INHOUD VEUGELTJES VANGEN
INHOUD VAN RIJSWIJK
CUBRA HOME
 

!

Beste lezer, kennis van tradities is een waardevol bezit, maar zo ook de Brabantse natuur. Graag wijzen wij u er daarom op dat het vangen en in bezit hebben van inheemse vogelsoorten en het toepassen van beschreven vangmethoden verboden en strafbaar zijn (artikel 11.37 en 11.40 Besluitactiviteiten leefomgeving).

- Vink

- Keep

- Kneu

- Distelvink

- Sijs

- Barmsijs  

 

- Geelgors

- Goudvink

- Frater

- Europese kanarie

- Nachtegaal

- Zwartkop

- Zanglijster

- Merel

- Veldleeuwerik

- Pestvogel

- Europese kwartel

- Europese tortel

 

Henk van Rijswijk & Karel Hermans

Groenling, groenvink of doornvink (Carduelis chloris)

Wie kent deze forse olijfgroene vink niet, waarvan het mannetje onmiddellijk opvalt door zijn heldergele vleugelvlekken, de gele grote slagpennen en staartpennen. De poppen zijn matter van kleur en neigen naar grijsgroen. Ze hebben een forse snavel (11 à 12 mm) en donkerbruine ogen. Robuuste vogels zijn het, die uit het noorden grijzer en groter, die uit het zuiden bruiner en kleiner. Het zijn zowel stand- als trekvogels. Je komt de groenling vrijwel overal tegen in parken en tuinen maar ook in gemengde bossen. Verder zijn bomengroepen langs boerderijen en bomenrijen langs wegen favoriet. Hij eet vooral bessen, bladknoppen, onkruidzaden en insecten die op de grond worden gevangen. De keuze van de nestplaats en de bouw van het nest is voorbehouden aan het vrouwtje. Ze bouwt een komvormig nest met twijgjes, hooisprietjes, wortelvezels, mos en dierhaar. Daarin deponeert ze 5 of 6 lichtblauwe eitjes met bruine spikkels. Vanaf half april kun je de volledige legsels al aantreffen en dat gaat door tot in augustus. Na 13 of 14 dagen broeden, alleen door het vrouwtje, worden de jongen geboren. De eerste 8 dagen wordt het nest zuiver gehouden. Jonge groenvinken eten veel en vliegen met 14 dagen uit. Nog eens 14 dagen later zijn ze zelfstandig. Zij zwerven in groepjes door de velden. Groenvinken zijn echte vegetariërs, die zich voeden met onrijpe zaden en bladknoppen. Gedurende de winter storten ze zich massaal op de rozenbottels. Ze worden het meest gevangen samen met andere vogels als vinken en kneuters. Er zitten vrijwel altijd enkele exemplaren bij. Maar ze worden alleen meegenomen als er speciaal om is gevraagd. Ze worden in het najaar ook heel gemakkelijk op rozenbottels of op een zakje pinda’s gevangen. In de volière zijn ze gemakkelijk te houden mits die goed droog is en groot genoeg, want ze kunnen zich tegenover kleinere vogelsoorten weleens aggressief gedragen. De zang stelt niet veel voor. Jan P. Strijbos schrijft er in zijn boekje "De vogels rondom ons huis" als volgt over. "Het meest horen we een lang, hees, nasaal klinkend geblèr. Vooral op drukkend warme zomerdagen kan hij dreinerig zitten blèren en zó aanhoudend, dat je jezelf afvraagt wat mankeert dat beest vandaag toch?" Een heel ander geluid laat dr. Jac. P. Thijsse horen in zijn befaamde boek "Het Vogeljaar". "Hij zit wel graag in de toppen van de bomen en laat dan een zonderling geluid horen. Een langgerekte roep wel twee seconden van duur, in het geheel niet klinkend of welluidend, maar toch te zacht om hem snerpend te noemen. Het is een mooiweer- en tevredenheidsgeluid en als een stuk of zes groenlingen tegelijk zo aan de gang zijn, dan begin je dat vanzelf prettig te vinden. Zingen doen ze ook dan werkelijk zeer liefelijk en zacht. Heel dikwijls zingen ze bijgaand wijsje."