INHOUD VEUGELTJES VANGEN
INHOUD VAN RIJSWIJK
CUBRA HOME
 

!

Beste lezer, kennis van tradities is een waardevol bezit, maar zo ook de Brabantse natuur. Graag wijzen wij u er daarom op dat het vangen en in bezit hebben van inheemse vogelsoorten en het toepassen van beschreven vangmethoden verboden en strafbaar zijn (artikel 11.37 en 11.40 Besluitactiviteiten leefomgeving).

- Vink

- Keep

- Kneu

- Distelvink

 

- Groenling

- Geelgors

- Goudvink

- Frater

- Europese kanarie

- Nachtegaal

- Zwartkop

- Zanglijster

- Merel

- Veldleeuwerik

- Pestvogel

- Europese kwartel

- Europese tortel

 

Henk van Rijswijk & Karel Hermans

Sijs en barmsijs (Carduelis spinus en Carduelis flammea)

Het sijsje is een monter en opgewekt vogeltje dat voortreffelijk klautert en vaak omgekeerd aan b.v. elzentakken hangt. Het is steeds in beweging en schijnt niet moe te worden. Het verschil tussen de mannetjes en de popjes is heel goed te zien. Voor veel vangers is het een gegeven dat sijsjes vanaf Rielse kermis (half september) kunnen worden gevangen. Sijsjes worden op een "top" gevangen of met een lijmpijl aan een visroei (sijsjes tikken). Een top wordt van tevoren klaargemaakt, een zogenaamde vaste top. Het kan zijn een elektriciteitsbuisje of een boomtak met daarop zijtakjes die zijn ingesneden om lijmpijlen in te steken. Zo’n top moet iets boven het hout b.v. een bos met elzenproppen uitsteken. Na het vangen van enkele sijsjes moeten er weer lijmpijlen worden bijgestoken. Maar ook bij het vangen van sijsjes wordt de laatste tijd veelvuldig het hangnet gebruikt. In alle gevallen is een loksijsje in een klein kooitje nodig om de vangst beter te laten verlopen. In de tijd dat ikzelf in Aarle vogeltjes ging vangen, was er een aparte vangopstelling voor het vangen van sijsjes gemaakt tegen een bosrand met veel elzenstruiken. Er werd gewerkt met een enkelslaand net van 10 meter lang en een hoogte van 1,20 meter. Dit net werd naar buiten toe teruggevouwen waardoor een plein ontstond van 10 x 2,40 meter. Dit net sloeg van de bomen af dicht, omdat opvliegende sijsjes de neiging hebben om naar het hout te vliegen. Aan de randen van het net waren enkele vangkooitjes met loksijsjes (en barmsijsjes) ingegraven en op het pleintje zaten enkele sijsjes aan de broek waarvan één ook nog aan "un ruurke". Ook hier werd het net vanuit een schuilhutje bediend. De eerste sijsjes die doorkomen zijn veel popjes want die komen het eerste. Ze laten zich heel gemakkelijk vangen en blijven ook zonder problemen in leven. Wanneer het later wordt in de tijd zijn sijsjes wat moeilijker levend te houden. Als er in september veel sijsjes werden gezien dan beloofde het een heel goed seizoen te worden. Sijsjes worden ook vrij gemakkelijk aan de volière gevangen b.v. in een klepkooi of met een top. Het sijsjes tikken vergt nog wel enige handigheid. Dat moet zeer rustig gebeuren want als één sijsje uit de groep iets in de gaten krijgt begint dat "te kwêêken" en vliegt alles weg. Een van onze informanten vertelde dat hij meerdere keren met "de visroei" en daarop een lijmpijl sijsjes heeft gevangen. Er was een apart gaatje gemaakt in een oude vishengeltop (een stukje ventielslang van een fietsband is ook heel handig om een lijmpijl tussen te steken) en daarin ging een lijmpijltje. En als je dan een beetje productie wilt maken dan legt men dat lijmpijltje op de rug van een sijsje, brengt dat mee naar beneden, de lijmpijl met sijs op de grond gooien en weer een nieuw lijmpijltje opsteken. De sijsjes met de lijmpijlen op de grond blijven wel liggen totdat de troep sijsjes waaruit getikt wordt weer is weggevlogen. En een van onze vaste informanten smeert simpelweg de hele top van zijn "visroei" in met lijm. En als de zaak enigszins vuil is geworden dan met een stevige doek de zaak afpoetsen en opnieuw insmeren. Als de zon schijnt is het overigens beter om met een geroeste hevel te tikken dan met een buntpijl want die wordt vrij gemakkelijk door de vogels gezien. Toen een van de zonen van een liefhebber dat kunstje ook eens wilde uitproberen en stapje voor stapje heel voorzichtig richting sijsjes ging, begon die steeds erger te beven en op het laatst liep hij keihard tegen een zinken emmer op en waren de vogels gevlogen. Toen diezelfde informant 12 jaren oud was, dat was in 1936, ging die al met een buurman vanuit de Slotstraat bij de Piushaven waar hij woonde naar het gebied achter de Trappisten om sijsjes te gaan vangen. Zij maakten een pleintje van enkele meters lang en stelden een enkel klapnetje van dezelfde lengte op tegen de struiken. Van een paraplubalein hadden ze een "ruurke" gemaakt met daaraan een broeksijsje. Een "ruurke" is een eenvoudig hefboompje dat omhoog bewogen kan worden waardoor je in staat bent om met behulp van een draadje het sijsje te laten opvliegen om de aandacht van overtrekkende sijsjes te trekken. Toen ze volledig waren geïnstalleerd en volledig geconcentreerd zaten te wachten werden ze verrast door twee toentertijd zeer bekende politiemannen die ook nog een grote bouvier bij zich hadden. Natuurlijk waren ze alles kwijt. Alleen de buurman kreeg een proces verbaal en moest later fl. 10.= betalen. Toentertijd een flink bedrag.

Wat kennelijk vrijwel niemand weet is dat sijsjes ook graag het zaad van berkenbomen lusten. Maar dat zaad valt in september en het is dus zaak om daarvan zoveel mogelijk te verzamelen. Dat gebeurt het gemakkelijkst op een plaats waar veel berkenbomen aan het water staan. Het zaad valt op het water, blijft drijven en schiet bijeen op een bepaalde plaats. Schep daarvan zoveel mogelijk op en droog dat goed. Strooi dat onder de plaats waar je sijsjes gaat vangen. Bijvoorbeeld met een top bij elzenbosjes en je zult veel sijsjes op de grond kunnen vangen met lijm of treknet.

Voor het vangen in de eigen tuin komen waarschijnlijk de klepkooi, het klapnetje en de top het meest in aanmerking. Een paar elzentakken met proppen afsnijden en die boven de klepkooi monteren. Het houten platformje dat de klep omhoog houdt wordt "sprenkeltje" genoemd. Voor een top is het handig om ergens een paal neer te zetten met daaraan een bus waarin elke keer opnieuw een top kan worden geplaatst. Barmsijsjes worden het meest gezien tussen een groepje sijsjes en die worden dus op dezelfde wijze gevangen. De barmsijsjes worden nog onderverdeeld in drie verschillende groepen die iets verschillen in kleur maar in de praktijk wordt daar niet op gelet. In de eigen woonomgeving komen sijsjes vaak af op de vetbollen en de pinda’s die mensen ’s winters buiten hangen voor de vogels. Als dat wordt geconstateerd dan deze vetbollen ook gebruiken in de klepkooien. In het voorjaar blijken netjes met pinda’s ook goed te voldoen. Merkwaardig is daarbij wel dat de sijsjes voorkeur hebben voor rode netjes. Het is een bekend feit dat sijsjes die vroeg (oktober) worden gevangen vrijwel nooit snel dood gaan. Het wordt een stuk moeilijker als het gevroren heeft en ze volop van elzenproppen hebben gegeten. Dan is extra aandacht gewenst. Een zeer bekende liefhebber voert deze vers gevangen sijsjes mondjesmaat bij met universeelvoer. Elke dag een klein beetje. Het lijkt ook heel goed te zijn om sijsjes in de volière iedere week een beetje universeelvoer te geven, aangevuld met een beetje miereneitjes. Voor dat doel is het handig om enkele kilo’s verdeeld in kleine wekelijkse pakketjes in de diepvries te leggen. De sijsjes die op de terugtrek (maart/april) worden gevangen overleven ook heel gemakkelijk. Als je sijsjes in de kooi hebt dan moet je altijd goed opletten als je de deur open doet want ze hebben de neiging om je tegemoet te vliegen. "Bij mij vliegen ze regelmatig weg" vertelde ons een zeer bekende liefhebber. Tijdens onze bezoeken zagen we op een bepaald moment een sijsje waarvan het petje niet zwart maar geel was. Echt een unicum. We wisten wel dat er verschil was tussen sijsjes met en zonder baardje. Wat wel opvalt bij het vangen van sijsjes is dat je enkele dagen hele kluchten kunt aantreffen en de dagen daarna vrijwel geen enkel sijsje te zien is. Volgens een bekende vogelvanger heeft dat alles te maken met de aanwezigheid van roofvogels op dat moment. Sijsjes zijn heel gezellige kooivogeltjes die de hele dag zingen. De zang stelt niet al te veel voor maar het is toch een genot om die beestjes bezig te horen. De zang van barmsijsjes stelt nog minder voor en is iets te vergelijken met de zang van een groenvink, een reeks kwetterende geluiden, vermengd met roepgeluiden. Mannetjes van sijsjes kunnen gemakkelijk bij elkaar worden gehouden. Maar voor het houden van meer dan één mannetje van de barmsijs in dezelfde kooi wordt gewaarschuwd. Eentje zal er kennelijk het loodje leggen. Meerdere keren is bewezen dat sijsjes het tot ver boven de tien jaar uithouden in een volière met goede verzorging. Ze overleven ook de hardste winters in gevangenschap.

In het boek "HALT POLITIE" lazen we over de vangst van barmsijsjes en fraters het volgende:

"Op een dag deelde een jachtopziener ons mee dat hij al verschillende keren een man had zien rondscharrelen in de schorren ( een deel van de Schelde richting Hoogerheide) die deel uitmaakten van een jachtgebied waarop hij toezicht had. Hoewel hij de man al verschillende keren in zijn doen en laten had gevolgd was hem nooit iets bijzonders opgevallen. Toch vertrouwde hij de zaak niet en meende dat de bewuste persoon daar niet met de beste bedoelingen rondliep. Die dag waren we door andere werkzaamheden niet meer in de gelegenheid om de betreffende schorren te gaan bekijken. De volgende dag echter wel en toen waren we daar al vroeg aanwezig. Het was laag tij en in de grote kreken die links en rechts door de schorren liepen stond geen drup water. Er lag sneeuw en het was vreselijk koud. De temperatuur lag zo’n graad of zes beneden het vriespunt en een harde noordenwind joeg de sneeuw hier en daar tot hopen bijeen. Ook de schorren, die bij de laatste vloedstroom niet geheel waren ondergelopen, waren op sommige plaatsen met een dun laagje sneeuw bedekt. De bruine stengels van de afgestorven lamsorenplanten, die in de schorren veelvuldig voorkwamen, waren bezet met duizenden wildzangvogels. In de sneeuw zochten vele van deze vogels naar het zaad dat door de planten zo rijkelijk was uitgestrooid en in de aangeslibde grond was achtergebleven. Het viel ons op dat het overgrote deel van de hierbedoelde vogels barmsijzen en fraters waren. De grijsbruin gestreepte barmsijzen met hun helder rode petjes en hun zwarte kin staken af bij het wit van de sneeuw waarbij zij niet onderdeden voor de fraters die met hun lichtgele snavels en hun rozeachtige stuit in groten getale aanwezig waren. Toen we de plaats bereikten waar de man regelmatig was gezien ontdekten we tussen de lamsorenplanten een grote tak waarop hier en daar nog enkele lijmstokjes waren gesteld. Door de weersomstandigheden hadden de lijmstokjes niet voldoende kleefkracht meer om er mee te kunnen vangen. In de directe nabijheid van die tak lagen tientallen dode barmsijzen en fraters. Aan deze vogels kleefde vogellijm en ze waren vermoedelijk ten gevolge van uitputting omgekomen. Boven ons cirkelde een blauwe kiekendief. Deze had zich al als opruimer van de dode vogels aangemeld. Terwijl wij in de schorren van de ene naar de andere plaats liepen, vlogen aanhoudend grote kluchten barmsijzen en fraters weg. Toch waren deze vogels niet bang want soms streken ze slechts enkele meters van ons verwijderd neer. Ze hadden geen oog voor de grote roofvogel hoog in de lucht. In de kreken zagen wij dat het tij was gekeerd en dat het water weer opkwam. Het was hoog tijd om het gebied te verlaten. Wij hadden genoeg gezien en namen ons voor om dat terrein zo veel mogelijk in de gaten te houden. Beschermde vogels werden er gevangen, dat stond voor ons wel vast. De schorren die door veel vogelsoorten werden bezocht, konden door de vogelvanger alleen maar betreden worden bij laag water. Daar hielden we rekening mee en de volgende dag waren we andermaal tijdig present. In de berm van de polderweg die in de richting van de schorren leidde stond een personenauto geparkeerd. Omdat de auto zo ver van de schorren verwijderd was achtergelaten, hadden wij niet het minste vermoeden dat het voertuig weleens eigendom zou kunnen zijn van de bewuste vogelvanger. Toen wij even later bij de schorren kwamen, zagen we precies zoals daags tevoren honderden barmsijzen en fraters in dat gebied. Terwijl wij vanachter de dijk, met behulp van een verrekijker, de diverse gebieden observeerden, ontdekten we tussen de vele lamsorenplanten een ons onbekende man. Omdat er wat mist hing konden we niet vaststellen wat hij daar uitvoerde. Omdat de man een rood gekleurd plastic emmertje bij zich had en tevens een viskoffer met nog meer visserijmateriaal, beperkten we ons er toe te veronderstellen met een wormsteker te doen te hebben. Vanachter de dijk probeerden we de tak te ontdekken die wij daags tevoren hadden gevonden. Dit werd ons echter door de mist verhinderd.

Omdat de man zich geruime tijd op die plaats ophield, kregen we hoe langer hoe meer de indruk dat we met de betreffende vogelvanger te maken hadden. Onze mening werd nog versterkt toen die persoon zich later in een nabij gelegen kreek verborg. Duizenden vogels vlogen in zijn nabijheid. Het leek wel of er een invasie had plaats gevonden van barmsijzen, fraters en ringmussen. De man volgde het gedrag van de vogels. Af en toe stak hij zijn hoofd tot boven de rand van de kreek om dan met veel aandacht in de richting te turen van de plaats die hij even tevoren had verlaten. Toen er een uur verstreken was moest volgens onze berekeningen het tij gaan keren. Dat hield in dat de vermoedelijke vogelvanger de schorren moest gaan verlaten. Na enige ogenblikken zagen wij de bewuste man vanuit de kreek tevoorschijn komen. Even keek hij om zich heen om daarna naar de plaats te wandelen waar hij zich tevoren geruime tijd in gebukte houding had opgehouden. Nabij die plaats liet hij het plastic emmertje en de hengels vallen. De viskoffer sleepte hij mee tussen de planten. Enkele meters verder hurkte de man neer en deponeerde hij de ene na de andere vogel, die hij in zijn onmiddellijke nabijheid opraapte, in de viskoffer. Het leek een heel karwei te zijn want tien minuten later was hij nog volop doende. Naar onze mening moest die man daar een groot aantal vogels hebben gevangen. Wij waren er erg benieuwd naar. Omdat hij toch met zijn vangst in onze richting moest komen bleven we, zij het wat ongeduldig, wachten in een oude schaapskooi achter de dijk. Om beurten hielden we de wacht. De man maakte zich in het geheel geen zorgen en had meer dan een half uur nodig om alle vogels te bergen. Eindelijk maakte hij aanstalten om te vertrekken. Toen hij even later in onze nabijheid kwam hielden we hem staande en spraken hem aan. Hij deed net of hij van een gezellige vispartij terugkeerde. Aanvankelijk meende hij met sportvissers te doen te hebben. Maar toen we hem onze waarnemingen hadden meegedeeld behoefde er geen politielegitimatie meer aan te pas te komen om hem duidelijk te maken met wie hij te doen had. Wij waren met stomheid geslagen toen wij even later vaststelden, dat hij maar liefst twee en tachtig levende wildzangvogels in de viskoffer had gewurmd. Aan al deze vogels kleefde vogellijm en sommigen zaten aan elkaar vastgeplakt. Gewikkeld in een stuk papier had de vogelvanger nog vijfhonderd lijmstokjes bij zich. Al deze stokjes betroffen buntpijlen ingesmeerd met vogellijm. Nadat wij ter plaatse de zaak hadden afgehandeld begaven wij ons snel naar een opslaghouder voor inbeslaggenomen vogels. Daar trachtten wij de lijm van de vogels te verwijderen wat ons na enkele uren lukte. In de namiddag bezochten we opnieuw de vangplaats en ontdekten dat de achtergelaten lijmstokjes nog steeds goed plakten want we konden nog ongeveer twintig vogels bevrijden. Enkele weken later hoorden we dat een vogelhandelaar barmsijzen en fraters opkocht en daar drie gulden per stuk voor betaalde."


 

SIJS

BARMSIJS