn om sijsjes in de volière iedere week een beetje universeelvoer te
geven, aangevuld met een beetje miereneitjes. Voor dat doel is het
handig om enkele kilo’s verdeeld in kleine wekelijkse pakketjes in de
diepvries te leggen. De sijsjes die op de terugtrek (maart/april) worden
gevangen overleven ook heel gemakkelijk. Als je sijsjes in de kooi hebt
dan moet je altijd goed opletten als je de deur open doet want ze hebben
de neiging om je tegemoet te vliegen. "Bij mij vliegen ze regelmatig
weg" vertelde ons een zeer bekende liefhebber. Tijdens onze bezoeken
zagen we op een bepaald moment een sijsje waarvan het petje niet zwart
maar geel was. Echt een unicum. We wisten wel dat er verschil was tussen
sijsjes met en zonder baardje. Wat wel opvalt bij het vangen van sijsjes
is dat je enkele dagen hele kluchten kunt aantreffen en de dagen daarna
vrijwel geen enkel sijsje te zien is. Volgens een bekende vogelvanger
heeft dat alles te maken met de aanwezigheid van roofvogels op dat
moment. Sijsjes zijn heel gezellige kooivogeltjes die de hele dag
zingen. De zang stelt niet al te veel voor maar het is toch een genot om
die beestjes bezig te horen. De zang van barmsijsjes stelt nog minder
voor en is iets te vergelijken met de zang van een groenvink, een reeks
kwetterende geluiden, vermengd met roepgeluiden. Mannetjes van sijsjes
kunnen gemakkelijk bij elkaar worden gehouden. Maar voor het houden van
meer dan één mannetje van de barmsijs in dezelfde kooi wordt
gewaarschuwd. Eentje zal er kennelijk het loodje leggen. Meerdere keren
is bewezen dat sijsjes het tot ver boven de tien jaar uithouden in een
volière met goede verzorging. Ze overleven ook de hardste winters in
gevangenschap.
In het boek "HALT POLITIE" lazen we over de vangst van barmsijsjes en
fraters het volgende:
"Op een dag deelde een jachtopziener ons mee dat hij al verschillende
keren een man had zien rondscharrelen in de schorren ( een deel van de
Schelde richting Hoogerheide) die deel uitmaakten van een jachtgebied
waarop hij toezicht had. Hoewel hij de man al verschillende keren in
zijn doen en laten had gevolgd was hem nooit iets bijzonders opgevallen.
Toch vertrouwde hij de zaak niet en meende dat de bewuste persoon daar
niet met de beste bedoelingen rondliep. Die dag waren we door andere
werkzaamheden niet meer in de gelegenheid om de betreffende schorren te
gaan bekijken. De volgende dag echter wel en toen waren we daar al vroeg
aanwezig. Het was laag tij en in de grote kreken die links en rechts
door de schorren liepen stond geen drup water. Er lag sneeuw en het was
vreselijk koud. De temperatuur lag zo’n graad of zes beneden het
vriespunt en een harde noordenwind joeg de sneeuw hier en daar tot hopen
bijeen. Ook de schorren, die bij de laatste vloedstroom niet geheel
waren ondergelopen, waren op sommige plaatsen met een dun laagje sneeuw
bedekt. De bruine stengels van de afgestorven lamsorenplanten, die in de
schorren veelvuldig voorkwamen, waren bezet met duizenden
wildzangvogels. In de sneeuw zochten vele van deze vogels naar het zaad
dat door de planten zo rijkelijk was uitgestrooid en in de aangeslibde
grond was achtergebleven. Het viel ons op dat het overgrote deel van de
hierbedoelde vogels barmsijzen en fraters waren. De grijsbruin
gestreepte barmsijzen met hun helder rode petjes en hun zwarte kin
staken af bij het wit van de sneeuw waarbij zij niet onderdeden voor de
fraters die met hun lichtgele snavels en hun rozeachtige stuit in groten
getale aanwezig waren. Toen we de plaats bereikten waar de man
regelmatig was gezien ontdekten we tussen de lamsorenplanten een grote
tak waarop hier en daar nog enkele lijmstokjes waren gesteld. Door de
weersomstandigheden hadden de lijmstokjes niet voldoende kleefkracht
meer om er mee te kunnen vangen. In de directe nabijheid van die tak
lagen tientallen dode barmsijzen en fraters. Aan deze vogels kleefde
vogellijm en ze waren vermoedelijk ten gevolge van uitputting omgekomen.
Boven ons cirkelde een blauwe kiekendief. Deze had zich al als opruimer
van de dode vogels aangemeld. Terwijl wij in de schorren van de ene naar
de andere plaats liepen, vlogen aanhoudend grote kluchten barmsijzen en
fraters weg. Toch waren deze vogels niet bang want soms streken ze
slechts enkele meters van ons verwijderd neer. Ze hadden geen oog voor
de grote roofvogel hoog in de lucht. In de kreken zagen wij dat het tij
was gekeerd en dat het water weer opkwam. Het was hoog tijd om het
gebied te verlaten. Wij hadden genoeg gezien en namen ons voor om dat
terrein zo veel mogelijk in de gaten te houden. Beschermde vogels werden
er gevangen, dat stond voor ons wel vast. De schorren die door veel
vogelsoorten werden bezocht, konden door de vogelvanger alleen maar
betreden worden bij laag water. Daar hielden we rekening mee en de
volgende dag waren we andermaal tijdig present. In de berm van de
polderweg die in de richting van de schorren leidde stond een
personenauto geparkeerd. Omdat de auto zo ver van de schorren verwijderd
was achtergelaten, hadden wij niet het minste vermoeden dat het voertuig
weleens eigendom zou kunnen zijn van de bewuste vogelvanger. Toen wij
even later bij de schorren kwamen, zagen we precies zoals daags tevoren
honderden barmsijzen en fraters in dat gebied. Terwijl wij vanachter de
dijk, met behulp van een verrekijker, de diverse gebieden observeerden,
ontdekten we tussen de vele lamsorenplanten een ons onbekende man. Omdat
er wat mist hing konden we niet vaststellen wat hij daar uitvoerde.
Omdat de man een rood gekleurd plastic emmertje bij zich had en tevens
een viskoffer met nog meer visserijmateriaal, beperkten we ons er toe te
veronderstellen met een wormsteker te doen te hebben. Vanachter de dijk
probeerden we de tak te ontdekken die wij daags tevoren hadden gevonden.
Dit werd ons echter door de mist verhinderd.
Omdat de man zich geruime tijd op die plaats ophield, kregen we hoe
langer hoe meer de indruk dat we met de betreffende vogelvanger te maken
hadden. Onze mening werd nog versterkt toen die persoon zich later in
een nabij gelegen kreek verborg. Duizenden vogels vlogen in zijn
nabijheid. Het leek wel of er een invasie had plaats gevonden van
barmsijzen, fraters en ringmussen. De man volgde het gedrag van de
vogels. Af en toe stak hij zijn hoofd tot boven de rand van de kreek om
dan met veel aandacht in de richting te turen van de plaats die hij even
tevoren had verlaten. Toen er een uur verstreken was moest volgens onze
berekeningen het tij gaan keren. Dat hield in dat de vermoedelijke
vogelvanger de schorren moest gaan verlaten. Na enige ogenblikken zagen
wij de bewuste man vanuit de kreek tevoorschijn komen. Even keek hij om
zich heen om daarna naar de plaats te wandelen waar hij zich tevoren
geruime tijd in gebukte houding had opgehouden. Nabij die plaats liet
hij het plastic emmertje en de hengels vallen. De viskoffer sleepte hij
mee tussen de planten. Enkele meters verder hurkte de man neer en
deponeerde hij de ene na de andere vogel, die hij in zijn onmiddellijke
nabijheid opraapte, in de viskoffer. Het leek een heel karwei te zijn
want tien minuten later was hij nog volop doende. Naar onze mening moest
die man daar een groot aantal vogels hebben gevangen. Wij waren er erg
benieuwd naar. Omdat hij toch met zijn vangst in onze richting moest
komen bleven we, zij het wat ongeduldig, wachten in een oude schaapskooi
achter de dijk. Om beurten hielden we de wacht. De man maakte zich in
het geheel geen zorgen en had meer dan een half uur nodig om alle vogels
te bergen. Eindelijk maakte hij aanstalten om te vertrekken. Toen hij
even later in onze nabijheid kwam hielden we hem staande en spraken hem
aan. Hij deed net of hij van een gezellige vispartij terugkeerde.
Aanvankelijk meende hij met sportvissers te doen te hebben. Maar toen we
hem onze waarnemingen hadden meegedeeld behoefde er geen
politielegitimatie meer aan te pas te komen om hem duidelijk te maken
met wie hij te doen had. Wij waren met stomheid geslagen toen wij even
later vaststelden, dat hij maar liefst twee en tachtig levende
wildzangvogels in de viskoffer had gewurmd. Aan al deze vogels kleefde
vogellijm en sommigen zaten aan elkaar vastgeplakt. Gewikkeld in een
stuk papier had de vogelvanger nog vijfhonderd lijmstokjes bij zich. Al
deze stokjes betroffen buntpijlen ingesmeerd met vogellijm. Nadat wij
ter plaatse de zaak hadden afgehandeld begaven wij ons snel naar een
opslaghouder voor inbeslaggenomen vogels. Daar trachtten wij de lijm van
de vogels te verwijderen wat ons na enkele uren lukte. In de namiddag
bezochten we opnieuw de vangplaats en ontdekten dat de achtergelaten
lijmstokjes nog steeds goed plakten want we konden nog ongeveer twintig
vogels bevrijden. Enkele weken later hoorden we dat een vogelhandelaar
barmsijzen en fraters opkocht en daar drie gulden per stuk voor
betaalde."
|
SIJS
BARMSIJS
|